ECLI:NL:RBOBR:2025:2079

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
23/3478
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen legesaanslag en het vertrouwensbeginsel in omgevingsrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 8 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de legesaanslag van de heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten beoordeeld. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het transformeren van een woning en kreeg een legesaanslag opgelegd van € 14.868,64. Eiser maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser ging in beroep, waarbij de rechtbank de zaak op 27 maart 2025 behandelde.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat eiser gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een uitlating in een addendum bij een anterieure overeenkomst, waarin stond dat de leges waren voldaan. De rechtbank concludeert dat de legesaanslag in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat eiser als leek niet kon weten dat er een onderscheid was tussen de leges voor de omgevingsvergunning en de bijdrage voor het Fonds ruimtelijke kwaliteit. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de legesaanslag, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.B.M. Kersten),
en

De heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser een aanslag leges opgelegd met dagtekening 7 juni 2023 van € 14.868,64 met aanslagnummer [nummer] . Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de legesaanslag gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar (H.J.M. Venner).

Feiten

2. Eiser heeft op 2 november 2022 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck (hierna: het college) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het transformeren van een bestaande woning met voormalig winkel tot 4 woningen op locatie [adres] in [woonplaats] . Bij de aanvraag is een bedrag aan geschatte bouwkosten opgegeven van € 263.739.
2.1.
Op 20 december 2022 is een anterieure overeenkomst gesloten tussen eiser en de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Cranendonck, vertegenwoordigd door
E. Houtappels-Piepers, afdelingshoofd Burgers en Bedrijven (hierna: de gemeente). Op 20 januari 2023 is een addendum op de anterieure overeenkomst opgemaakt tussen eiser, de gemeente, de heer [naam] en de heer [naam] .
2.2.
Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning met het besluit van 22 maart 2023 verleend.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges in rekening gebracht ter hoogte van € 14.868,64 en heeft op 7 juni 2023 een aanslag opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de legesaanslag terecht aan eiser heeft opgelegd. Dat doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de legesaanslag niet hoeft te betalen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Redenen voor de beslissing
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de legesaanslag in beginsel terecht is opgelegd. Eiser heeft namelijk een omgevingsvergunning aangevraagd. Eiser kon weten dat hij voor de aanvraag van een omgevingsvergunning leges verschuldigd was, want dat blijkt uit de aanvraag zelf en uit de bijbehorende ontvangstbevestiging van 3 november 2022.
De vraag is of eiser erop mocht vertrouwen dat hij geen leges meer hoefde te voldoen voor de omgevingsvergunning, gelet op het addendum bij de anterieure overeenkomst.
Het vertrouwensbeginsel
4.1.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moet eiser aannemelijk maken dat sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging, uitlating of gedraging, waardoor hij erop mocht vertrouwen dat hij geen leges meer hoefde te betalen.
Verloop
4.2.
Eiser heeft ruim € 300,- aan leges betaald voor vooroverleg. Eiser heeft vervolgens een omgevingsvergunning aangevraagd. Daarna is tussen eiser en de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst staat niets over leges, wel over de bijdrage Fonds ruimtelijke kwaliteit. Daarna – op 20 januari 2023 – is door de gemeente bij de anterieure overeenkomst een addendum opgemaakt.
Is sprake van een toezegging?
4.3.
In het addendum staat: ‘
de leges ten behoeve van de omgevingsvergunning ‘ [adres] te [woonplaats] ’ zijn door de heer [naam] voldaan’. De rechtbank oordeelt dat hiermee sprake is van een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige uitlating dat de leges betaald zijn. Er staat namelijk dat de leges zijn voldaan en er staat niet bij dat het enkel om de leges voor het vooroverleg gaat.
Mocht eiser vertrouwen op deze uitlating?
4.4.
Volgens de heffingsambtenaar mocht eiser niet vertrouwen op deze uitlating: eiser had hier vraagtekens bij moeten zetten en vragen over moeten stellen. Eiser had moeten weten dat hij met de betaling van ruim € 300,- aan leges nog niet de legesaanslag voor de omgevingsvergunning betaald had.
Tijdens de zitting heeft eiser uitgelegd waarom hij geen vraagtekens had: eiser had bijna
€ 24.000 betaald, toegespitst naar de individuele woningen, dus ging hij ervanuit dat hij inderdaad alles voldaan had, zoals de gemeente in het addendum had opgenomen.
De rechtbank concludeert dat eiser geen vragen hoefde te stellen over deze zin in het addendum. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser een leek is en niet werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Ook betrekt de rechtbank hierbij dat de overeenkomst is opgesteld door de gemeente, die na had kunnen kijken of de leges inderdaad voldaan waren. Hoewel de heffingsambtenaar gelijk heeft dat het bedrag van bijna € 24.000 de bijdrage was voor het Fonds ruimtelijke kwaliteit en dat dit iets anders is dan de leges voor de omgevingsvergunning, kan van een leek niet verwacht worden dat hij weet heeft van het onderscheid. Ook gelet op het verloop kon eiser ervanuit gaan dat wat in het addendum opgenomen was klopte.
In deze specifieke omstandigheden mocht eiser er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij de leges voldaan had en niet meer hoefde te betalen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat de legesaanslag (en de uitspraak op bezwaar) in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat de leges ten onrechte in rekening zijn gebracht. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vernietigt de legesaanslag.
6. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
6.1.
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar had eiser nog geen bijstand van een advocaat en zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. In beroep heeft iedere proceshandeling een waarde van € 907. In beroep worden 2 punten toegekend (1 voor het indienen van het beroepschrift en 1 voor het bijwonen van de zitting) met wegingsfactor 1, dus € 1.814. Daarnaast zal de heffingsambtenaar de reiskosten van eiser voor het bijwonen van de zitting (€ 15,44) moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de legesaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.829,44.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. van Berkel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.