ECLI:NL:RBOBR:2025:2131

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
01/281320-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het medeplegen van gewoontewitwassen met gevangenisstraf

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1986, die beschuldigd werd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De zaak kwam aan het licht door het onderzoek Argus, dat zich richtte op criminele samenwerkingsverbanden van gebruikers van cryptotelefoons. De verdachte werd beschuldigd van het verbergen en verhullen van de herkomst van geldbedragen en goederen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijven, waaronder de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, waaronder contante stortingen op de bankrekening van de verdachte en de aanschaf van dure goederen, zoals auto’s en sieraden, zonder dat deze konden worden verklaard door legale inkomsten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar medeverdachte van het plegen van witwassen een gewoonte hadden gemaakt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten in aanmerking nam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.281320.23
Datum uitspraak: 09 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar 1] 1986,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2024 en 26 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 23 januari 2024, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(van) een voorwerp(en), te weten:
(een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld ten behoeve van de aanschaf van en/of de betaling van en/of de storting(en) van:
- een of meer geldbedrag(en) op bankrekening [rekeningnummer] . ten name van [verdachte] ,
- de kosten van levensonderhoud,
- de kosten van bouwmaterialen, bouwkosten, inventaris, al dan niet bestemd voor de (ver)bouw(ing), aankleding en/of inrichting van een woning gelegen aan de [adres] te Eindhoven,
- een of meer sieraden, vakantiereizen en/of uitstapjes,
- een of meerdere personenauto’s te weten:
• een Mercedes Benz A250 ( [kenteken 1] ),
• een Volkswagen Up ( [kenteken 2] ),
• een Volkswagen Golf ( [kenteken 3] ), althans een of meer voorwerpen,
A.
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwer(en) voorhanden had(den)
en/of
B.
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of een of meer van haar medeverdachten wisten dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - mede afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en zij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Vanuit het onderzoek Argus, dat zich richt op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van SkyECC en onder meer tot doel heeft om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van SkyECC in beeld te brengen en te analyseren, werden aan het onderzoeksteam van onderzoek Doornappel, de gegevens verstrekt betreffende twee Sky accounts ( [accountnaam 1] en [accountnaam 2] ). De berichten van deze accounts duiden op betrokkenheid bij de grootschalige handel in cocaïne.
De gebruiker van voornoemde accounts werd door de politie geïdentificeerd als [medeverdachte] , geboren [geboortejaar 2] 1977 te Eindhoven.
Uit onderzoek Doornappel bleek onder meer dat [medeverdachte] een relatie had met [verdachte] , dat hij afwisselend ingeschreven stond op haar adres aan de [adres] te Eindhoven en het adres van zijn moeder en dat hij vanuit de woning van [verdachte] handelde in cocaïne. Ook bleek uit het onderzoek dat de woning van [verdachte] flink was verbouwd, waarbij bedragen werden genoemd van 70.000/80.000 euro. Daarnaast waren er aanwijzingen dat [verdachte] een of meerdere auto's op haar naam gezet zou hebben voor haar partner en dat beiden de beschikking hadden gehad over hoeveelheden contant geld.
Op 23 januari 2024 werd, gezien het onderzoek tot dan toe, op bevel van officier van justitie [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) buiten heterdaad aangehouden in de woning van [verdachte] (hierna: verdachte).
Verdachte wordt er van beschuldigd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op de gronden zoals verwoord in haar op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is op de gronden zoals opgenomen in zijn schriftelijke pleitnota vrijspraak bepleit. Verdachte en haar medeverdachte voerden geen gezamenlijke duurzame huishouding. Verdachte beschikte bovendien over voldoende eigen middelen om haar uitgaven te bekostigen en heeft dus niet geprofiteerd van de inkomsten van de medeverdachte én verdachte was niet op de hoogte van het strafbare karakter van die inkomsten.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Nadere bewijsoverwegingen.

Juridisch kader.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat het geldbedrag waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Op grond van bestendige jurisprudentie kan, in een geval waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld of de goederen direct of indirect uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De zittingsrechter moet bij de toetsing het volgende stappenplan doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien van een dergelijk vermoeden sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de (legale) herkomst van het geld of de goederen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Indien en voor zover een aan die eisen beantwoordende verklaring van de verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte af te leiden, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Ook de onderhavige verwijten zullen aan de hand van dit toetsingskader worden beoordeeld.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen
directbewijs heeft opgeleverd dat alle voorwerpen/gelden waarop de witwasgedragingen van verdachte betrekking zouden hebben uit een concreet misdrijf afkomstig zijn.
