ECLI:NL:RBOBR:2025:1461

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
23/2044, 23/2045 en 23/2048
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om tegemoetkoming in faunaschade door wilde zwijnen in het kader van pachtovereenkomst met landbouwkundige beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, zijn drie beroepen van eiseres, een biologische geitenhouderij, aan de orde. Eiseres had aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming in de schade die door wilde zwijnen aan haar gewassen was veroorzaakt. De aanvragen werden afgewezen door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, met als argument dat de pachtovereenkomst die eiseres had met Brabant Water landbouwkundige beperkingen bevatte, waardoor de schade niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De rechtbank heeft de beroepen op 8 juli 2024 behandeld en op 14 maart 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvragen onterecht was, omdat de landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst niet van invloed zijn op de bestrijding van de wilde zwijnen. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiseres krijgt wel de griffierechten en proceskosten vergoed. De rechtbank benadrukt dat risicoaanvaarding niet alleen kan blijken uit de landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst, maar dat ook andere bepalingen in de overeenkomst relevant zijn voor de beoordeling van de aanvragen.

Uitspraak

1RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/2044
SHE 23/2045
SHE 23/2048

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaken tussen

V.o.f. [naam] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, het college
(gemachtigden: mr. E.M. Reijnders en S.M.T.M. Roelofs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres over de afwijzing van het college van drie aanvragen (de afwijzingen), die eiseres heeft ingediend om een tegemoetkoming te krijgen in de door haar geleden schade, veroorzaakt door wilde zwijnen.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 10 juli 2023 op de bezwaren van eiseres
(de bestreden besluiten) is het college bij de afwijzing van die aanvragen gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 juli 2024 op zitting behandeld, samen met een ander beroep van eiseres, geregistreerd onder nummer SHE 23/2079. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, namens eiseres [naam] en de gemachtigden van het college.
1.3.
De rechtbank heeft op 17 juli 2024 besloten om met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek te heropenen, om een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) af te wachten.
1.4.
Nadat de Afdeling op 28 augustus 2024 de desbetreffende uitspraak [1] had gedaan, heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op deze uitspraak.
1.5.
Eiseres heeft op 1 oktober 2024 gereageerd en het college op 4 oktober 2024.
1.6.
Partijen hebben desgevraagd in hun reacties aangegeven geen behoefte te hebben aan een nader onderzoek op een zitting, waarna heeft de rechtbank het onderzoek in alle zaken heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzingen van het college om aan eiseres een tegemoetkomingen in de geleden schade toe te kennen, veroorzaakt door wilde zwijnen.
Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren, vanwege een verkeerde motivering van de bestreden besluiten. De rechtbank laat de rechtsgevolgen in stand.
4. Hierna legt de rechtbank eerst uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal de beroepen gezamenlijk behandelen, omdat het college de bestreden besluiten op dezelfde gronden heeft genomen en de daartegen aangevoerde beroepsgronden nagenoeg identiek zijn.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Op een aanvraag om een besluit op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), die is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold op het moment van de aanvraag van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
6.1.
Eiseres heeft de aanvragen ingediend op 16 november 2021, 17 augustus 2021 en 21 juni 2022. Dit betekent dat in alle zaken de Wnb van toepassing is.
Feiten algemeen
7. Eiseres heeft aan [adres] in [plaats] een biologische geitenhouderij. Zij teelt ook tarwe als voer en stro voor de geiten. Eiseres pacht 23,6 hectare (ha) van haar gronden bij Brabant Water N.V. (Brabant Water), wat ongeveer 20% van de totale oppervlakte van haar bedrijf is.
(SHE 23/2044)
7.1.
Op 16 november 2021 heeft eiseres bij uitvoeringsorganisatie BIJ12, onderdeel van de vereniging Interprovinciaal Overleg (BIJ12), dat in deze zaken optreedt namen het college, een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade die wilde zwijnen hebben aangericht aan haar gewas (grasland) op twee percelen die eiseres pacht van Brabant Water. Eiseres heeft deze schade op 13 november 2021 geconstateerd. Vervolgens heeft BIJ12 een taxateur ingeschakeld die de percelen op 10 maart en 15 mei 2022 heeft bezocht en de schade heeft getaxeerd op € 30.389,17.
