ECLI:NL:RBOBR:2025:2179

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
WR 25/006
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 10 april 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die verdachte is in een strafzaak met parketnummer 01-289027-23, werd bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers. De wraking was gericht tegen mr. A. Wolfs, de oudste rechter van de meervoudige strafkamer. Het wrakingsverzoek volgde na een zitting op 27 februari 2025, waar de verdachte werd ondervraagd over de feiten van de zaak, die betrekking heeft op stalking. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 20 maart 2025, was de gewraakte rechter afwezig en werd het verzoek toegelicht door de verdachte en zijn advocaat.

De verdediging stelde dat de oudste rechter een oordeel had geveld door te concluderen dat de verdachte en het slachtoffer zich vaak op dezelfde plek bevonden, wat volgens hen een blijk van vooringenomenheid zou zijn. De oudste rechter reageerde op 10 maart 2025 en gaf aan dat zijn opmerkingen geen blijk gaven van partijdigheid, maar eerder een samenvatting waren van de gegevens uit het dossier. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid was, en dat de opmerkingen van de rechter in lijn waren met de dossierstukken.

De wrakingskamer concludeerde dat de procedure rondom het proces-verbaal niet in strijd was met het wrakingsprotocol, en dat de woorden van de rechter niet relevant waren voor de beoordeling van de onpartijdigheid. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 25/006
Beslissing van 10 april 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 512 van het wetboek van strafvordering (Sv) van
[verdachte],
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers
strekkende tot de wraking van
mr. A. Wolfs,
(oudste) rechter van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Verzoeker is verdachte in de zaak met parketnummer 01-289027-23. Deze strafzaak is behandeld op de zitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2025.
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek was op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig: verzoeker en zijn raadsman. De rechter heeft zich schriftelijk afgemeld.
1.3
Verzoeker en zijn advocaat hebben tijdens de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek toegelicht.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Op 27 februari 2025 vond de mondelinge behandeling plaats van de strafzaak tegen verzoeker. In deze zaak gaat het om een verdenking van stalking. Tijdens de feitenbespreking ondervroeg de (oudste) rechter verzoeker naar aanleiding van wat is opgenomen in de dossierstukken.
2.2.
De wrakingsgrond is dat de (oudste) rechter tijdens de feitenbespreking, volgens de verdediging, een oordeel heeft gegeven, namelijk door de conclusie te trekken dat waar verzoeker is, het slachtoffer ook is. Die conclusie kan de (oudste) rechter volgens verzoeker niet uitspreken omdat hij daarmee al zegt hoe zij er over denkt.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is verder aangevoerd dat het proces-verbaal niet volgens de regels van het wrakingsprotocol is opgemaakt.
2.4.
Uit de reactie van de (oudste) rechter van 10 maart 2025 maakt de wrakingskamer op dat hij niet berust in het wrakingsverzoek. De (oudste) rechter geeft verder aan dat de door hem aan verzoeker gestelde vagen en de richting verzoeker gemaakte opmerkingen zijns inziens geen blijk geven van rechterlijke partijdigheid. De (oudste) rechter heeft naar eigen zeggen de lijn van de aangifte van de vrouw benoemd onder verwijzing naar de aangifte van de vrouw en haar logboek. De opmerkingen van de (oudste) rechter waren volgens hem in lijn met die aangifte en dat logboek. In dat kader moeten deze vragen en opmerkingen dan ook gewogen worden volgens de (oudste) rechter.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
Ondervraging
3.2
Verzoeker is het oneens met de weergave in het proces-verbaal van de zitting van wat de (oudste) rechter heeft gezegd. In het proces-verbaal staat het volgende: “Ik hou voor dat uit de aangifte een lijn naar voren komt dat het slachtoffer verdachte vaak tegenkomt.”
Door verzoeker wordt gesteld dat door de (oudste) rechter gezegd is: “Ik concludeer waar mevrouw is, bent u ook.” In zijn nadere toelichting van 17 maart 2025 stelt verzoeker dat de (oudste) rechter heeft gezegd “trek ik de conclusie (…).” In het door verzoeker overgelegde krantenartikel van 28 februari 2025 van het Eindhovens Dagblad over de mondelinge behandeling schrijft de journalist dat het volgende is gezegd: “Uit het dossier trek ik de conclusie dat u altijd op dezelfde plek bent als het slachtoffer.” Volgens verzoeker kan de wrakingskamer niet uitgaan van de juistheid van de bewoordingen uit het proces-verbaal, nu dit proces-verbaal pas na de zitting is opgemaakt (wat niet conform het wrakingsprotocol is) en het proces-verbaal is ondertekend door de gewraakte rechter.
Verzoeker heeft de voorzitter van de meervoudige strafkamer verzocht om het proces-verbaal te rectificeren. Bij elektronisch bericht van 12 maart 2025 is aan verzoeker meegedeeld dat zijn weergave van wat gezegd is aan het proces-verbaal wordt gehecht en dat het proces-verbaal zelf niet wordt herzien.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat in het midden kan blijven welke woorden de (oudste) rechter precies heeft gebruikt. Uit geen van beide lezingen van wat is gezegd op de zitting blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Zijn opmerking sluit - in beide varianten - aan op de gegevens uit het dossier, en in het bijzonder het proces-verbaal van aangifte. De wijze waarop dat door de (oudste) rechter voorafgaand aan diens gewraakte opmerking werd voorgehouden kan niet anders worden gezien als samenvattende afronding van het gesprek over het dossier tot dat punt. Als al moet worden uitgegaan van het gebruik van het woord “conclusie” dan zegt dat niets over de weging van die feiten met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Bovendien geldt dat de verdediging nog feiten en omstandigheden kon aanvoeren op grond waarvan verzoeker vindt dat deze conclusie andersluidend moet zijn. Uit het voorgaande kan geen vooringenomenheid danwel de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor worden afgeleid.
Opmaak proces-verbaal
3.4
Nu de wrakingskamer in het midden laat welke woorden de (oudste) rechter heeft gebezigd, behoeft de vraag in hoeverre het proces-verbaal in strijd met het wrakingsprotocol is opgemaakt en ondertekend geen beantwoording.
3.5.
Al het voorgaande overziend zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking van de (oudste) rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Kooijman, voorzitter, mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. M. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van, mr. F.L. van Huijkelom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.