Gezamenlijke huishouding
De rechtbank gaat eerst in op de vraag of sprake was gezamenlijke huishouding tussen verdachte en haar medeverdachte, nu de tenlastelegging in beide zaken identiek is. Vast staat dat verdachte en haar medeverdachte in de tenlastegelegde periode een relatie kregen, op traditioneel islamitische wijze in de echt verbonden zijn en een kind hebben gekregen. De medeverdachte stond ook gedurende een groot deel van de tenlastegelegde periode bij verdachte ingeschreven. Hij gebruikte het adres van verdachte om af te spreken met zijn relaties. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachten gedurende deze periode een gezamenlijke huishouding hebben gehad. Dat de relatie niet altijd even stabiel is geweest doet daar niet aan af. De op de tenlastelegging genoemde bedragen en uitgaven zijn ten goede van beide verdachten gekomen.
Partiële vrijspraak
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde Volkswagen Golf is door getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Gelet op de inhoud van deze verklaring en de door de getuige hierbij overgelegde stukken alsmede de door de verdediging overgelegde stukken acht de rechtbank het aannemelijk dat de Volkswagen Golf feitelijk van [getuige 1] was. Verdachte zal ten aanzien van de Volkswagen Golf dan ook partieel worden vrijgesproken.
Vermoeden van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna te noemen feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Kort samengevat blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en haar medeverdachte de beschikking moeten hebben gehad over (grote) hoeveelheden contant geld waarmee verdachte en/of haar mededader stortingen op de bankrekening van verdachte hebben verricht, kosten voor hun levensonderhoud hebben voldaan, een verbouwing hebben bekostigd en diverse goederen hebben aangeschaft, waaronder twee personenauto’s terwijl dit geld niet verklaard kan worden door hun legale inkomen.
Stortingen.
Uit het onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt dat op haar bankrekening [rekeningnummer] in de onderzochte periode van 1 januari 2020 tot en met 28 augustus 2023 een totaal van € 52.665,- aan contante stortingen heeft plaatsgevonden.
Kosten van levensonderhoud.
Door de politie is een NIBUD-vergelijking opgesteld. Hieruit volgt dat de uitgaven van verdachten voor levensmiddelen in de gehele periode van gezamenlijke huishouding (1 juni 2020 tot en met 28 augustus 2023) ver achterblijven op wat volgens de NIBUD-richtlijn minimaal benodigd is. Ook valt op dat daar waar de gezamenlijke uitgaven van verdachten voor de kosten van het levensonderhoud in deze periode ver achterblijven op wat volgens de richtlijn van het NIBUD benodigd is, verdachte in de jaren 2021, 2022 en 2023 wel vele grote uitgaven per bank gedaan heeft (bijvoorbeeld 10 transacties bij Louis Vuitton voor een totaal van € 8.055,00) die niets met eerste levensbehoeften te maken hebben. De rechtbank stelt vast dat het overgrote deel van de kosten voor levensonderhoud contant voldaan moeten zijn.
Verbouwing.
Uit het dossier blijkt dat er eind 2020/begin 2021 een verbouwing plaatsgevonden heeft aan de woning aan de [adres] te Eindhoven. Uit de gegevens van de [woningstichting] blijkt dat de volgende werkzaamheden hebben plaatsgevonden:
• het realiseren van een doorgang van de woonkamer naar de keuken;
• het realiseren van een doorgang van de hal naar de woonkamer;
• het vervangen van de houten vloer op de begane grond door een betonvloer;
• het verwijderen van twee schouwen op de begane grond;
• het verwijderen en dichten van de doorgang van de hal naar de keuken.
De exacte kosten van al deze werkzaamheden zijn niet gebleken.
