ECLI:NL:RBOBR:2025:1516

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11425599
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek om vergoedingen na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoeker], om toekenning van diverse vergoedingen na een ontslag op staande voet door zijn werkgever, EBKE EUROPE B.V. De werknemer stelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 7:677 BW. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter wijst de gefixeerde schadevergoeding toe, maar stelt de billijke vergoeding op nihil, omdat de werknemer in de korte periode van zijn dienstverband geen noemenswaardige werkzaamheden heeft verricht. De transitievergoeding wordt afgewezen wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon. Daarnaast verzoekt de werkgever in een tegenverzoek om de arbeidsovereenkomst nietig te verklaren wegens dwaling, maar dit verzoek wordt afgewezen. De kantonrechter concludeert dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat de werknemer nooit de intentie had om werkzaamheden te verrichten. De zaak illustreert de noodzaak voor werkgevers om duidelijke communicatie en verwachtingen te scheppen in de arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 11425599 \ EJ VERZ 24-702
Beschikking van 14 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. N. Keller (Stichting Univé Rechtshulp),
tegen
de besloten vennootschap
EBKE EUROPE B.V.,
statutair gevestigd te Antwerpen, België,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
hierna te noemen: EBKE,
vertegenwoordigd door haar directeur de heer [A] .
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt [verzoeker] om toekenning van diverse vergoedingen na een ontslag op staande voet door EBKE. Daarnaast verzoekt [verzoeker] om betaling van achterstallig loon en van het saldo van de eindafrekening. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet (rechts)geldig is, maar wijst enkel de gefixeerde schadevergoeding toe. De billijke vergoeding wordt op nihil gesteld en de transitievergoeding wordt afgewezen wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] . EBKE wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon.
EBKE verzoekt in het tegenverzoek om de arbeidsovereenkomst tussen partijen nietig te verklaren in verband met dwaling. De kantonrechter wijst dat verzoek af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 8, ingekomen ter griffie op 28 november 2024;
- het verweerschrift, met een tegenverzoek, met productie 1 tot en met 3;
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De datum voor de beschikking is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
EBKE is een verkoper van elektrische fietsen.
2.2.
[verzoeker] speelt als semi-professioneel hockeyer in de hoofdklasse bij Oranje-Rood te Eindhoven. [verzoeker] is geboren op [geboortedatum] 2001 en is nu 23 jaar oud.
2.3.
Bij e-mailbericht van 28 juni 2024 heeft EBKE [verzoeker] een aanbod voor een baan gedaan. Ter zitting heeft [A] toegelicht dat de reden hiervoor was dat [verzoeker] door zijn jarenlange hockeytijd veel contacten had met hockeyclubs en -spelers in de hoofdklasse en internationaal, doelgroep van de (sponsoring met) fietsen. In dit bericht is het volgende opgenomen:
2.4.
[verzoeker] is op 1 augustus 2024 in dienst getreden bij EBKE in de functie van Partnership manager met een loon van € 2.500,00 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, van 1 augustus 2024 tot en met 31 januari 2025. De overeengekomen arbeidsduur is 20 uur per week en in de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [verzoeker] geen vaste werktijden heeft.
In de arbeidsovereenkomst is verder het volgende opgenomen:
en
2.5.
Vanaf aanvang arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] de Tesla ontvangen en (privé) gebruikt. Op 21 september 2024 heeft [verzoeker] de Tesla, op verzoek van EBKE, aan EBKE overgedragen wegens einde leasecontract. De laptop/tablet en mobiele telefoon heeft [verzoeker] , ondanks diverse verzoeken daartoe, niet ontvangen.
2.6.
In de periode 30 juli 2024 tot en met 3 oktober 2024 hebben [verzoeker] en de heer [A] van EBKE (verder te noemen: [A] ) regelmatig via Whatsapp contact gehad. [verzoeker] heeft daarin veelvuldig naar de laptop/tablet en mobiele telefoon gevraagd, onder andere op 31 juli, 1, 3, 5, 6, 7, 13, 16, 18, 20, 23, 25 augustus, en 2, 3, 6, 9, 10, 12, 16, 20, 21, 24 en 25 september 2024.
Over de inhoud van het werk hebben partijen als volgt gecorrespondeerd via Whatsapp:
Op 30 juli 2024 heeft [verzoeker] aan [A] bericht:
“En laat maar weten of ik iets kan doen en wanneer de spullen binnenkomen.”
31 juli 2024 van [verzoeker] aan [A]
“En de stickers op de auto kan plakken met mijn pa.”
3 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Wil de stickers er vandaag opplakken, moet je die stickers met water doen of is het gewoon erop plannen. Want als het plakken is dan is het denk slecht voor de lak.”
3 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Als ik wat kan doen hoor ik het graag!”
7 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Anders even meeten nog deze week of een bal meppen als je daar tijd voor hebt.”
7 augustus 2024 van [A] aan [verzoeker] :
“Golfen wordt lasting maar meeten en greeten kan in ieder geval.”Partijen komen dan tot een afspraak op 9 augustus 2024 in Zeist.
12 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Stuur vandaag een mail met wat info en soort van plan.”
