ECLI:NL:RBOBR:2025:1539

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
01/381570-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte wegens winkeldiefstal met recidive

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 29 november 2024 in Eindhoven een of meerdere pakjes Croma heeft weggenomen, toebehorende aan een ander, met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie in de vervolging kon worden ontvangen. De verdachte heeft het feit bekend, waardoor de rechtbank volstond met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was.

De officier van justitie heeft de oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere strafmaat. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico in overweging genomen. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten, voornamelijk vermogensdelicten, en er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen en om de kans op recidive te verminderen.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opgelegd, zonder de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft het ten laste gelegde bewezen verklaard, verdachte hiervoor strafbaar verklaard en de ISD-maatregel opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.381570.24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
thans preventief gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2024 te Eindhoven
een of meerdere pakje(s) Croma (bak- en braadproduct), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs, nu verdachte het feit heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het ten laste gelegde feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025 [2] een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [3] en een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] [4] acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 29 november 2024 te Eindhoven pakjes Croma (bak- en braadproduct), die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gevorderd voor de duur van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit geen ISD-maatregel op te leggen. De reclassering heeft verdachte een lange tijd niet gezien en de rapportage is gebaseerd op oude informatie.
Verdachte wil niet meewerken aan een ISD-maatregel. Dan komt het neer op twee jaar kaal uitzitten. Dan heeft een ISD-maatregel geen meerwaarde en staat de maatregel niet in verhouding tot het gepleegde feit.
Verdachte wil een toekomst in het buitenland opbouwen en kan gewoon weer aan de slag.
De raadsman verzoekt verdachte kaal af te straffen.
Mocht de rechtbank toch een ISD-maatregel passend vinden, dan verzoekt de raadsman de duur van de maatregel te beperken tot één jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Diefstallen zijn vervelende feiten, die winkeliers veel overlast bezorgen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de reclassering, Leger des Heils van 3 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende in.
De heer [verdachte] geeft bij de politie aan niet (meer) verslaafd te zijn, maar wel afhankelijk te zijn van methadon. Het is de reclassering onbekend hoe betrokkene dit voorgeschreven krijgt of dat hij dit via illegale wegen weet te bemachtigen. Het strafblad van betrokkene beslaat inmiddels 34 pagina's.Voornamelijk zijn dit veroordelingen voor vermogensdelicten, welke dan ook gekenmerkt wordt als delictpatroon.De situatie van betrokkene is al jaren onstabiel vanwege drugsgebruik, het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding en geen inkomen. Het ontbreekt hem dan ook aan beschermende factoren. In het reclasseringsdossier zien wij enkel een ongemotiveerde en weigerende houding ten aanzien van de inzet van reclasseringsinterventies. Dit maakt dat er door de jaren heen vele reclasseringsopdrachten negatief zijn geretourneerd. Ook in onderhavige opdracht blijkt de houding van betrokkene onveranderd. Ondanks zijn toezegging om medewerking te verlenen aan hetopstellen van een adviesrapport, blijft hij onbereikbaar. De reclassering ziet geen mogelijkheden om in het kader van bijzondere voorwaarden, een recidive beperkende werking te kunnen uitoefenen. Een strakker kader wordt als noodzakelijk en wenselijk gezien om stabiliteit te creëren en deze te handhaven, zodat de kans op re-integratie wordt vergroot en recidive wordt verminderd.Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Wij zien geen mogelijkheden om binnen een voorwaardelijk strafdeel met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.Betrokkene voldoet aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het opleggen van de ISD-maatregel.Zodra de maatregel onherroepelijk wordt, gaat de penitentiaire inrichting in multidisciplinair verband en met inbreng van externe partners (reclassering, gemeentes) in het Traject Bepalings Overleg (TBO) aan de slag om een plan van aanpak samen te stellen wat niet alleen betrekking heeft op de intramurale fase, maar ook op een extramuraal traject. Een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek is richtinggevend voor dat plan van aanpak. Betrokkene zal in de verschillende fases voortdurend gemotiveerd worden om zich actief en coöperatief op te stellen.
De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.
De rechtbank stelt ten aanzien van het bewezen verklaarde feit vast dat aan alle voorwaarden is voldaan, die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit de Justitiële Documentatie, betreffende verdachte, van 3 maart 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, dat het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en dat er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit de Justitiële Documentatie dat ook is voldaan aan de eisen die ‘de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan tenminste één de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gelegen feit.
Aan verdachte zijn meerdere straffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden om telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft laten zien dat hij niet in staat is geweest om langdurig niet in contact met politie en justitie te komen.
De oorzaak van zijn recidiverende delict gedrag wordt gezien in zijn drugsgebruik, het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding en geen inkomen.
Verdachte lijkt niet in staat, ook niet met eerdere hulp, deze situatie te doorbreken en zijn leven in een positieve zin op te bouwen.
Om het recidiverisico te verminderen heeft verdachte behandeling en begeleiding nodig. De benodigde hulp kan niet worden geboden binnen een voorwaardelijk kader. De reclassering ziet geen mogelijkheden om in het kader van bijzondere voorwaarden, een recidive beperkende werking te kunnen uitoefenen.
De rechtbank overweegt daarnaast dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door verdachte eerder begane soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de officier van justitie daarom in zijn vordering volgen.
Verdacht krijgt binnen de ISD-maatregel de kans te komen tot een duurzame oplossing van zijn problematiek. Indien verdachte wederom weigert mee te werken aan de behandeling van zijn problematiek komt de tweede doelstelling van de ISD-maatregel in beeld, het beschermen van de maatschappij gedurende een langere periode.
De maatregel strekt er immers mede toe de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte per direct te beëindigen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel volledig ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.
De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman subsidiair heeft aangevoerd geen aanleiding de ISD-maatregel te beperken tot één jaar.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
38m, 38n, 310 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

diefstal

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende maatregel.
 Een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. C.C. van Ravenhorst, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 19 maart 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een dossier van politie Eenheid Oost-Brabant met registratienummer PL2100-2024264225,afgesloten op 1 december 2024, pag. 1 tot en met 31.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting, verklaring verdachte
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pag. 5-6
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 7