ECLI:NL:RBOBR:2025:2077

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
82.247241.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het onthouden van zorg aan honden door houder van dieren

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte verantwoordelijk was voor het onthouden van de nodige zorg aan een groot aantal honden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geen zorg heeft gedragen voor de honden, die onder onhygiënische omstandigheden leefden en niet de juiste medische verzorging kregen. De verdachte erkende tekort te zijn geschoten in de zorg voor de honden, maar voerde aan dat de omstandigheden binnen het bedrijf haar boven het hoofd groeiden. De rechtbank hield rekening met de proceshouding van de verdachte en de impact van de publieke veroordeling op haar leven. Uiteindelijk werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 200 uren. Bij de strafoplegging werden bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een houdverbod voor dieren en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden waaronder de honden werden gehouden niet als een overmachtssituatie konden worden gezien, maar het resultaat waren van langdurig tekortschieten in de zorg voor de dieren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82.247241.23
Datum uitspraak: 8 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 en 25 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 september 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 december 2022 te Eersel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, als houder van dieren,
opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 238, althans één of meer, hond(en) toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of kon(den) voornoemde hond(en) niet op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en/of,
- 240, althans één of meer, hond(en) konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die hond(en) en/of lag er natte stro waardoor die hond(en) onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken had(den), en/of,
- 388, althans één of meer, honden waren gehuisvest in (een) stal(len) die voldoende ruimte liet(en) voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de hond(en) werd(en) gehouden in (een) te kleine stal(len), en/of,
- aan 267 honden, althans één of meer, hond(en) de nodige (medische) zorg werd verleend, immers had(den) deze hond(en) last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en/of,
- 123 honden, althans één of meer, hond(en) werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de hond(en) geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze hond(en) zich konden verwonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 22 december 2022 te Eersel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, als houder van dieren, opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 238, althans één of meer, hond(en) toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of kon(den) voornoemde hond(en) niet op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en/of,
- 240, althans één of meer, hond(en) konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die hond(en) en/of lag er natte stro waardoor die hond(en) onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken had(den), en/of,
- 388, althans één of meer, honden waren gehuisvest in (een) stal(len) die voldoende ruimte liet(en) voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de hond(en) werd(en) gehouden in (een) te kleine stal(len), en/of,
- aan 267 honden, althans één of meer, hond(en) niet de nodige (medische) zorg werd verleend, immers had(den) deze hond(en) last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en/of,
- 123 honden, althans één of meer, hond(en) werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de hond(en) geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze hond(en) zich konden verwonden,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;

2.
zij op of omstreeks 24 januari 2023 te Eersel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, als houder van dieren,
opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 233, althans één of meer, hond(en) toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of kon(den) voornoemde hond(en) niet op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en/of,
- 386, althans één of meer, hond(en) konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die hond(en) en/of lag er natte stro waardoor die hond(en) onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken had(den), en/of,
- 386, althans één of meer, honden waren gehuisvest in (een) stal(len) die voldoende ruimte liet(en) voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de hond(en) werd(en) gehouden in (een) te kleine stal(len), en/of,
- aan 163 honden, althans één of meer, hond(en) niet de nodige (medische) zorg werd verleend, immers had(den) deze hond(en) last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en/of,
- 235 honden, althans één of meer, hond(en) werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de hond(en) geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze hond(en) zich konden verwonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 24 januari 2023 te Eersel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
als houder van dieren,
opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 233, althans één of meer, hond(en) toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of kon(den) voornoemde hond(en) niet op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en/of,
- 386, althans één of meer, hond(en) konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die hond(en) en/of lag er natte stro waardoor die hond(en) onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken had(den), en/of,
- 386, althans één of meer, honden waren gehuisvest in (een) stal(len) die voldoende ruimte liet(en) voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de hond(en) werd(en) gehouden in (een) te kleine stal(len), en/of,
- aan 163 honden, althans één of meer, hond(en) niet de nodige (medische) zorg werd verleend, immers had(den) deze hond(en) last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en/of,
- 235 honden, althans één of meer, hond(en) werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de hond(en) geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze hond(en) zich konden verwonden,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat zij op 22 december 2022 en op 24 januari 2023 als houder van dieren, samen met de medeverdachte, aan een groot aantal honden de nodige verzorging heeft onthouden. Zo hadden veel honden geen toegang tot voldoende en schoon drinkwater, verbleven er honden in onhygiënische en te kleine hokken, werd aan honden de nodige medische zorg onthouden en konden honden zich verwonden aan scherpe randen of uitsteeksels in hokken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, te weten dat zij op 22 december 2022 en 24 januari 2023 samen met een ander honden heeft gehouden en aan deze honden opzettelijk de nodige zorg heeft onthouden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een nauwe en bewuste samenwerking bestond, waarbij zij beiden een substantiële bijdrage aan de gepleegde delicten hebben geleverd. Zij werkten samen op het bedrijf [medeverdachte 1] en gaven daar samen leiding aan. Zij waren beiden verantwoordelijk voor het bieden van de nodige zorg aan de honden. Die nodige zorg hebben zij blijkens de bevindingen tijdens de inspecties op 22 december 2022 en 24 januari 2023 niet geboden.