Op 13 augustus 2024 maakt [verzoeker] een paar foto’s van een fiets en stuurt deze naar [A] . Op 14 augustus 2024 gaan [A] en [verzoeker] samen naar Braxgata, een hockeyclub in Boom, België.
21 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Succes in België!! Als ik wat voor je kan doen hoor ik het graag ; ).”Met reactie van [A]
“volgende week mag je aan de bak ”en het antwoord [verzoeker] van diezelfde dag
“Geweldig!”
26 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Als ik iets voor je kan doen, laat maar weten!”
26 augustus 2024 van [A] aan [verzoeker] :
“Ik wil een actie starten bij hockeyclubs dat ze een f-line bike kunnen kopen voor 1395 euro met de kortingscode [verzoeker] en dan een foto van jouw fiets erbij. Hoe kunnen we leden van hockeyclubs het beste bereiken?”Diezelfde dag van [verzoeker] aan [A]
“Ga ik over nadenken! Heb wel een idee” Op 27 augustus 2024 zoekt [verzoeker] op verzoek van [A] online naar een ontwerper voor een banner maar zonder resultaat.
Op 27 augustus 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Dacht met het idee, eerst de fietsen de leveren bij Braxgata met bestickering en vanuit daar kan je door naar andere clubs. Als je daar foto’s van kan hebben met spelers en dat het daar zeg maar is gelukt, en zo door naar andere clubs ‘willen jullie dit ook” Ik bel je tussen de training op.”[A] antwoordt daarop diezelfde dag met
“ik heb je een mail doorgestuurd van [B] van Laren H1” en reactie [verzoeker]
“Zal eens bekijken. Bespreken morgen ook nog wel kort die mail van Laren wat je zou willen.
29 augustus 2024 van [A] aan [verzoeker] :
“Ik zou graag willen dat je minder pusht en je meer druk maakt om de verkoop van fietsen. Je hebt genoeg contacten dus iemand erop aanspreken moet niet te moeilijk zijn. Je hebt de afgelopen maand de auto niet gebruikt voor zakelijke afspraken behalve met mij in België. Ik hoor ook niet dat je mensen benaderd hebt. Dit is niet afhankelijk van een macbook :)”
[verzoeker] heeft daarop geantwoord:
“Dat klopt, wel handig voor mij om te weten wat ik zou moeten doen in deze nieuwe functie. Sturing zou ik zeker waarderen om een mooi plan te maken. Mond op mond reclame gaat gewoon door:) een eigen nummer en mail helpt daar wel enorm bij maakt het een stuk makkelijker:)”
[A] heeft daarop gereageerd met
“komt goed”.
2 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Goedemorgen. Deze week plannen maken hoe we het gaan aanpakken? En welke werkzaamheden ik kan gaan doen.”
[A] heeft daarop gereageerd:
“Bel je straks terugp”
10 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“bel vanavond maar! Morgen even meeten voor de spullen en het plan.”
En 11 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“De mensen uit Amerika hebben interesse.”
[A] vraagt daarop
“wat willen ze doen in US?”Waarop [verzoeker] antwoordt (12.09) “Fietsen ; ) “
18 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Kan ik even mooie flyer maken.”En 20 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Bericht uit Amerika dat er meerde mensen een fiets willen.”Waarop [A] diezelfde dag reageert:
“(..) Zal vandaag je alvast via Zweden betalen voor augustus en september. Verwacht dan ook wel werk want er is nog steeds niets gebeurd. Dat is niet afhankelijk van een computer.”En
´”Hoe concreet is US? Wat gaan ze ervoor doen?”En diezelfde dag vraagt [verzoeker] aan [A] om een aantal foto’s van Ebke logo en fiets die hij op de flyer wil hebben, welke [A] hem direct stuurt.
21 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Ik heb een lijst gemaakt met e-mails van clubs en al een concept gemaakt van een flyer. Dan zou een telefoon zeker handig zijn en laptop om zo contact te gebben en ook mijn e-mail en nummer erop te zeggen.”Op 21 september 2024 heeft [A] aan [verzoeker] geschreven:
“Wordt wel tijd om fietsen te verkopen”
[verzoeker] heeft daarop gereageerd met
“Dat is dan wel het plan!!”.
23 september 2024 van [verzoeker] aan [A] :
“Goedemorgen, een Spanjaard uit ons team zou graag een fiets willen. F-line. Wat heb je nog op voorraad?” Waarop [A] vraagt
“Betaald of via sponsoring?”en [verzoeker] antwoordt
“Geen idee. Zal eens vragen. Jij wilde 700 toch?”En
“Ik heb alles klaar staan voor de club om daar mail en flyers te gaan geven. Heb ook nog wel paar meer mensen die een fiets willen.”
En (24.09)
“Ik kan nu alleen fietsen verkopen via via, bij clubs kan ik het pas doen met telefoonnummer en een mail.”
Op 25 september 2024 heeft [verzoeker] aan [A] geschreven:
“Goedemorgen [A] , Ik heb nog geen salaris ontvangen. Zou dat wel graag willen. Ik heb daar een contract voor getekend. Ik zou graag fietsen willen verkopen en de sponsoring inzetten, dat maakt het wel handig als ik een telefoon heb met een nummer en laptop. En heb al aantal mensen die een fietsen willen kopen maar dan moet het zakelijk wel kloppen. Hoor van je.”
