ECLI:NL:RBOBR:2025:1383

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
01-061883-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedendelictzaak wegens onvoldoende bewijs en onbetrouwbare getuigenverklaringen

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met zijn toenmalige stiefdochter. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 januari 2025, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte werd beschuldigd van het (meermalen) betasten van de stiefdochter en het zich laten aftrekken door haar, terwijl zij minderjarig was. De rechtbank heeft de verklaringen van de stiefdochter, die tussen haar 10e en 13e jaar door de verdachte seksueel zou zijn misbruikt, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de stiefdochter niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs, en dat er onduidelijkheid bestond over de 'first disclosure'. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen, waaronder de moeder van de stiefdochter, niet als steunbewijs konden dienen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van beide ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en de proceskosten werden op nihil begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.061883.23
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [2004]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en zijnde een kind dat hij verdachte, toen verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of zijnde een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (meermalen) betasten van de borst(en) en/of de bil(len) en/of de vagina en/of be(e)n(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het leggen van de hand van die [slachtoffer 1] op zijn penis en/of (vervolgens) het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1], althans het laten maken van aftrekkende bewegingen door die [slachtoffer 1] en/of
- het zichzelf (meermalen) aftrekken in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1];
T.a.v. feit 2:
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] (geboren op [2004]), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt en zijnde een kind dat hij verdachte, toen verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of zijnde een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, te weten het (meermalen) aftrekken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer 1].

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) worden ondersteund door de waarnemingen van haar moeder en haar zusje [zusje van slachtoffer], door het gedrag van verdachte jegens andere minderjarigen en door de gedragsveranderingen van [slachtoffer 1].
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op te leggen met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrij te spreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft beide ten laste gelegde feiten ontkend.

Het oordeel van de rechtbank.