Conclusie.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in samenhang bezien met wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank het medeplegen van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1. primair
op 22 december 2022 te Eersel, tezamen en in vereniging met één ander, als houder van dieren, opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 238 honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en konden voornoemde honden niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en,
- 240 honden konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die honden en/of lag er natte stro waardoor die honden onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken hadden, en,
- 388 honden waren gehuisvest in stallen die voldoende ruimte lieten voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de honden werden gehouden in te kleine stallen, en,
- aan 267 honden de nodige (medische) zorg werd verleend, immers hadden deze honden last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en,
- 123 honden werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de honden geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze honden zich konden verwonden.
2. primair
op 24 januari 2023 te Eersel, tezamen en in vereniging met één ander, als houder van dieren, opzettelijk, geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 233 honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of konden voornoemde honden niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen, immers waren de drinkbakken leeg en/of was het water vervuild met zaagsel en/of was het vervuild/troebel door een ondefinieerbare (bruine) substantie, en,
- 386 honden konden beschikken over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers lag er zeer veel ontlasting in de stal van die honden en/of lag er natte stro waardoor die honden onvoldoende schone en zindelijke sta- en ligplekken hadden, en,
- 386 honden waren gehuisvest in stallen die voldoende ruimte lieten voor de fysiologische en ethologische behoeften, aangezien de honden werden gehouden in te kleine stallen, en,
- aan 163 honden de nodige (medische) zorg werd verleend, immers hadden deze honden last van tandsteen en/of vervilte vacht en/of een huidaandoening, en/of een bloedende staartpunt en/of tandvleesontsteking en/of cherry-eye en/of een oogontsteking, en,
- 235 honden werden gehouden in een behuizing die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij de honden geen letsel en/of pijn kon worden veroorzaakt en/of dat geen scherpe randen of uitsteeksels in de behuizing aanwezig waren waaraan deze honden zich konden verwonden.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • meewerken aan een ambulante behandeling;
  • een verbod voor het middellijk en onmiddellijk houden van dieren;
  • een meewerkplicht aan toezichtscontroles door de NVWA, de LID en de politie.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat van moedwillige onthouding van zorg geen sprake is geweest. Door omstandigheden werd het aantal honden binnen het bedrijf steeds groter, waardoor de 5 vrijheden van Brambell meer in het gedrang kwamen. Pogingen om honden te verplaatsen zijn niet gelukt. Verder merkt de verdediging op dat verdachte vanaf medio 2023 niet meer betrokken is geweest bij de hondenfokkerij. Tot slot voert de verdediging aan dat de verhouding met de medeverdachte zodanig was dat verdachte nauwelijks beslissingen kon nemen over de feitelijke verzorging, de aanschaf van middelen of over het aannemen van (voldoende) personeel. Zo goed en kwaad als dat kon, heeft verdachte het bedrijf draaiende gehouden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige zorg aan een groot aantal honden. Die honden waren voor hun dagelijkse behoeftes en gezondheid volledig afhankelijk van verdachte en haar medeverdachte. Het is pijnlijk om te constateren dat de dieren zo te lijden hebben gehad. Veel honden hadden geen toegang tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en waren onder onvoldoende hygiënische omstandigheden gehuisvest. Zij hadden te kleine hokken en zaten op nat stro, tussen hun eigen uitwerpselen. De dieren hadden last van ernstige tandsteen, vervilte vachten en huidaandoeningen en kregen kennelijk niet de juiste (medische) verzorging.