[A] heeft daar diezelfde dag als volgt op gereageerd:
“Dag [verzoeker] , je hebt sinds midden augustus de beschikking gehad over de tesla waarmee je nul zakelijke afspraken hebt gehad maar vaak naar het strand bent gereden. Om je werk te doen kon je ook tijdelijk de esim in je telefoon zetten en webmail gebruiken van je ebke account maar dat heb je ook niet gedaan. Je hebt in twee maanden tijd geen enkele fiets verkocht en weiger te geloven dat dit door de afwezigheid van een laptop komt. Je hebt recht op twee maanden salaris wat vorige week in werking is gezet. Als je voor 1 oktober as geen 5 fietsen heb verkocht zeg ik het contract op. Ik heb geen zin in uitvluchten.”
Op 26 september 2024 heeft [verzoeker] daar weer op gereageerd:
“Dag [A] , we hadden van te voren toch afspraken gemaakt telefoon en laptop en ook nog andere afspraken. Daar heb ik ook voor getekend. Ik heb die hele maand gevraagd of ik iets kon doen doen en jij zei nee, ben natuurlijk wel bezig geweest hier en daar. Ik denk dat ik hier heel wat moois had van kunnen maken en heel veel fietsen had kunnen verkopen als ik alle tools in bezit had. Verwacht einde deze week salaris.”
[A] heeft geantwoord:
“Welke tools ? Een telefoon en een laptop? Je kunt toch inloggen via internet ?Ik verkoop toch ook zonder laptop ? Heb er afgelopen week 50 verkocht zonder computer. Als jij klanten hebt dan kun je die doorgeven en we factureren. Je weet toch dat je fietsen moest verkopen vanaf 1 augustus? Daar heb je mij toch niet voor nodig ? Je moet je focussen op je eigen werk en niet bezig zijn om mijn werk over te nemen. Jij zegt dat je fietsen nu kunt verkopen. Geef de orders dan maar door”
[verzoeker] heeft in reactie daarop diezelfde dag het volgende geschreven:
“Dag [A] , we hadden voor het contract toch gewoon afspraken gemaakt en die heb ik getekend. En dat ik braxgata zou overnemen en daaruit verder gaan bij andere hockeyclubs dat zou het moeten worden. Verwacht nog steeds salaris. Wanneer komt dat binnen?”
2.7.
Op 1 oktober 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. EBKE heeft [verzoeker] op 1 oktober 2024, 12.10h het volgende Whatsapp-bericht gestuurd:
“Ik ga het contract opzeggen vandaag. Ik zie geen heil meer in onze samenwerkijg aangezien er toch niets gebeurt. Je bent ook niet doorgekomen met orders of ander voorstel tot samenwerking. Je salaris staat uiterlijk morgen op je rekening. We wikkelen het netjes af.”
2.8.
Bij e-mailbericht van 1 oktober 2024 13.00h heeft EBKE aan [verzoeker] geschreven:
2.9.
Bij brief van 29 oktober 2024 heeft [verzoeker] middels zijn voormalig gemachtigde aanspraak gemaakt op vergoeding wegens onregelmatige opzegging, het salaris van september 2024 en de transitievergoeding. De gemachtigde schrijft in deze brief dat [verzoeker] vanaf de begindatum van het contract voortvarend is begonnen aan zijn werkzaamheden, dat hij het werk leuk vond en dat hij werd gewaardeerd.
2.10.
Bij brief van 5 november 2024 heeft de gemachtigde van EBKE aan de voormalige gemachtigde van [verzoeker] geschreven:
“(..) Op 1 oktober jl. zag onze cliënte zich genoodzaakt uw cliënt te ontslaan om dringende redenen wegens hardnekkige werkweigering.
Spijts herhaaldelijke schriftelijke aanmaningen weigerde uw cliënt immers de werkzaamheden te leveren waartoe hij zich contractueel had verbonden en liet hij structureel na zich te kwijten van zijn welomschreven functie.
Niettegenstaande cliënte op 1 oktober l.l. uitdrukkelijk schriftelijk heeft aangegeven dat uw cliënt om dringende redenen met onmiddellijke ingang werd ontslagen, meent u thans volstrekt ten onrechte aanspraak te kunnen maken op een vergoeding als zou het gaan om een tussentijdse opzeg van de overeenkomst, quod certe non.
De overeenkomst werd om dringende redenen beëindigd wegens werkweigering zodat er geen voorafgaande toestemming nodig is van het UWV of de rechtbank, noch uw cliënt aanspraak kan maken op enige (opzeg)vergoeding.
Cliënte daarentegen is gerechtigd op teruggave van de ter beschikking gestelde bedrijfsgoederen waaronder de elektrische fiets, hetzij een tegenwaarde t.b.v. € 2.090,00 indien uw cliënt weigert over te gaan tot teruggave binnen de 5 werkdagen vanaf heden.