Uit de analyse van de bankrekeningen van de verdachte en haar medeverdachte blijkt dat ongeveer € 2.850,- aan girale overschrijvingen te relateren aan een verbouwing hebben plaatsgevonden (betalingen aan een tegelzettersbedrijf, Hornbach, [bedrijf 1] , [bouwkundig adviesbureau] ). Naast genoemde afschrijvingen op de bankrekeningen van verdachten die te relateren zijn aan een verbouwing zijn er diverse facturen aangetroffen van uitgaven die verband houden met de aankleding en inrichting van de woning. De rechtbank wijst hierbij onder andere op een factuur van € 4.325,14 van [bedrijf 1] (waarvan slechts van € 25,00 bekend is dat deze giraal is betaald), facturen van [bouwkundig adviesbureau] van € 1.554,00, € 1.489,00 en 2.920,00 waarvan alleen de eerste per bank is betaald en facturen van [bedrijf 2] t.w.v. respectievelijk € 1.000,00 en €1.648,00.
De rechtbank gaat er van uit dat het hiervoor genoemde bedrag van € 2.850,00 dat ziet op de verbouwing slechts een fractie van de totale verbouwingskosten betreft. De opgesomde werkzaamheden schetsen namelijk het beeld van een ingrijpende en daarmee kostbare verbouwing, wat wordt bevestigd door berichten van de medeverdachte en door communicatie tussen medeverdachte en verdachte. De gebruiker van Sky-account [accountnaam 2] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte] ) stuurt op 24 december 2020 in een chat “
Want ben al 22 koppen nu kwijt al. Verbouwing”. Hieruit maakt de rechtbank op dat de medeverdachte in december 2020 zijn gesprekpartner vertelt dat hij al € 22.000,00 heeft uitgeven aan de verbouwing. Verder volgt uit een chatgesprek tussen de verdachte en medeverdachte in januari 2022 dat zij zelf de waarde van de woning door de verbouwing op “
60 a 70 koppe meer” schatten dan een vergelijkbare woning elders in de straat.
De rechtbank schat de totale kosten op grond van vorenstaande dan ook ergens in de orde van grootte van € 60.000,- a € 70.000,- en stelt vast dat het overgrote deel hiervan contant voldaan moet zijn.
Sieraden, vakantiereizen en/of uitstapjes.
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] werd een map met facturen aangetroffen. Eén van deze facturen betrof een factuur van 24 december 2022 van Cartier ad € 5.560,00 die deels cash, deels via debitcard is voldaan. Wat er gekocht is, blijkt niet uit het proces-verbaal betreffende de facturen. Tijdens een door verdachte op 4 december 2023 met Cartier gevoerd telefoongesprek over het maken van een afspraak vertelt verdachte de verkoper dat zij een tijd geleden een ring en een armband heeft gekocht. Verdachte wenst een afspraak te maken voor het bezichtigen van nog een ring. Hoewel niet vastgesteld kan worden dat voornoemde factuur bij de door verdachte in het telefoongesprek genoemde ring en armband hoort, kan op grond van vorenstaande wel worden vastgesteld dat verdachte in de tenlastegelegde periode meerdere Cartier sieraden heeft gekocht en dat verdachte een aankoop bij Cartier (deels) contant heeft afgerekend.
De analyse van de bankrekening van verdachte vermeldt diverse uitgaven die in de tenlastegelegde periode zijn te relateren aan vakantiereizen en/of uitstapjes. Verdachte heeft ruim € 4.800,00 uitgegeven aan Transavia, TUI reizen, Ryanair en Travix Nederland BV (Budgetair/Cheaptickets). Uit het onderzoek naar de bankrekening van de medeverdachte blijkt verder dat door hem in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 augustus 2023 een bedrag van ruim € 5.000,- is uitgegeven aan vluchten en uitgaven in het buitenland en dat er vanaf zijn bankrekening nog eens ruim € 3.300,- aan betalingen in het buitenland hebben plaatsgevonden.
Personenauto’s.
Een personenauto van het merk Mercedes Benz, type A 250, met [kenteken 1] heeft van 28 mei 2020 tot 20 november 2020 op naam van verdachte gestaan. De rechtbank gaat er van uit dat het voertuig door verdachte op naam is genomen op verzoek van de medeverdachte. Dit blijkt uit een bericht van 22 juni 2020 waarin de gebruiker van Sky-account [accountnaam 1] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte] ) tegen zijn gesprekspartner zegt dat hij koppijn heeft met z’n vrouwtje en dat hij iemand zoekt die hem op naam wil nemen (“
heb auto op haar naam gezet, weet jij iemand die me auto op naam kan zetten”) en uit het telefoongesprek dat verdachte heeft gevoerd op 24 november 2023. In dit telefoongesprek vertelt verdachte aan [accountnaam 3] dat de medeverdachte de auto heeft betaald en dat het een dure was. De Mercedes, met bouwjaar 2019, had een nieuwwaarde van € 55.242,00. Uit de analyse van de bankrekeningen van verdachte en de medeverdachte volgt dat er géén transacties zijn geconstateerd die een relatie hebben tot de aan- en verkoop van de Mercedes-Benz met [kenteken 1] .