(SHE 23/2045)
7.2.
Op 17 augustus 2021 heeft eiseres bij BIJ12 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade die wilde zwijnen hebben aangericht aan haar gewas (grasland) op twee percelen die eiseres pacht van Brabant Water. Eiseres heeft deze schade op 12 augustus 2021 geconstateerd. De taxateur heeft de percelen op 21 september 2022 bezocht en de schade getaxeerd op € 7.318,60.
(SHE 23/2048)
7.3.
Op 21 juni 2022 heeft eiseres bij BIJ12 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schade aangericht door wilde zwijnen aan haar akkerbouwgewassen rogge op vier percelen die eiseres pacht van Brabant Water. Eiseres heeft deze schade op 20 juni 2022 geconstateerd. De taxateur heeft de percelen op 21 september 2022 bezocht en de schade getaxeerd op € 3.580,15.
7.4.
Blijkens de taxatierapporten is de schade voor 100% veroorzaakt door wilde zwijnen. Het college heeft de aanvragen van 16 november 2021, 17 augustus 2021 en 21 juni 2022 afgewezen, omdat eiseres met Brabant Water voor het gebruik van de percelen waar de schade zich heeft voorgedaan, een pachtovereenkomst heeft gesloten met beperkingen in het landbouwkundig gebruik en een pachtprijskorting. In de bestreden besluiten stelt het college in de eerste plaats - kort weergegeven - dat er vanwege beperkingen in de pachtovereenkomst geen normale agrarische opbrengsten worden gehaald en dat er hoofdzakelijk sprake is van natuurbeheer. Faunaschade op deze gronden komt niet voor vergoeding in aanmerking, aldus het college. Het college verwijst hiervoor naar artikel 4.6, eerste lid, onder l., sub 2, Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant (de Beleidsregel).
De landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst
8. In deze zaken is in de eerste plaats de vraag of een verzoek om tegemoetkoming in faunaschade op grond van artikel 6.1 van de Wnb kan worden afgewezen omdat in de pachtovereenkomst die eiseres heeft met Brabant Water landbouwkundige beperkingen zijn opgenomen.
8.1.
In artikel 6.1, tweede lid, van de Wnb staat dat een tegemoetkoming slechts wordt toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van de belanghebbende behoort te blijven. De rechtbank toetst of het college redelijkerwijs zijn beoordelingsruimte heeft kunnen invullen. Dat houdt dus een terughoudende toetsing in.
8.2.
Ter invulling van zijn beoordelingsruimte heeft het college de Beleidsregel vastgesteld. Voor deze zaken is artikel 4.6, eerste lid, onder l., sub 2, van de Beleidsregel van belang. Op grond daarvan kent het college geen tegemoetkoming in de schade toe als schade is aangericht aan gronden waar voor het gebruik ervan een erfpachtovereenkomst of pachtovereenkomst is gesloten en aan deze gronden beperkingen in het landbouwkundig gebruik zijn verbonden of beperkingen ten aanzien van het bestrijden van schadeveroorzakende diersoorten.
9. Eiseres betoogt dat het college haar aanvragen ten onrechte heeft afgewezen op de enkele grond dat de percelen worden gepacht en het landbouwkundig gebruik ervan onderhavig is aan natuurdoelstellingen. Zij voert daartoe aan dat een verzoek om tegemoetkoming in faunaschade altijd inhoudelijk beoordeeld moet worden, ook als sprake is van een pachtovereenkomst met beperkingen. Volgens eiseres heeft het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek. Eiseres doet ook een beroep op een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2021. [2] Zij wijst er verder op dat de beleidsregels in provincie Gelderland daarna ook zijn gewijzigd. Eiseres voert tot slot aan dat zij in voorgaande jaren de veroorzaakte schade op pachtpercelen van Brabant Water wel vergoed heeft gekregen. Op de percelen worden de wilde zwijnen bejaagd, zet eiseres afschrikmiddelen in, maar desondanks laten de wilde zwijnen zich nauwelijks stoppen, aldus eiseres.
9.1.
In haar reactie van 1 oktober 2024 stelt eiseres dat ook de Afdeling in haar uitspraak van 28 augustus 2024 van oordeel is dat de afwijzingsgrond van het college dat door landbouwkundige beperkingen geen sprake is van volwaardige bedrijfsmatige landbouw maar van natuurbeheer, geen stand kan houden. De Afdeling acht het van belang dat op grond van de pachtovereenkomst de publiekrechtelijke bestemming landbouw mag worden bedreven. Dat is in de zaken van eiseres ook het geval. Eiseres wijst erop dat de maatschappelijke functie als waterwingebied zich verdraagt met de biologische teeltwijze. Het biologisch geteelde gras is bestemd voor de geiten die eiseres op haar biologisch bedrijf houdt. Ook met de pachtovereenkomst