Cliënte maakt tevens uitdrukkelijk voorbehoud tot terugvordering van de reeds betaalde vergoedingen en de ge-/verbruikskosten van het ter beschikking gestelde voertuig dat quasi
uitsluitend werd aangewend voor privé verplaatsingen. (..)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt
primairom EBKE te veroordelen tot betaling aan hem van een billijke vergoeding van € 11.631,- bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.700,- bruto en een transitievergoeding van € 150,- bruto,.
Subsidiairverzoekt [verzoeker] om EBKE te veroordelen tot betaling aan hem van de transitievergoeding. Zowel
primair als subsidiairverzoekt [verzoeker] om EBKE te veroordelen tot betaling aan hem van achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag van € 2.900,- vermeerderd met de wettelijke verhoging, de eindafrekening van € 415,54 bruto, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, alle voorgaande bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag – kort gezegd – dat het ontslag op staande voet niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 BW, omdat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag. [verzoeker] berust in het aangezegde ontslag op staande voet. Hij maakt aanspraak op diverse vergoedingen in verband met het ten onrechte gegeven ontslag en op achterstallig loon uit hoofde van de arbeidsovereenkomst.
3.3.
EBKE voert verweer en stelt dat het verzoek om ten laste van haar de diverse vergoedingen toe te kennen, moet worden afgewezen. EBKE voert daartoe – samengevat – aan dat zij [verzoeker] op goede gronden en met inachtneming van de geldende regels op staande voet ontslagen heeft. Op het verweer wordt hieronder verder ingegaan.

4.Het tegenverzoek

4.1.
EBKE verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen partijen op basis van dwaling nietig te verklaren, om [verzoeker] te veroordelen het betaalde nettosalaris van € 1.815,- terug te betalen en om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 1.695,- als vergoeding voor de niet ingeleverde fiets.
4.2.
EBKE legt aan haar verzoeken – kort gezegd – het volgende ten grondslag. [verzoeker] heeft ondanks diverse verzoeken en opdrachten gedurende twee maanden geen enkele activiteit ontwikkeld, geen nieuwe klanten benaderd en ook de werkzaamheden die beschreven stonden in de e-mail die voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst is gestuurd, niet uitgevoerd. [verzoeker] is diverse malen mondeling en schriftelijk om opheldering gevraagd waarom er geen activiteiten waren. Volgens diverse berichten was hij met orders bezig maar het ontbrak aan bewijsstukken, verslagen of andere informatie. Aangezien EBKE steeds in het ongewisse werd gelaten en [verzoeker] geen enkele activiteit heeft geïnitieerd heeft EBKE [verzoeker] een ultimatum gesteld per whatsapp om met informatie te komen. Mocht dit niet plaatsvinden zou ontslag op staande voet plaatsvinden. EBKE heeft op dit bericht geen enkele reactie gekregen die haar anders zou doen besluiten. Aangezien er geen enkele werkzaamheden zijn uitgevoerd kon er ook geen informatie of bewijsstukken worden overlegd. Er is op het laatste verzoek tot het leveren van informatie geen inhoudelijke reactie gekomen wat EBKE heeft doen besluiten [verzoeker] op staande voet te ontslaan.
[verzoeker] heeft nooit de intentie gehad om werkzaamheden voor EBKE uit te voeren. Hij wilde graag een baan hebben die hem een salaris zou geven en een auto gezien het feit dat hij met zijn opleiding was gestopt. Dat daar ook verantwoordelijkheden aan vast zitten
heeft hij genegeerd. Hij heeft niets ondernomen wat zijn salaris en het gebruik van de auto
rechtvaardigt. Daaruit volgt dat zij bewust op het verkeerde been is gezet en dat er sprake is van dwaling, aldus EBKE.
4.3.
[verzoeker] voert verweer.

5.De beoordeling

Toepasselijk recht en rechtsmacht
5.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat EBKE is gevestigd in België. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
5.2.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze internationale kwestie, dient te worden beantwoord aan de hand van de herschikte verordening (EU) Nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Op grond van artikel 20 lid 1 jo. artikel 21 lid 1 aanhef en sub b onder i) Brussel I bis kan voor individuele verbintenissen uit een arbeidsovereenkomst de werkgever worden opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat van de laatste plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. In dit geval is dat voor EBKE de Nederlandse rechter, nu [verzoeker] zijn werkzaamheden gewoonlijk uitvoerde vanaf zijn woonadres te [woonplaats] .
5.3.
De vraag wat het toepasselijke recht is, dient te worden beantwoord aan de hand van de verordening (EG) Nr. 593/2008 (Rome I). Ingevolge artikel 3 lid 1 jo. artikel 8 lid 1 Rome I wordt de arbeidsovereenkomst beheerst door het Nederlands recht, nu partijen in artikel 19 van de arbeidsovereenkomst daarvoor hebben gekozen.
in de zaak van het tegenverzoek
5.4.
Indien het tegenverzoek van EBKE wordt toegewezen, heeft dit consequenties voor het verzoek van [verzoeker] . Het tegenverzoek van EBKE zal daarom eerst behandeld worden.
