Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- [naam] h.o.d.n. Basis voor zorg, de mentor van betrokkene;
- [naam], specialist ouderengeneeskunde;
- [naam], GZ-psycholoog.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een inbewaringstelling van een betrokkene, die verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van zorgen over de mentale en fysieke toestand van de betrokkene. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 26 maart 2025, en de zitting vond plaats op 28 maart 2025. Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn mentor en zorgverleners.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis en andere gezondheidsproblemen, maar oordeelt dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is dat een rechterlijke machtiging voor voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigt. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat er onvoldoende bewijs is dat de situatie van de betrokkene zo ernstig is dat onmiddellijke actie vereist is. De rechtbank concludeert dat, hoewel er zorgen zijn over de zorg voor de betrokkene, de huidige omstandigheden geen voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op dezelfde dag.