De bewezenverklaarde overtredingen vormen slechts een greep uit de geconstateerde tekortkomingen. Zo werd tijdens de inspecties van december 2022 en januari 2023 ook vastgesteld dat de honden niet over speeltjes of ander afleidingsmateriaal beschikten en dat zij onvoldoende gelegenheid kregen om buiten hun verblijven te komen. Verschillende honden waren ook onvoldoende beschermd tegen slechte weersomstandigheden, zoals de vrieskou.
De bevindingen in december 2022 en januari 2023 stonden niet op zichzelf. De NVWA heeft al in maart 2019 ernstige tekortkomingen geverbaliseerd. Niet voor niets kwam het bedrijf onder een vergrootglas te liggen en werden de controles geïntensiveerd. Middels bestuursrechtelijke maatregelen is getracht een verandering van de situatie af te dwingen. Tussen de opeenvolgende controles zijn de omstandigheden voor de honden echter niet wezenlijk verbeterd. Het is evident dat een belangrijk deel van de tekortkomingen niet van de ene op de andere dag zijn ontstaan, maar het resultaat zijn van het langdurig tekortschieten in de zorg voor de honden.
Verdachte heeft aangegeven dat de zorg voor de honden haar boven het hoofd groeide, omdat de hoeveelheid honden te groot werd. Dit werd mede veroorzaakt doordat de verkoop stagneerde toen de coronamaatregelen werden afgeschaft.
Dat het teruglopen van de verkoop een negatieve invloed heeft gehad op de bedrijfsvoering en daarmee op de verzorging van de honden wil de rechtbank aannemen, maar dat nam de verantwoordelijkheid van verdachte als houder van de dieren niet weg. Bovendien had verdachte al ruimschoots vóór het teruglopen van de verkoop het welzijn van de honden niet op orde. De rechtbank ziet de erbarmelijke omstandigheden waaronder de honden werden gehouden daarom niet als een situatie die verdachte is overkomen, maar als een gevolg van onjuiste keuzes binnen de bedrijfsvoering.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport dat met betrekking tot verdachte is opgemaakt. Daaruit blijkt dat de partnerrelatie met medeverdachte van negatieve invloed is geweest op het handelen van verdachte.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Zij heeft erkend dat de zorg voor de honden niet op orde was en dat zij tekort is geschoten. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de medeverdachte nogal bepalend was binnen het bedrijf en dat verdachte een beperktere rol heeft gehad bij de strafbare feiten. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte al geruime tijd gebukt gaat onder een publiekelijke veroordeling in zeer scherpe bewoordingen. Verdachte heeft uitgelegd dat de impact hiervan voor haar persoonlijk en haar sociale leven enorm is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren, passend en geboden is.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden, waaronder een algeheel houdverbod gedurende de gehele proeftijd. Gelet op het feit dat verdachte inmiddels een inkomen genereert in een andere branche en geen ambities heeft om weer in de dierensector te gaan werken, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een langere proeftijd te bepalen.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren;
1.6
en 1.7 van het Besluit houders van Dieren.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
Medeplegen van een gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2 primair:
Medeplegen van een gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
Een
taakstrafvoor de duur van
200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo en zolang als de reclassering dat nodig vindt;
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
-
Houdverbod dieren
Veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect – dieren houden. Met uitzondering van de dieren die zij op de datum van deze uitspraak al in zijn bezit heeft, te weten 2 honden.
-
Meewerkplicht toezichtscontroles
Veroordeelde werkt mee aan toezichtscontroles van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn (LID) en de politie met betrekking tot het houdverbod van dieren.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de meldplicht en de ambulante behandeling en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. M. Langstraat en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 8 april 2025.
Mr. L.J. Verborg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieafdeling teamrecherche De Kempen, genummerd PL2100-2023183530.