Het beroep van EBKE op dwaling gaat niet op
5.5.
EBKE doet een beroep op nietigheid van de arbeidsovereenkomst. Een geslaagd beroep op dwaling leidt echter niet tot nietigheid, maar tot vernietigbaarheid (artikel 6:228 lid 1 BW).
5.6.
Bij dwaling wordt de totstandkoming van de overeenkomst als een gegeven aanvaard. Er is geen sprake van het ontbreken van de wil tot het sluiten van de overeenkomst, maar deze wil is tot stand gekomen onder invloed van een misvatting. De kantonrechter stelt voorop dat de mogelijkheid van (buitengerechtelijke) vernietiging op grond van dwaling in het arbeidsrecht niet is uitgesloten. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met het bijzondere karakter van de arbeidsovereenkomst.
5.7.
EBKE stelt dat [verzoeker] nooit de intentie heeft gehad om werkzaamheden voor haar uit te voeren. [verzoeker] was met zijn opleiding gestopt en wilde graag een baan die hem een salaris en een auto zou geven, maar hij heeft niets ondernomen om dit salaris en het gebruik van de auto te rechtvaardigen. [verzoeker] heeft haar bewust op het verkeerde been gezet en daarom is er sprake van dwaling. De kantonrechter volgt EBKE niet in die stellingen. In deze zaak is onvoldoende gebleken dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst al is aangegaan met de intentie om geen werkzaamheden voor EBKE uit te voeren. Hij heeft diverse keren aan [A] gevraagd of hij wat kon doen of [A] kon ontmoeten (onder andere op 3 augustus 2024, 7 augustus 2024 en 8 augustus 2024, zie productie 4, de Whatsapp-correspondentie tussen partijen). Dat er vervolgens weinig tot geen werkzaamheden zijn verricht, zoals EBKE heeft gesteld en op zitting na uitgebreid bevragen van [verzoeker] ook is gebleken, is voldoende komen vast te staan. Maar de kantonrechter leidt uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie af dat de verwachtingen over en weer kennelijk uiteenliepen. Uit het aanbod dat EBKE op 28 juni 2024 aan [verzoeker] heeft gedaan, maakt de kantonrechter op dat EBKE [verzoeker] uitgebreide ervaring in partnership management toedichtte (gebaseerd op de contacten van [verzoeker] in de hockeywereld hoofdklasse/internationaal, zo lichtte [A] toe ter zitting), terwijl [verzoeker] – een 23-jarige voor wie dit zijn eerste baan was, op betaald hockeyen na – meer (aan)sturing van EBKE verwachtte. [verzoeker] heeft uiteindelijk nagenoeg geen werkzaamheden verricht, maar om te stellen dat dat van meet af aan zijn bedoeling is geweest, gaat een brug te ver. Het beroep op dwaling kan daarom niet slagen. De arbeidsovereenkomst wordt niet vernietigd en voor de terugbetaling van het betaalde nettosalaris ad € 1.815,- is geen grond.
[verzoeker] is een vergoeding voor de fiets verschuldigd
5.8.
EBKE heeft ook om een vergoeding van € 1.695,- voor de niet ingeleverde fiets verzocht. EBKE heeft toegelicht dat zij de fiets aan [verzoeker] ter beschikking heeft gesteld, en dat [verzoeker] daarmee promotie kon maken. Door de huidige situatie kon [verzoeker] haar echter niet meer vertegenwoordigen. Zij heeft de samenwerking op dat gebied ook opgezegd en de fiets teruggevorderd. Tot op heden is de fiets echter nog niet geretourneerd, zo stelt EBKE.
5.9.
[verzoeker] heeft op de zitting aangevoerd dat hij ervan uitging dat de fiets zijn eigendom was. EBKE zou de fiets leveren en hij zou op die fiets door Eindhoven rijden en daar filmpjes van op Instagram plaatsen. Er zijn geen sponsorafspraken genoteerd op papier, maar [verzoeker] was in de veronderstelling dat wanneer je een sponsorartikel krijgt, dat eigendom wordt.
5.10.
In reactie daarop heeft EBKE betwist dat de fiets eigendom van [verzoeker] is geworden. Zij heeft toegelicht dat er in dat geval een nul-factuur was opgemaakt, waarin duidelijk was vermeld dat de fiets aan de berijder gegeven werd. Dat is niet gebeurd, dus de fiets is haar eigendom gebleven, aldus EBKE.
5.11.
Niet in geschil is dat er geen afspraken op papier zijn vastgelegd met betrekking tot de fiets. [verzoeker] was ervan uitgegaan dat hij de fiets gekregen had, maar EBKE heeft onweersproken gesteld dat zij in geval van het schenken van een fiets altijd een nul-factuur opmaakt, en dat die nul-factuur in dit geval niet is opgemaakt. Andere omstandigheden op basis waarvan [verzoeker] erop had mogen vertrouwen dat hij de fiets in eigendom kreeg, zijn gesteld noch gebleken. Dat betekent dat de fiets eigendom van EBKE is gebleven. [verzoeker] is in verzuim met het inleveren van de fiets bij het einde van de samenwerkingsovereenkomst. In een eerder stadium heeft EBKE teruggave van de fiets gevorderd, maar in deze procedure verzoekt zij een vergoeding voor de fiets. De vergoeding in plaats van de fiets en de hoogte van de vergoeding zijn door [verzoeker] niet weersproken. De verzochte vergoeding van € 1.695,- komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
5.12.
