ECLI:NL:RBOBR:2025:2083
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind en vereiste zelfstandigheidstraject
In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 april 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van betrokkene om het bewind over haar goederen op te heffen. Betrokkene, die zich in staat acht om haar financiën te beheren met hulp van haar ouders, heeft het verzoek ingediend op 29 januari 2025. Tijdens de zitting op 26 maart 2025 waren betrokkene, haar ouders en de bewindvoerder aanwezig. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat zij niet instemt met het verzoek, omdat zij betrokkene niet in staat acht om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Betrokkene heeft regelmatig niet gereageerd op e-mails en heeft een schuld bij haar ouders, wat haar financiële situatie bemoeilijkt. De bewindvoerder heeft wel aangegeven bereid te zijn om een zelfstandigheidstraject te starten met een andere contactpersoon binnen het bewindvoerderskantoor.
De kantonrechter heeft overwogen dat het gebruikelijk is om eerst een zelfstandigheidstraject te doorlopen voordat een bewind wordt opgeheven. Dit is noodzakelijk gezien de looptijd van het bewind. Betrokkene moet laten zien dat zij zich kan houden aan een budgetplan. De kantonrechter heeft betrokkene aangemoedigd om in gesprek te gaan met de nieuwe contactpersoon en samen een stappenplan op te stellen. Pas na een succesvol zelfstandig traject kan er een verzoek tot opheffing van het bewind worden ingediend. De kantonrechter heeft het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen en bepaald dat de bewindvoerder vóór 26 september 2025 verslag moet doen over het verloop van het zelfstandigheidstraject.