ECLI:NL:RBOBR:2025:1749

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/01/397804 / HA ZA 23-676
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemers en schending van concurrentiebeding uit arbeidsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft VISION LIGHT TECH B.V. (VLT) een rechtszaak aangespannen tegen [eiser 1] en IOLITE-VISION B.V. wegens onrechtmatige concurrentie. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [B], een ex-werknemer van VLT, en de oprichting van Iolite door [eiser 1] en [B]. VLT stelt dat [eiser 1] en Iolite onrechtmatig handelen door gebruik te maken van vertrouwelijke informatie en door een concurrerend bedrijf op te richten direct na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien hij niet in dienst was bij VLT en geen vertrouwelijke informatie heeft gebruikt. De rechtbank heeft de vorderingen van VLT afgewezen en VLT veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer: C/01/397804 / HA ZA 23-676
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
VISION LIGHT TECH B.V.,
gevestigd te Uden, gemeente Maashorst,
eisende partij,
hierna te noemen: VLT,
advocaat: mr. H.R.T.M. van Ojen,
tegen

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
IOLITE-VISION B.V.,
gevestigd te Uden, gemeente Maashorst,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en Iolite,
advocaat: mr. R.G.M. van der Pas.

1.De procedure

1.1.
Ter inleiding. Partijen hebben een geschil dat zich uitstrekt over drie verschillende procedures: deze handelszaak waarin vandaag uitspraak wordt gedaan en twee kantonzaken met nummers 10734307 / CV EXPL 23-4414 en 10755797 / CV EXPL 23-4679 (met uitspraakdatum 20 maart 2025). Vanwege de onderlinge samenhang tussen de vorderingen en het feit dat partijen met grote regelmaat in de stukken van de ene procedure naar stukken uit de andere procedure(s) verwijzen, heeft de rechter in alle drie de zaken gelijktijdig één mondelinge behandeling gehouden. Partijen hebben goedgevonden dat de op de mondelinge behandeling gegeven verklaringen gebruikt worden in alle drie de procedures.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
 de dagvaarding met producties;
 de conclusie van antwoord;
 de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
 het bericht van 25 juni 2024 met producties 21-27 van VLT;
 de mondelinge behandeling van 30 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
 het bericht van mr. Van der Pas d.d. 6 november 2024 waarin hij om vonnis vraagt.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

Partijen en hun onderlinge (rechts)verhoudingen
VLT
2.1.
VLT drijft een wereldwijd opererende groothandel in optische artikelen (lenzen, filters, lampen en toebehoren). Bij de Kamer van Koophandel staat onder het kopje activiteiten geregistreerd: “
SBI-code: 46436 - Groothandel in optische artikelen Groothandel in optische artikelen”. Het bedrijf is opgericht in 1997. (Indirect) enig aandeelhouder en bestuurder van VLT is [A] (“ [A] ”). [A] is in de periode maart 2019 tot mei 2023 door ziekte eerst volledig en daarna deels niet in staat geweest zijn taken als bestuurder te vervullen.
[B]
2.2.
[B] is tussen 4 april 2012 en 1 mei 2023 in dienst geweest bij VLT, laatstelijk in de functie van Office Manager. In haar arbeidsovereenkomst staat onder meer:

Artikel 14: geheimhouding
14.1
De werknemer erkent, dat aan hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van de werkgever en de cliënten van de werkgever betreffende, of daarmee verband houdende.
14.2
Het is aan de werknemer verboden om hetzij tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, hetzij erna op enigerlei wijze, direct of indirect in welke vorm ook, mededelingen te doen van of aangaande het bedrijf van de werkgever alsmede van of aangaande de cliënten van de werkgever.
14.3
Bij overtreding van de in 14.1 en 14.2 vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad€ 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) voor elke overtreding, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.
[..]
Artikel 17 Relatiebeding
17.1
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om gedurende een tijdvak van drie jaren na het eindigen van de arbeidsovereenkomst als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten van de werkgever betrokken, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van zulke zaken of diensten aan de genoemde derden, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden.
17.2
Het is de werknemer verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende een tijdvak van drie jaren na het eindigen van de arbeidsovereenkomst bij de in dit artikel bedoelde cliënten in dienst te treden dan wel om gedurende het genoemde tijdvak zijn arbeidskracht gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei wijzen aan hen ter beschikking te stellen.
17.3
Bij overtreding van één of meer van de in dit artikel vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) per overtreding en € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.”.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat is gesproken over de koop van aandelen in VLT door [B] en dat dit niet heeft geleid tot een transactie. Partijen verschillen van mening over op wiens initiatief dit is gebeurd en wat daarover exact is gezegd en beloofd. Partijen zijn het wel eens over het feit dat het mislopen van deze kwestie heeft geleid tot het vertrek van [B] bij VLT per 1 mei 2023.
2.4.
Tussen [B] en VLT is een vaststellingsovereenkomst ter zake de beëindiging van het dienstverband gesloten. Hierin staat onder meer:

Beëindigingsvergoeding
5. Aangezien Werkneemster nog geen concreet vooruitzicht op een nieuwe baan of
anderszins op betaalde werkzaamheden heeft, betaalt Werkgever ter zake de
eindiging van de arbeidsovereenkomst aan Werkneemster een vergoeding van
bruto €20.244,--. Het netto equivalent van de vergoeding zal door Werkgever
binnen een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst aan Werkneemster
worden voldaan middels bijschrijving op de bankrekening van Werkneemster
waarop gewoonlijk het salaris wordt overgemaakt.
[..]
Postcontractuele verplichtingen
8. De op Werkneemster rustende geheimhoudingsplicht zoals opgenomen in artikel
14 van de arbeidsovereenkomst en het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 17 van de arbeidsovereenkomst blijven met inbegrip van de respectieve boetedingen na het einde van de arbeidsovereenkomst onverminderd van kracht, met dien verstande dat de duur van het relatiebeding wordt teruggebracht tot twintig maanden na het einde van het dienstverband.”.
2.5.
De netto-equivalent van de beëindigingsvergoeding komt neer op € 11.533,01. Op 2 juni 2023 heeft [B] VLT gemaild met het verzoek de vergoeding te betalen.
2.6.
Op 6 juni 2023 antwoordde VLT daarop als volgt:

Je hebt me onder de aandacht gebracht dat je de beëindigingsvergoeding nog niet betaald hebt gekregen. Ik zal je uitleggen waarom dat nog niet is gebeurd.
Helaas heb ik moeten vaststellen dat je de afgelopen weken druk bezig bent geweest met het stelselmatig en substantieel afbreken van Vision Light Tech B.V., het bedrijf waarin jij vele jaren een centrale rol hebt vervuld (en toen ik ziek was de hoofdrol). Samen met [C] en [eiser 1] die ook nauw bij VLT betrokken zijn geweest, heb je een paar weken geleden een bedrijf opgericht dat vrijwel een kopie is van mijn bedrijf. Daarbij schuw je het niet om actief mijn relaties te benaderen en lap je het relatiebeding aan je laars. Je bent in strijd met het relatiebeding bezig, je maakt inbreuk op mijn naam en mijn merk en je maakt stelselmatig mijn bedrijf kapot met de kennis die je als werknemer van VLT hebt opgedaan.
Je zult begrijpen dat de boetes die inmiddels door jou zijn verbeurd en de schade die VLT door jouw onrechtmatig handelen lijdt en nog gaat lijden, inmiddels aanzienlijk meer bedragen dan het bedrag van je beëindigingsvergoeding. De situatie is dat jij wat aan VLT moet betalen en niet andersom.
Ik vind het echt stuitend dat je zo schaamteloos te werk gaat. Ik zal het hier niet bij laten zitten. Je hoort nog van me.”.
2.7.
Per bericht van 15 juni 2023 weersprak [B] de aantijgingen en sommeerde VLT om binnen één week na dagtekening tot betaling van de beëindigingsvergoeding over te gaan. VLT gaf aan deze sommatie geen gehoor en liet aan [B] weten, per bericht van 27 juni 2023, dat ten minste voor een bedrag van
€ 17.500,00 aan boetes is verbeurd, waarmee VLT nog aanspraak maakte op betaling van (na verrekening met de netto beëindigingsvergoeding) € 5.966,99.
[D]
2.8.
[D] is tussen 16 april 2018 en 1 maart 2023 in dienst geweest als accountmanager bij VLT. In zijn arbeidsovereenkomst staat een gelijkluidend artikel 14 (geheimhoudingsbeding).
[eiser 1]
2.9.
[eiser 1] - echtgenoot van [B] - is in de periode
november 2021 tot december 2022 als zelfstandig adviseur werkzaam geweest voor VLT. Blijkens de overgelegde facturen, hield [eiser 1] zich bezig met personeelszaken, begeleiding en websitewerk.
IoLite-Vision B.V. (hierna: Iolite)
2.10.
Per 17 mei 2023 is Iolite opgericht. Eerder, namelijk op 3 februari 2023, is door [eiser 1] de domeinnaam iolite-vision.nl geregistreerd. [eiser 1] en [B] en [D] waren ten tijde van de oprichting van Iolite (indirect) bestuurders.
2.11.
Iolite heeft zich op zo’n 800 meter afstand van VLT gevestigd.
2.12.
Iolite opereert in dezelfde branche als VLT. Bij de Kamer van Koophandel staat onder het kopje activiteiten geregistreerd:

SBI-code 46695 - Groothandel in meet- en regelapparaten
Het exploiteren van een groothandel in meet- en regelapparaten, daaronder begrepen
de in- en verkoop en ontwikkeling van optische componenten voor machine vision
systemen, inclusief het testen, afstellen en technische support en advies op afstand
of ter plaatse ten behoeve van visuele inspectiesystemen”.
2.13.
Op 7 en 8 juni 2023 waren [B] en [D] namens Iolite aanwezig op de Vision, Robotics & Motion beurs in ’s-Hertogenbosch (“de beurs”). Over deze beurs hebben zij (via LinkedIn) het volgende geschreven:
Op 5 juni 2023:

Visiting the upcoming Vision, Robotics & Motion fair in the Brabanthallen
‘s-Hertogenbosch? Us too, we are looking forward to seeing everyone again!
If you are interested in catching up and having a chat, don’t hesitate to get in touch with us!”.
Na 8 juni 2023:

Also we would like to thank all the booths we were able to visit for the nice conversations!
Missed us? Please feel free to reach out to us and start the conversation!”.
2.14.
Op 23 juni 2023 (16:18 uur) stuurde [B] namens Iolite het volgende bericht aan de Rabobank:

We hebben een toezegging van keyence Eindhoven voor een project met een verwachte omzet voor de komende 18 maanden van ca EUR 300.000,-
Naast bovenstaande concrete opdracht lopen er ook nog 2 extra projecten met Keyence.
Daarnaast voeren wij nu gesprekken met:
CobotX
True Control
Actemium Nederland
Blueengineering
Radine
CBoost
Global Factories
Coorstek
De bovenstaande partijen waarmee we nu spreken zijn geen klanten die 1x of 2x een product van ons kopen.
Het zijn juist potentiële partners net als Keyence waarmee we samen in projecten werken. Dit betekend continuïteit in de orderintake.”.
2.15.
Op 27 juni 2023 heeft VLT [D] , [B] en [eiser 1] gesommeerd om hun (gesteld) onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden en heeft VLT hen aansprakelijk gehouden voor de (gesteld) geleden schade.
2.16.
Op 19 december 2023 is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag een kortgedingvonnis gewezen waarin - kort gezegd - is bepaald dat er geen inbreuk is op het merkrecht of het handelsnaamrecht van VLT door Iolite en dat de website van Iolite niet hoeft te worden aangepast. De vorderingen van VLT zijn afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft VLT hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling in het hoger beroep staat gepland op 16 mei 2025.
2.17.
Per 14 maart 2024 is [D] geen (indirect) bestuurder meer van Iolite.