Op 18 november 2020 is er een Volkswagen Up met [kenteken 2] op naam gezet van verdachte. De Volkswagen, met bouwjaar 2014, had een nieuwwaarde van
€ 10.974,00 en heeft tot 23 maart 2021 op naam van verdachte gestaan.
Gelet op de nieuwwaarde en bouwjaar van de Mercedes, de dagwaarde op het moment dat deze voertuigen op naam van verdachte zijn gesteld en het ontbreken van relevante financiële transacties rondom de wisseling van tenaamstelling van deze voertuigen, is de wijze van aanschaf van deze voertuigen tot op dit moment onverklaarbaar. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de voertuigen contant zijn betaald.
Inkomen.
Er is onderzoek gedaan naar de inkomens- en vermogenspositie van verdachte alsmede naar de financiële situatie van de medeverdachte. Hieruit volgt dat verdachte en haar partner niet over een (bekend) toereikend legaal inkomen hebben beschikt waaruit de hiervoor beschreven contante uitgaven, naast de op de bankrekeningen van verdachten vastgestelde uitgaven, zouden kunnen worden verklaard. Beide verdachten beschikten weliswaar over een legaal inkomen, maar hieruit kunnen niet al bovenstaande uitgaven worden gerechtvaardigd.
Tellen en overdragen van grote contante geldbedragen.
Uit het dossier blijkt dat de medeverdachte in de tenlastegelegde periode meermaals aan verdachte heeft gevraagd geldbedragen over te dragen aan of te ontvangen van derden en ook dat het tellen van dergelijke bedragen regelmatig mis ging.
Tussenconclusie.
Het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld zonder dat daar de noodzaak toe bestaat op grond van beroep of bedrijf kan worden geduid als een witwastypologie, net als het feit dat de handel in verdovende middelen (waar medeverdachte van wordt verdacht) vaak grote hoeveelheden contant geld oplevert.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een vermoeden van witwassen, en ligt het op de weg van verdachte om ter zake de herkomst van de middelen een verklaring te presenteren die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk voorkomt.
Verklaring van verdachte(n).
De verdachte heeft in een emailbericht van 10 maart 2025, gericht aan haar raadsman en toegevoegd aan het dossier, een verklaring gegeven voor het hebben van veel contant geld en over de gedane uitgaven. Verdachte heeft in haar verklaring gewezen op een schadevergoeding die zij gehad zou hebben in verband met een medische fout bij de geboorte van haar dochter, op de bruidsschat verkregen bij zowel haar eerste als haar tweede huwelijk en op diverse giften ontvangen ter gelegenheid van huwelijk/geboorte/feestdagen. Daarnaast ontving zij een inkomen uit arbeid. Ter zitting heeft verdachte haar verklaring op verschillende punten aangevuld.
Haar verklaring komt erop neer dat zij haar geld graag contant heeft en dat zij weinig vertrouwen heeft in het bankwezen. Zij heeft van dit contante geld haar kosten van levensonderhoud betaald en geleefd. Zij heeft altijd geleefd van haar eigen geld en de medeverdachte heeft nergens aan bij gedragen. Volgens haar was er geen sprake van dure vakanties of uitstapjes. De verbouwing heeft niet meer gekost dan gefactureerd is door [klusbedrijf] . Zij verwijst hiertoe naar de door haar overgelegde factuur en de verklaring van getuige [getuige 2] . Met betrekking tot de Mercedes heeft zij verklaard dat ze deze auto na bemiddeling door medeverdachte had gekocht op afbetaling en dat zij alleen de eerste termijn heeft betaald. Met betrekking tot Volkswagen Up heeft zij verklaard dat het toeval was dat zij deze auto op haar naam had omdat de medeverdachte op het moment van overschrijving geen identiteitsbewijs bij zich had. Deze auto was echter van medeverdachte. Tot slot zag het tellen en overdragen van grote geldbedragen op de handel in auto-onderdelen van medeverdachte.
Concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk?
Verdachte heeft lange tijd gezwegen, ook nadat zij was gewezen op het belang van het afleggen van een verklaring. Uiteindelijk is zij pas kort voor de zitting gaan verklaren. Verdachte heeft vervolgens noch van de schadevergoeding, noch van de giften die zij ontvangen heeft concrete bedragen genoemd en heeft evenmin inzicht verschaft in hoe zij die bedragen in de loop van de jaren zou hebben besteed dan wel bewaard. Op de bankrekeningen van verdachte zijn de door verdachte genoemde posten geheel niet terug te vinden terwijl het zeker ten aanzien van de beweerdelijke schadevergoeding in de lijn der verwachting ligt dat verdachte van de toekenning en/of uitbetaling hiervan schriftelijke stukken had kunnen overleggen. Dit maakt de verklaring van verdachte over de beschikbaarheid van contant geld onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Daarnaast hebben zowel verdachte als haar medeverdachte (ter zitting) aangevoerd dat medeverdachte legale inkomsten genereerde met het handelen in auto-onderdelen. Door verdachte is ter onderbouwing hiervan een emailbericht overgelegd (in het Duits) van een firma waarvoor de medeverdachte deze handelsactiviteiten zou hebben verricht. Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaring en de ter onderbouwing overgelegd e-mail onvoldoende concreet en verifieerbaar zijn. Hierbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat waaruit kan worden afgeleid dat de medeverdachte op enig moment activiteiten in de auto-onderdelenhandel heeft ontplooid, laat staan dat hij daar (legale) inkomsten uit heeft gehad.
De rechtbank hecht geen waarde aan de door de verdachten overgelegde factuur van [klusbedrijf] waaruit zou moeten blijken dat de verbouwing slechts € 9.250,00 zou hebben gekost. De bankrekeningen van verdachten tonen geen enkele overschrijving aan het klusbedrijf, hebben op geen enkel moment in de bewuste periode voldoende saldo gehad voor het bekostigen van de verbouwing (die bovendien meer werkzaamheden heeft omvat dan op die factuur vermeld staan) en nergens blijkt uit dat er eerder dan oktober 2023 (telefonisch) contact is geweest tussen verdachte en [klusbedrijf]. Daarbij komt nog dat het totaalbedrag van de factuur niet strookt met de hiervoor aangehaalde uitlatingen van de verdachten betreffende de kosten van de verbouwing/de waardevermeerdering van de woning. In het licht van het dossier is deze verklaring van verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook hoogst onwaarschijnlijk.
De verklaring van verdachte dat de Mercedes op afbetaling werd gekocht maar uiteindelijk niet werd betaald omdat de aankoop ongedaan werd gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Uit het dossier blijkt dat degene op wiens naam de Mercedes stond voordat deze op naam van verdachte kwam te staan net zo min als verdachte handen en voeten kon geven aan de gang van zaken rond de overdracht van deze auto.
Over de aanschaf van de Volkswagen Up is niet anders verklaard dan dat de tenaamstelling min of meer toevallig was.
Van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte is dan ook op geen van de genoemde punten sprake. Aan een vervolgstap in die zin dat het Openbaar Ministerie de herkomst van het geldbedrag (nader) had kunnen en moeten onderzoeken, wordt dus niet toegekomen.
Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap.
Voor de strafbaarheid van witwassen is vereist dat de pleger ‘wist’ of ‘redelijkerwijs had moeten vermoeden’ dat het een uit misdrijf afkomstig goed betrof. In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang. Zoals hiervoor werd overwogen is op 28 mei 2020 een dure Mercedes op naam van verdachte gezet die door de medeverdachte is betaald. Op het moment van overschrijven van het kenteken zat de medeverdachte gedetineerd, wat verdachte wist. Op dat moment beschikte medeverdachte niet over enig inkomen. De omstandigheden waaronder de Mercedes werd aangeschaft zijn tot op heden bovendien uiterst schimmig. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte er van op de hoogte was dat de Mercedes werd aangeschaft met geld afkomstig uit enig misdrijf. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van wetenschap bij verdachte. Hetzelfde geldt voor de kosten van de verbouwing, waarvan in ieder geval ten aanzien van € 22.000,00 vast staat dat deze door de medeverdachte werden betaald, terwijl hij op dat moment slechts beschikte over een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bovendien blijkt uit onder andere een chatgesprek tussen verdachte en de medeverdachte in de periode van 28 februari 2022 en 10 maart 2022 dat verdachte zich voor de medeverdachte bezig hield met het tellen van geld, dit klaarleggen en vervolgens meegeven aan anderen. In dit gesprek noemt verdachte getallen van 32K, 6K, 1250 en 100. De rechtbank gaat er van uit dat hiermee geldbedragen van € 32.000, € 6.000, € 1.250 en € 100 werden bedoeld. Verdachte noemt zichzelf in dit gesprek een ‘
Gangster wife, vrouw van chappo, Patronaaaaaaaaaa’. Ook dit is naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke bevestiging dat verdachte volledig op de hoogte was.
