ECLI:NL:RBOBR:2025:171
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in milieuzaken betreffende ontdoening van benzeenhoudend afvalwater
Op 16 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het ontdoen van benzeenhoudend afvalwater in de periode van 12 september 2019 tot en met 26 september 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, afvalwater heeft afgegeven aan een bedrijf dat niet bevoegd was om dit afvalwater in te zamelen of te verwerken. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Tijdens de zittingen op 12 december 2024 en 9 januari 2025 is het dossier en de vordering van de officier van justitie besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte niet onbevoegd was om het afvalwater in te zamelen en dat de verdachte niet de juiste kwalificaties van de afvalstroom had doorgegeven. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.