Omdat partijen in het tegenverzoek over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
in de zaak van het verzoek
5.13.
In de kern genomen ziet het geschil tussen partijen op de vraag of EBKE [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen.
Juridisch kader
5.14.
Bij de beoordeling wordt het volgende vooropgesteld. Omdat het ontslag op staande voet een uiterste middel is, stelt de wet daaraan strenge eisen. Deze zijn terug te vinden in artikel 7:677 lid 1 BW: de opzegging moet onverwijld zijn en vergezeld gaan van mededeling van de reden voor ontslag, die bovendien als dringende reden moet gelden.
Dringende reden
5.15.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Een dringende reden zal onder andere aanwezig geacht kunnen worden wanneer de werknemer in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden (artikel 7:678 lid 1 onder b BW), wanneer de werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt (onder j) of wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt (onder k).
5.16.
Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Hierbij moeten de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Ook als de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst was gerechtvaardigd. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
Er is geen sprake van een dringende reden
5.17.
De reden voor het ontslag op staande voet die EBKE in de e-mail van 1 oktober 2024 geeft, is – kort gezegd – dat [verzoeker] vanaf de eerste dag geen enkele activiteit heeft ondernomen om fietsen te verkopen. Ter zitting heeft [A] toegelicht dat verkoop van de fietsen rechtstreeks gebeurde en via het aangaan van sponsorcontracten met hockeyclubs of spelers uit de hoofdklasse of internationaal, met een groot ‘exposure’. Dit verwijt dat EBKE aan [verzoeker] maakt, is voldoende vast komen staan. De kantonrechter heeft [verzoeker] op de zitting uitgebreid ondervraagd over de activiteiten die hij gedurende het dienstverband heeft verricht, maar [verzoeker] heeft geen concrete, ter zake doende, activiteiten kunnen benoemen noch heeft [verzoeker] een reden kunnen geven voor het niet uitvoeren van de werkzaamheden of zelfs maar voor het niet leggen van contacten. [verzoeker] heeft evenmin stukken overgelegd waaruit zou blijken dat hij activiteiten voor EBKE heeft verricht, zelfs niet de activiteiten die hij zelf noemt in de appberichten zoals het opstellen van een lijst met mailadressen, het voorbereiden van een flyer of het bedenken van een plan. Dit kan echter niet enkel aan [verzoeker] worden toegerekend. [A] heeft op zitting gezegd dat hij [verzoeker] er vaak op aangesproken heeft, maar dat blijkt niet uit de overgelegde correspondentie. Op 29 augustus 2024, dus pas toen de arbeidsovereenkomst al bijna één maand liep, heeft [A] tegen [verzoeker] gezegd dat hij zou willen dat [verzoeker] zich meer druk maakt om de verkoop van fietsen, dat [verzoeker] de auto – die door EBKE ter beschikking is gesteld –, de afgelopen maand niet heeft gebruikt voor zakelijke afspraken behalve voor één afspraak samen met [A] en dat hij ook niet heeft gehoord dat [verzoeker] mensen heeft benaderd. In reactie daarop heeft [verzoeker] aangegeven dat het voor hem wel handig zou zijn om te weten wat hij zou moeten doen in zijn nieuwe functie, en dat hij sturing zeker zou waarderen. [A] reageert daarop enkel met ‘komt goed ’. Op de zitting heeft [A] aangegeven dat als [verzoeker] hulp nodig zou hebben, hij dat begreep, maar dat [verzoeker] nooit om hulp heeft gevraagd. In dit bericht van 29 augustus 2024 heeft [verzoeker] echter wel om hulp gevraagd, maar [A] heeft daar niet serieus op gereageerd. Evenmin heeft [A] toegelicht of en zo ja, welke hulp hij dan daarop aan [verzoeker] heeft gegeven. Vervolgens schrijft [A] bijna een maand later, op 21 september 2024, dat het wel tijd wordt om fietsen te verkopen, vergezeld door een smiley. Door op deze manier te communiceren is de urgentie van de boodschap kennelijk niet bij [verzoeker] aangekomen. Pas op 25 september 2024, als [verzoeker] naar zijn salaris vraagt, spreekt [A] [verzoeker] serieus aan en stelt hij een deadline, dat [verzoeker] voor 1 oktober 2024 vijf fietsen moet verkopen en dat hij anders het contract opzegt. Dit bericht komt redelijk uit de lucht vallen, afgezet tegen de eerdere correspondentie tussen partijen. Het had op de weg van EBKE als werkgever gelegen om eerder duidelijk te communiceren aan [verzoeker] wat er van hem werd verwacht, hem aan te sturen en instructies te geven en, als de resultaten voor EBKE tegenvielen, dit ook duidelijk kenbaar te maken aan [verzoeker] . Daarbij had EBKE ook de mogelijkheid om [verzoeker] te vragen andere werkzaamheden te verrichten, nu in de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [verzoeker] ook moet voldoen aan redelijke verzoeken van EBKE om andere werkzaamheden te verrichten (artikel 2 lid 2). EBKE heeft het echter gedurende bijna twee maanden op zijn beloop gelaten, en vervolgens, toen voor haar de maat vol was, [verzoeker] een ultimatum gesteld. En enkele dagen later heeft zij vervolgens direct een ontslag op staande voet gegeven.