Conclusie.
De rechtbank acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
Medeplegen en periode.
Op grond de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat er gedurende de bewezenverklaarde periode sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde periode is de rechtbank van oordeel dat de aanvang hiervan vastgesteld dient te worden op 28 mei 2020, de datum dat de hiervoor genoemde Mercedes op naam van verdachte is gesteld. Als einddatum van de pleegperiode hanteert de rechtbank de in de tenlastelegging genoemde datum van 23 januari 2024. Uit chatberichten aangetroffen op de telefoon van verdachte blijkt dat zij tot kort voor genoemde datum met de medeverdachte communiceerde over onder andere het tellen van geld.
Gewoonte.
Gelet op de aard, omvang en duur dat de verdachten de hiervoor beschreven handelingen hebben verricht, acht de rechtbank eveneens bewezen dat zij van dit witwassen een gewoonte hebben gemaakt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 28 mei 2020 tot en met 23 januari 2024, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
(van) voorwerpen, te weten:
hoeveelheden (contant) geld ten behoeve van de aanschaf van en/of de betaling van en/of de storting(en) van:
- geldbedragen op bankrekening [rekeningnummer] . ten name van [verdachte] ,
- de kosten van levensonderhoud,
- de kosten van bouwmaterialen, bouwkosten, inventaris, bestemd voor de verbouwing, aankleding en/of inrichting van een woning gelegen aan de [adres] te Eindhoven,
- sieraden, vakantiereizen en/of uitstapjes,
- meerdere personenauto’s te weten:
-
een Mercedes Benz A250 ( [kenteken 1] ),
-
een Volkswagen Up ( [kenteken 2] ),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en haar medeverdachte wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - mede afkomstig waren uit enig misdrijf
en zij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman is verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de omstandigheid dat onduidelijk is welk bedrag verdachte zou hebben witgewassen en de media-aandacht die verdachte als gevolg van deze zaak al heeft moeten verduren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar partner gedurende een periode van drie jaar en acht maanden schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het geld was afkomstig van medeverdachtes betrokkenheid bij de invoer van en handel in cocaïne en verdachte wist hier van. Verdachte nam zelfs een actieve rol op zich door op aangeven van medeverdachte geldbedragen die hiermee gemoeid waren te tellen, te verstoppen, klaar te leggen en te verstrekken aan anderen. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk, te meer aangezien verdachte een maatschappelijk relevante en verantwoordelijke functie had als raadslid en ambtenaar. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte zich volledig bewust was van dit contrast, getuige ook haar bericht aan medeverdachte: ‘Ze moesten eens weten’. Het witwassen van geld vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie en het geld dat uit witwassen afkomstig is, heeft een ontwrichtende werking op de samenleving, omdat met dat geld doorgaans ander strafbaar handelen wordt gefaciliteerd. Daar komt nog bij dat daders van strafbare feiten hierdoor in staat worden gesteld om met hun oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben. Verdachte lijkt hier juist op die manier van te hebben geprofiteerd.
Dat er media-aandacht voor de strafzaak van verdachte is geweest, maakt gelet op de publieke functie die verdachte heeft gehad niet dat een lagere straf moet worden opgelegd.
Kijkend naar de persoon van verdachte constateert de rechtbank dat zij niet eerder voor een soortgelijk feit met politie of justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de lange pleegperiode is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met een andersoortige straf dan een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 420bis, 420ter Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. M.J.C. van der Vegte en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 09 april 2025.
mr. W.B. Kok is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.