en de bedrijfskeuze kunnen binnen de biologische bedrijfsvoering normale opbrengsten worden gegenereerd. Door het aangaan van de pachtovereenkomst heeft eiseres op geen enkele wijze het risico op faunaschade aanvaard. Er is geen sprake van natuurbeheer als doel in de pachtovereenkomst. Ook de Afdeling heeft in haar uitspraak overwogen dat bij het aangaan van de pachtovereenkomst met beperkingen niet het risico op faunaschade is aanvaard. Alleen in het geval dat er beperkingen zijn in de bestrijding van schadeveroorzakende diersoorten, kan volgens de Afdeling in redelijkheid worden gezegd dat het risico op faunaschade is aanvaard, maar dat is bij eiseres niet aan de orde. De Afdeling ziet ook geen grond voor het oordeel dat bij een lagere pachtprijs de faunaschade op voorhand voor rekening van de landbouwer zou moeten blijven. Volgens de Afdeling moet wel onderbouwd worden waarom het risico op faunaschade verdisconteerd is in de pachtprijs, maar in de pachtovereenkomst van eiseres is het risico op de faunaschade verdisconteerd in een lage pachtprijs met een zodanige pachtprijskorting, dat op grond daarvan de faunaschade geacht wordt voor rekening van eiseres te blijven.
10. Het college merkt in zijn verweerschrift op dat het niet zo is dat iedere beperking van landbouwkundig gebruik van gepachte gronden, ongeacht de aard en omvang daarvan, leidt tot een afwijzing van een tegemoetkomingsaanvraag. De grondgebruiker moet in de aanvraag zelf aanvinken of en van welke pachtsituatie sprake is. Bij de categorie ‘pacht met beperkingen’ is de vaste beleidslijn dat faunaschade op deze gronden niet voor tegemoetkoming in aanmerking komt. De pachtovereenkomst wordt dus beoordeeld of bijvoorbeeld bedrijfsmatige landbouw in volle omvang het hoofddoel is, of dat er beperkende voorwaarden in de overeenkomst staan die dienen ter bescherming van andere hoofddoelen (drinkwater/natuur). Het gaat om gronden en de feitelijke beperkingen die daarop rusten en niet erom of de pachter beperkingen ervaart. In de zaken van eiseres staan waterwinning en natuurdoelen voorop, gezien de landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst. Dat eiseres deze persoonlijk niet als beperkingen ervaart vanwege zijn toch al biologische bedrijfsvoering, neemt niet weg dat - vanuit oogpunt van optimale landbouwproductie - deze gronden feitelijk beperkt zijn en landbouw ondergeschikt is aan andere doelen. Dit standpunt vindt steun in de rechtspraak, aldus het college.
10.1.
In zijn reactie van 4 oktober 2024 stelt het college dat de zaken van eiseres niet vergelijkbaar zijn met de zaak waarover de Afdeling in haar uitspraak van 28 augustus 2024 heeft geoordeeld, omdat de pachtovereenkomst een bijzondere voorwaarde bevat, waaruit blijkt dat eiseres van tevoren wist dat er sprake was van een zwijnenprobleem en daarmee bewust het risico op faunaschade door wilde zwijnen aanvaard.
11. In de uitspraak van 28 augustus 2024 heeft de Afdeling - kort weergegeven -overwogen dat het enkele feit dat de aanvrager in die zaak een pachtovereenkomst met een landbouwkundige beperking heeft gesloten, onvoldoende is om een aanvraag om tegemoetkoming in de schade af te wijzen op de grond dat met de overeenkomst het risico op schade door in het wild levende dieren is aanvaard. Dat kan anders zijn als de beperkingen die in een pachtovereenkomst zijn opgenomen, van invloed zijn op de bestrijding van in het wild levende dieren die de schade hebben veroorzaakt, zo leidt de rechtbank uit die uitspraak van de Afdeling af.
11. Anders dan het college ziet de rechtbank niet in waarom deze - verkort aangehaalde - overwegingen van de Afdeling niet van toepassing zijn op de beroepen van eiseres. Weliswaar heeft de uitspraak betrekking op een andere aanvraag van een andere agrariër in een andere provincie, maar de bewoordingen van de Afdeling geven in algemene zin een uitleg van de risicoaanvaarding die aan landbouwkundige beperkingen in pachtovereenkomsten mag worden ontleend en lenen zich om te worden toegepast bij de beoordeling van andere aanvragen om een tegemoetkoming in de schade door in het wild levende dieren op percelen, waarvoor een pachtovereenkomst met landbouwkundige beperkingen is afgesloten.
11. In dit geval zijn eiseres door het college landbouwkundige beperkingen tegengeworpen die zijn opgenomen in de pachtovereenkomst die zij heeft gesloten met Brabant Water. Volgens het college kan zij op de percelen geen volwaardige landbouw uitoefenen omdat het hoofddoel van het gebruik van de percelen bescherming van grondwater(winning) en natuurbehoud is en niet het bedrijven van landbouw. De landbouwkundige beperkingen bestaan voornamelijk uit het verbod om chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen te gebruiken, maar ook uit eisen aan het (gewas)gebruik van de percelen. Gezien het standpunt van het college en de beperkingen die de pachtovereenkomst bevat, lenen de overwegingen in de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2024 om te worden toegepast in deze zaken.