Dat [verzoeker] bijna twee maanden lang nagenoeg geen werkzaamheden heeft verricht, kan hem ernstig verweten worden. Dit verwijt is echter, mede gelet ook op de opstelling van EBKE als werkgever, van onvoldoende gewicht om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Dat geldt te meer nu [verzoeker] een 23-jarige sporter is voor wie dit de eerste baan was en die duidelijk niet wist hoe zich te gedragen in een professionele werkomgeving waar inzet en resultaten van hem werden verwacht. EBKE mocht van een goed betaalde “partnership manager” ook wel degelijk actie, initiatief en enige resultaten verwachten maar toen deze uitbleven, had van EBKE als werkgever in deze meer mogen worden verwacht, zoals hiervoor aangegeven. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet, ook gezien de verstrekkende gevolgen daarvan, een te zware sanctie is geweest. Dat betekent dat EBKE de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd zonder de daarvoor geldende wettelijke eisen in acht te nemen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is wel geëindigd per 1 oktober 2024 maar het ontslag op staande voet is dus onrechtmatig. Dit brengt met zich mee dat [verzoeker] in beginsel recht heeft op een aantal vergoedingen. Deze worden hierna besproken.
Gefixeerde schadevergoeding
5.18.
Indien een arbeidsovereenkomst wordt opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt, kan de wederpartij op grond van artikel 7:672 lid 11 BW aanspraak maken op een vergoeding. Omdat in de arbeidsovereenkomst een tussentijds opzegbeding is opgenomen, is deze vergoeding gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn. [verzoeker] heeft de vergoeding in het verzoekschrift onder 6.5 berekend over de periode vanaf 1 oktober 2024 tot 1 december 2024 op een bedrag van € 5.400,- bruto. In het petitum noemt hij vervolgens, onder verwijzing naar punt 6.5 van het verzoekschrift, een bedrag van € 5.700,-. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit laatste bedrag een verschrijving is, omdat twee maandsalarissen (à € 2.500) vermeerderd met twee keer vakantietoeslag (à 8%) op een bedrag van € 5.400,-, en niet € 5.700,- uitkomt. EBKE heeft de hoogte van het bedrag ad
€ 5.400,- niet weersproken. EBKE zal daarom worden veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 5.400,- bruto. Ook de wettelijke rente over deze vergoeding zal worden toegewezen zoals verzocht.
Billijke vergoeding
5.19.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [verzoeker] kan daarom in beginsel aanspraak maken op de toekenning van een billijke vergoeding. [1] Daarbij wordt opgemerkt dat een ongeldig ontslag als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt. [2]
5.20.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [3] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.21.
Aan het gevorderde bedrag van € 11.631,- legt [verzoeker] , zo de kantonrechter begrijpt, het gemiste loon tot einde dienstverband ten grondslag. Deze redenering zou mogelijk opgaan indien [verzoeker] zich steeds als goed werknemer zou hebben gedragen. Dit is echter niet het geval, zoals hiervoor is besproken. De door EBKE aan het adres van [verzoeker] gemaakte verwijten, namelijk het gedurende twee maanden (op een contract van zes maanden) nagenoeg geen noemenswaardige werkzaamheden verrichten, zouden naar het oordeel van de kantonrechter toch al tot een spoedig einde van de arbeidsovereenkomst hebben geleid. Daar komt bij dat [verzoeker] over de maanden oktober en november al een vergoeding ter hoogte van zijn salaris krijgt in het kader van de gefixeerde schadevergoeding. En, zoals hierna zal worden geoordeeld, is EBKE ook gehouden tot het betalen van het achterstallige salaris tot 1 oktober 2024. Dat betekent dat [verzoeker] al recht heeft op een bedrag dat overeenkomt met vier maanden salaris, terwijl hij in die twee maanden van de arbeidsovereenkomst geen noemenswaardige werkzaamheden heeft verricht. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de aan [verzoeker] toekomende billijke vergoeding met inachtneming van de in de rechtspraak weergegeven gezichtspunten op nihil gesteld dient te worden.
Transitievergoeding
5.22.