3.De vorderingen

3.1.
Samengevat luiden de vorderingen van VLT als volgt:
I. Een verklaring voor recht dat [eiser 1] en Iolite onrechtmatig hebben gehandeld en handelen jegens VLT;
II. Een hoofdelijke veroordeling tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
III. Een veroordeling van [eiser 1] Veenegroor en Iolite in de kosten van het geding.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Onrechtmatige concurrentie (artikel 6:162 BW)
4.1.
VLT verwijt [eiser 1] en Iolite onrechtmatig handelen jegens VLT.
4.2.
Blijkens randnummer 30 van de dagvaarding is het verwijt aan [eiser 1] tweeërlei:
  • hij handelt onrechtmatig door vrijwel aansluitend aan zijn opdracht samen met twee (ex-)werknemers van VLT een concurrerend bedrijf op te richten, waarbij hij gebruik maakt van zijn als strategisch adviseur opgedane kennis;
  • hij handelt onrechtmatig door welbewust te profiteren van het onrechtmatig handelen van [B] en [D] .
4.3.
Blijkens randnummer 30 van de dagvaarding is het verwijt aan Iolite:
- zij handelt onrechtmatig door welbewust te profiteren van het onrechtmatig handelen van [eiser 1] en [B] en [D] .
4.4.
[eiser 1] en Iolite betwisten dat sprake is van onrechtmatige concurrentie en zij concluderen daarom tot afwijzing van de vorderingen van VLT met veroordeling van VLT in de proceskosten.
4.5.
Ter toelichting voeren zij onder meer aan dat [eiser 1] enkel losse opdrachten op het gebied van human resources uitvoerde. Hij ontkent dat hij nauw betrokken was bij de bedrijfsvoering en bijzonderheden van de onderneming van VLT. [eiser 1] betwist een strategisch adviseur te zijn geweest. [eiser 1] betwist daarnaast dat hij vertrouwelijke informatie van VLT inzet binnen Iolite.
4.6.
Voor zover VLT aan [eiser 1] en Iolite verwijt dat zij onrechtmatig handelen door te profiteren van het onrechtmatig handelen van [B] en [D] , kan de rechtbank daarover kort zijn. In haar vonnis van 20 maart 2025 in de kantonzaak met zaaknummer 10755797 / CV EXPL 23-4679 heeft de kantonrechter overwogen en beslist dat geen sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie van [B] en [D] . De rechtbank neemt die overwegingen en beslissingen in deze zaak over en sluit daarbij aan. Waar niet is komen vast te staan dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie van [B] en [D] , kan in het verlengde daarvan ook geen sprake zijn van het profiteren van dat onrechtmatig handelen.
4.7.
Over het verwijt aan [eiser 1] dat hij mede een concurrerend bedrijf heeft opgezet en daarbij gebruik maakt van zijn als strategisch adviseur opgedane kennis overweegt de rechtbank als volgt. Het antwoord op de vraag waarom de rechtbank VLT niet volgt in dat verwijt, ligt grotendeels al besloten in het vonnis van 20 maart 2025 in de kantonzaak met zaaknummer 10755797 / CV EXPL 23-4679. Hoewel [eiser 1] niet in dienst was als werknemer maar korte tijd als opdrachtnemer voor VLT werkzaam is geweest, ziet de rechtbank geen aanleiding op hem een wezenlijk andere beoordeling toe te passen dan op [B] en [D] als ex-werknemers.
4.8.
Waar het specifiek de kennis van [eiser 1] betreft en waarvan hij volgens VLT op onrechtmatige wijze gebruik zou hebben gemaakt, overweegt de rechtbank als volgt.
4.9.
Namens VLT is op de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard over de rol van [eiser 1] als (tijdelijke) opdrachtnemer bij VLT en de informatie waarover hij dientengevolge beschikte. P&O was zijn vak (opstellen vacatures, (mee)voeren van personeelsgesprekken) en hij beschikte over gegevens om de website te maken. Met die gegevens is [eiser 1] niet ‘naar buiten’ gegaan, aldus VLT. VLT heeft daaraan toegevoegd dat [eiser 1] betrokken was bij strategische gesprekken over de bedrijfsvoering, waar het bedrijf naartoe ging, waar de kansen lagen, etc. Hij zou ook toegang hebben gehad tot prijsinformatie en (al dan niet rechtstreeks) toegang hebben gehad tot het SRP-systeem. [eiser 1] bestrijdt dit gedeeltelijk, maar ook als VLT hier het gelijk aan haar zijde heeft, dan leidt dat nog niet tot de conclusie dat [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld met de oprichting van Iolite richting VLT. De rechtbank kan uit de stellingen van VLT niet destilleren dat [eiser 1] de beschikking heeft gehad over a) vertrouwelijke gegevens b) die verband houden met het verwijt dat aan de onrechtmatige concurrentie ten grondslag is gelegd (het benaderen en trachten over te halen van klanten om over te stappen naar Iolite: iets waarvan overigens VLT ook niet stelt dat [eiser 1] zich daar schuldig aan zou hebben gemaakt) en c) waarvan gebruik is gemaakt. Nu [eiser 1] ook niet contractueel met VLT heeft afgesproken dat hij zich niet in concurrentie met VLT mag begeven na zijn opdracht, ziet de rechtbank geen grondslag hem een verwijt te maken dat de vorderingen van VLT zou kunnen dragen.
Kortom
4.10.
De rechtbank komt in deze zaak in het verlengde van het vonnis van 20 maart 2025 in de kantonzaak met zaaknummer 10755797 / CV EXPL 23-4679 tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiser 1] en/of Iolite onrechtmatig hebben gehandeld jegens VLT. Daarom worden de vorderingen van VLT afgewezen.
4.11.
VLT is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] en Iolite worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst alle vorderingen van VLT af,
5.2.
veroordeelt VLT in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als VLT niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Boekhorst en in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2025.