11. Eiseres draagt terecht voor dat zij de lagere opbrengsten die zij met de landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst heeft aanvaard, niet betekent dat zij ook het risico op faunaschade heeft aanvaard. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
14.1.
De landbouwkundige beperkingen in de pachtovereenkomst die door het college zijn tegengeworpen, zijn niet van invloed op de bestrijding van de wilde zwijnen. Die zien op het gebruik van mest en andere maatregelen, zoals nestbescherming, met het oog op de bescherming van de waterwinning en natuurbehoud. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college met de enkele verwijzing naar de in de pachtovereenkomst opgenomen landbouwkundige beperkingen, het standpunt dat eiseres het risico op faunaschade heeft aanvaard onvoldoende heeft gemotiveerd. De omstandigheid dat de percelen niet dezelfde opbrengst genereren als percelen die geen beperkingen kennen, betekent verder niet dat eiseres het risico op faunaschade heeft aanvaard bij het aangaan van de pachtovereenkomst.
15. De bestreden besluiten zijn daarom verkeerd gemotiveerd en genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb. De beroepen van eiseres met de registratienummers SHE 23/2044, SHE 23/2045 en SHE 23/2048 zijn gegrond en de bestreden besluiten komen in aanmerking voor vernietiging.
Rechtsgevolgen in stand laten?
16. De rechtbank zal hierna nagaan of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
16. Het college heeft in zijn nadere reactie - en ook kort in de bestreden besluiten - gewezen op de bijzondere voorwaarde van 5.5 van de pachtovereenkomst met Brabant Water. Volgens het college was het voor eiseres van te voren duidelijk dat er sprake was van een zwijnenprobleem ter plaatse en dat zwijnen een negatieve invloed op de productie van gewassen op de opbrengsten kunnen hebben. Uit deze reactie van het college maakt de rechtbank op dat het college inmiddels uitdrukkelijk het standpunt inneemt dat eiseres met de pachtovereenkomst het risico op schade door toedoen van wilde zwijnen heeft aanvaard.
18. Volgens de toelichting op de Wnb komt artikel 6.1 van de Wnb inhoudelijk overeen met artikel 84 van de Flora- en faunawet (Ffw), de voorloper van artikel 6.1 van de Wnb, met dien verstande dat ingevolge de Wnb de colleges van gedeputeerde staten het bevoegd gezag voor het verlenen van tegemoetkomingen in schade worden. [3] Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 84 van de Flora- en faunawet volgt dat de bescherming van have en goed tegen schade door dieren primair de verantwoordelijkheid is van de grondgebruiker zelf. [4] Dit brengt onder andere met zich dat alles in het werk gesteld dient te zijn om schade te voorkomen of te beperken. Daaruit volgt verder dat uit een oogpunt van eenduidigheid wordt voorgesteld hiervoor aansluiting te zoeken bij de criteria die in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en in aanverwante wetten zijn opgenomen. [5]
18.1.
De rechtbank leidt hieruit af dat risicoaanvaarding één van de criteria is op basis waarvan een aanvragen op grond van artikel 6.1 van de Wnb moet worden beoordeeld.
Dat blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2024.
18.2.
Actieve risicoaanvaarding kan worden omschreven als het risico dat de benadeelde op het ontstaan van de schade actief heeft aanvaard. In de context van schade door in het wild levende dieren, is het risico op schade door de benadeelde aanvaard, als op het moment van het verrichten van een activiteit of (rechts)handeling, zoals een investeringsbeslissing of het sluiten van een overeenkomst, voor de benadeelde was te voorzien dat schade aan de gewassen of opbrengsten door toedoen van deze dieren zich voor kon doen. Voor het aannemen van actieve risicoaanvaarding is niet vereist dat op het moment van de activiteit of handeling deze schade zich zal voordoen. Beslissend is of op het tijdstip van investering de mogelijkheid van de schade zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de activiteit of handeling rekening kon worden gehouden.
18.3.
De rechtbank stelt op grond van de vorige overwegingen vast dat risicoaanvaarding niet alleen kan blijken uit landbouwkundige beperkingen in een pachtovereenkomst. Ook andere bepalingen in een pachtovereenkomst kunnen aanleiding zijn voor het oordeel dat een benadeelde het risico op het ontstaan van de schade heeft aanvaard.
18.4.
In de pachtovereenkomst met Brabant Water is onder – 5.5 als bijzondere voorwaarde (beperking) opgenomen dat:

5.5. Verpachter en pachter zijn bekend met de zwijnenproblematiek ter plaatse. Verpachter en pachter zijn overeengekomen dat als gevolg van de zwijnenproblematiek de pachtprijs per hectare per jaar is verlaagd met € 75,-.
18.5.
De rechtbank stelt aan de hand van deze bepaling in de pachtovereenkomst vast dat eiseres ermee bekend was dat zich schade door wilde zwijnen bij het gebruik van de percelen kon voordoen en dat zij het risico op het ontstaan van deze schade heeft aanvaard. Daarin staat namelijk dat Brabant Water en eiseres overeen zijn gekomen dat “als gevolg van de zwijnenproblematiek” de pachtprijs per hectare per jaar is verlaagd met € 75,-. Bovendien is in die bepaling opgenomen dat verpachter en pachter bekend zijn met de zwijnenproblematiek ter plaatse.
Conclusie en gevolgen
19. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, in stand laten.
Dat betekent dat de ongegrondverklaring van de bezwaren die eiseres heeft gemaakt tegen de afwijzingen in stand blijft. Eiseres krijgt kortom geen tegemoetkoming in de faunaschade die zij heeft geleden.
20. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college wel de door eiseres betaalde griffierechten in alle drie de zaken aan haar terugbetalen.
21. Eiseres krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om samenhangende zaken. De beroepschriften zijn vrijwel identiek. Ook omdat de gemachtigde van eiseres voor deze zaken aan de zitting heeft deelgenomen, zal de rechtbank daarom maar één keer een proceskostenvergoeding vaststellen die geldt voor alle zaken. Het college moet deze vergoeding van € 1.814,- bedraagt betalen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen met registratienummers SHE 23/2044, SHE 23/2045 en SHE 23/2048 gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten waartegen deze beroepen zijn gericht;
- laat de rechtsgevolgen van deze bestreden besluiten in stand;
- bepaalt dat het college de griffierecht van € 1.460,- (3x € 365,-) aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, rechter, in aanwezigheid van
mr.A.F. Hooghuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 maart 2025.
griffier
de rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Relevante wet- en regelgeving

Artikel 6.1 Wet natuurbescherming
1… Gedeputeerde staten verlenen in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende:
a. (…), of
b. dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
3. (…)
Beleidsregels natuurbescherming Noord-Brabant
Artikel 4.6 Gevallen waarin geen tegemoetkoming wordt verleend
Gedeputeerde Staten verlenen geen tegemoetkoming in de schade in de volgende gevallen:
(…)
l. de schade is aangericht aan gewassen op gronden:
1°. (…)
2°. waarvoor een erfpachtovereenkomst of pachtovereenkomst is gesloten en aan deze gronden beperkingen in het landbouwkundig gebruik zijn verbonden of beperkingen ten aanzien van het bestrijden van schadeveroorzakende diersoorten;
(…)
p. de schade is aangericht aan bijproducten van gewassen;
(…).

Voetnoten

3.Kamerstukken II 2011/12, 33 348, nr. 3, blz. 211.
4.Kamerstukken I 1997/98, 23 147, nr. 104b, blz. 21.
5.Kamerstukken II 1992/93, 23 147, nr. 3, blz. 83.