Het verzoek om EBKE te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt afgewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Voldoende is komen vast te staan dat [verzoeker] gedurende de twee maanden die de arbeidsovereenkomst heeft geduurd geen enkele activiteit heeft ondernomen om fietsen te verkopen of sponsorcontracten af te sluiten. Hij heeft zich vooral druk gemaakt om de laptop en mobiele telefoon, die hij op grond van de arbeidsovereenkomst zou krijgen. Daarnaast heeft hij meer appjes besteed aan de auto en zijn salaris dan aan de inhoud van zijn werk. [verzoeker] deed het richting [A] steeds voorkomen alsof het een enorme belemmering was dat hij niet over een laptop en mobiele telefoon beschikte, maar [A] heeft op zitting toegelicht dat [verzoeker] door middel van eSIM eenvoudig had kunnen bewerkstelligen privé en zakelijke communicatie gescheiden te houden; bij zo’n eSIM kun je per contact in je telefoon instellen of je privé of zakelijk belt, aldus [A] , zonder dat [verzoeker] hiervoor zijn privé sim-kaart had hoeven gebruiken. [verzoeker] had ook het EBKE-e-mailadres dat hem ter beschikking was gesteld, op zijn telefoon kunnen installeren. De data kon gebruikt worden via de eSIM kaart, dus alle kosten zouden zakelijk zijn. Zo’n eSIM-kaart had [verzoeker] binnen twee minuten kunnen installeren, het is een digitale kaart die je in je telefoon laadt door middel van een barcode. Het duurde inderdaad heel lang voordat de laptop en telefoon ontvangen waren, maar EBKE heeft deze wel besteld en kon daar verder ook niets aan doen. [verzoeker] had in de tussentijd gewoon kunnen werken door middel van eSIM en overigens ook met gebruik van de auto, maar hij weigerde dat, aldus EBKE.
[verzoeker] heeft op zitting erkend dat [A] heeft voorgesteld dat hij in afwachting van de laptop en mobiele telefoon door middel van eSIM zou werken, en heeft niet betwist dat eSIM op de door [A] geschetste wijze werkt maar [verzoeker] heeft desgevraagd aangegeven dat de reden dat hij eSIM niet wilde gebruiken was omdat hij de laptop en mobiele telefoon, zoals afgesproken in de arbeidsovereenkomst, wilde ontvangen. Ook gaf [verzoeker] aan dat hij zakelijk en privé gescheiden wilde houden, hetgeen echter juist wordt bereikt met eSIM. Die opstelling van [verzoeker] , in combinatie met zijn steeds terugkerende opmerkingen dat hij een telefoon en laptop nodig heeft om fietsen te verkopen en sponsering op te zetten, en het vervolgens nalaten activiteiten op dat gebied te ontplooien, maakt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is. [4]
Achterstallig salaris en bruto-netto-specificatie
5.23.
[verzoeker] verzoekt betaling van zijn salaris over september 2024. EBKE heeft op zitting erkend dat er slechts eenmaal een bedrag van € 1.815,- netto aan [verzoeker] is betaald; dat is het bedrag dat zij van de boekhouder doorgekregen heeft. EBKE heeft erkend dat als het beroep op dwaling niet slaagt en ze het contract zou moeten volgen, er nog één maand salaris verschuldigd is. Nu de arbeidsovereenkomst tot 1 oktober 2024 heeft geduurd, komt de verzochte salarisbetaling over september 2024 dan ook voor toewijzing in aanmerking. EBKE is ook gehouden deugdelijke bruto-netto-specificaties over augustus en september 2024 aan [verzoeker] te verstrekken.
Achterstallige vakantietoeslag
5.24.
[verzoeker] verzoekt betaling van de vakantietoeslag over de maanden augustus en september 2024 van € 200,- bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat het vakantiegeld 8% bedraagt en tegelijk met het loon wordt uitbetaald. [verzoeker] heeft onweersproken gesteld dat hij geen vakantiegeld heeft ontvangen. De verzochte vakantietoeslag komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
Eindafrekening
5.25.
[verzoeker] verzoekt uitbetaling van 13,34 openstaande verlofuren. EBKE heeft dat verzoek betwist, zij heeft aangevoerd dat [verzoeker] voldoende werkzame dagen als vakantiedagen heeft genoten, zodat zij deze verlofuren als opgenomen beschouwt. Er is totaal niet vast komen staan dat [verzoeker] iets van werkzaamheden heeft verricht. [verzoeker] heeft niet betwist dat de verlofuren als opgenomen kunnen worden beschouwd. De verzochte uitbetaling van de verlofuren wordt daarom afgewezen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.26.
De wettelijke verhoging over het achterstallige salaris (overeenkomstig artikel 7:625 BW) is toewijsbaar, omdat EBKE het salaris niet tijdig heeft betaald. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
5.27.
De verzochte wettelijke rente over het achterstallige salaris is eveneens toewijsbaar. De wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW zal worden toegewezen vanaf 2 december 2024, de datum van ontvangst van het verzoekschrift.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.28.
[verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van incassokosten. De verzochte vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu [verzoeker] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Proceskosten
5.29.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen.
6. De beslissing
De kantonrechter
6.1.
veroordeelt EBKE om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 5.400,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening;
6.2.
veroordeelt EBKE om aan [verzoeker] het salaris over september 2024 inclusief de vakantietoeslag over augustus en september 2024 ad in totaal € 2.900,- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, gematigd tot 10%, alsmede met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 december 2024 tot de dag der voldoening en onder verstrekking van een bruto-netto-specificatie;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak van het tegenverzoek
6.6.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan EBKE van een bedrag van € 1.695,00;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
4.Artikel 7:673 lid 7 sub c BW.