Beoordelingskader
De onderhavige zaak betreft de verdenking van een tweetal zedendelicten. Het gaat in dergelijke zaken vaak om feiten die zich in het verborgene afspelen en waarbij het uiteindelijk in de kern niet zelden gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. In dit soort zaken gaat het dan ook regelmatig om de vraag of is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Volgens artikel 342, tweede lid, Sv mag het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit bewijsminimumvoorschrift strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige geleverde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat ieder onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Het bewijsminimumvoorschrift betekent dat de rechtbank in een dergelijk geval een tweetal beslissingen zal moeten nemen, te weten: het oordeel dat de verklaringen van aangever betrouwbaar zijn en het oordeel dat die verklaringen in ander bewijsmateriaal voldoende steun vinden. Het steunbewijs zal verder moeten zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Betrouwbaarheid
De verklaringen van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij tussen haar 10e en 13e jaar door verdachte, haar voormalige stiefvader, seksueel is misbruikt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij samen met verdachte YouTube filmpjes keek in haar bed en dat verdachte dan met zijn hand onder haar shirt ging en aan haar borsten zat. Dit is een paar keer gebeurd.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij wel eens wakker werd en dat verdachte dan op zijn knieën naast haar bed zat. Hij heeft toen een keer aan haar vagina gezeten op haar onderbroek waarbij hij draaiende bewegingen maakte met zijn hand en hij zat een keer op haar bovenbeen tussen haar benen waarbij zijn hand steeds hoger ging richting haar vagina. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ook een keer heeft gezien dat verdachte zich aan het aftrekken was waarbij zijn piemel op haar bed lag.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij elke week zo’n drie keer samen met verdachte douchte. Verdachte waste haar dan, ook bij haar borsten en billen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een keer haar hand heeft vastgepakt en op zijn piemel heeft gelegd en dat zij aftrekkende bewegingen moest maken. Hij geleidde haar hand daarbij en zei: “Dat vinden mannen lekker.”
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij twee of drie keer heeft gezien dat verdachte zichzelf onder de douche aftrok. Zij zag dit via de spiegel als zij haar haren aan het doen was of haar tanden aan het poetsen was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] op twee verschillende data en bij verschillende gelegenheden een verklaring heeft afgelegd over de tenlastegelegde feiten, namelijk op 9 mei 2022 bij de politie en op 21 november 2023 bij de rechter-commissaris. [slachtoffer 1] heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd en is bij de rechter-commissaris bij die verklaring gebleven. Zij heeft in die verklaringen haar kwetsbaarheid getoond en komt daarin naar het oordeel van de rechtbank puur over. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat [slachtoffer 1] een onbetrouwbare verklaring heeft afgelegd of dat zij bewust in strijd met de waarheid verdachte in een kwaad daglicht heeft gesteld. Dit wordt gesterkt door het feit dat [slachtoffer 1] in de periode 2021-2022 hulp heeft gehad van Jeugdhulp Xtra en EMDR-therapie heeft ondergaan om haar emotioneel welbevinden te verbeteren.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Steunbewijs
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] filmpjes keek in haar bed. Zij lagen dan op de deken of onder de deken, afhankelijk van de temperatuur in de kamer. Verdachte droeg dan kleding. Verdachte heeft ook verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] douchte en haar dan waste. Verdachte heeft de ontuchtige handelingen ontkend. Hij heeft verklaard dat zijn handelingen onderdeel waren van de normale verzorging en opvoeding van de kinderen binnen het gezin.
In voorkomende gevallen kan een bevestigende verklaring van een verdachte met betrekking tot de plaats en situatie van de door een aangeefster beschreven handelingen als ondersteunend bewijs gelden voor die handelingen. In onderhavig geval is dat naar het oordeel van de rechtbank anders. Hoewel de rechtbank zich afvraagt of samen onder de dekens liggen en samen douchen passende omgangsvormen zijn gelet op de leeftijd van [slachtoffer 1] en waar ook de bij het gezin betrokken hulpverlening aandacht voor heeft gevraagd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat deze gedragingen plaats hebben gevonden binnen een voor het betreffende gezin normale opvoedsituatie. De rechtbank heeft daarbij eveneens de verklaring van [getuige] (moeder van [slachtoffer 1]) afgelegd bij de rechter-commissaris in aanmerking genomen. [getuige] heeft verklaard dat verdachte douchte met de kinderen en ze daarna in bed legde, zodat zij haar handen vrij had voor de baby. [getuige] heeft verklaard dat zij daar nooit iets achter heeft gezocht.
Tijdlijn en disclosure
2014-2017 vermeende misbruik
2018 betrokkenheid Bundelzorg bij gezin
2020 disclosure bij moeder [getuige]
1 november 2021 melding huisarts bij Veilig Thuis
31 maart 2022 brief Veilig Thuis aan [getuige]
28 april 2022 aangifte Veilig Thuis
mei 2022 verhoren [slachtoffer 1], [getuige] en [zusje van slachtoffer]
14 februari 2023 verhoor [nichtje van slachtoffer]
21 november 2023 verhoren [slachtoffer 1] en [getuige] bij rechter-commissaris
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij het vermeende misbruik als eerste aan haar [nichtje van slachtoffer] heeft verteld. In het rapport van Veilig Thuis staat vermeld dat [slachtoffer 1] het als eerste heeft verteld aan haar moeder.
[nichtje van slachtoffer] heeft verklaard dat zij vroeger hoorde dat verdachte altijd samen met [slachtoffer 1] douchte. [nichtje van slachtoffer] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 1] vroeg naar het douchen, dat [slachtoffer 1] toen brak waarmee zij bedoelt dat [slachtoffer 1] emotioneel werd, dat [slachtoffer 1] zei dat hij ook bij haar boven kwam en in haar bed kwam liggen, dat hij haar lichaam aanraakte en naar boven kwam als zij douchte. [nichtje van slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar geen details vertelde en dat [slachtoffer 1] zei dat ze het aan een psycholoog had verteld.
Moeder [getuige] heeft op 23 mei 2022 verklaard dat [slachtoffer 1] twee jaar eerder na een avondje uit op de bank ging zitten en zich klein maakte. [getuige] heeft verklaard dat zij toen aan [slachtoffer 1] vroeg of het iets te maken had met verdachte en [slachtoffer 1] toen ‘ja mama’ antwoordde. [getuige] heeft verklaard dat zij vroeg of verdachte aan haar had gezeten en dat [slachtoffer 1] toen ‘ja’ zei. [getuige] heeft verklaard dat zij vroeg of hij aan haar onderbroek of borsten had gezeten en dat zij hoorde dat [slachtoffer 1] zei ‘ja, aan en onder de onderbroek’. [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op dat moment dat zij het vertelde heel zenuwachtig, heel teruggetrokken, verdrietig en heel gespannen was.
Moeder [getuige] heeft in aanvulling daarop bij de rechter-commissaris verklaard dat zij [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar niet alles hoefde te vertellen en dat [getuige] pas vanaf de brief die zij van Veilig Thuis ontving alles weet wat er met [slachtoffer 1] is gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat er onduidelijkheid bestaat over wanneer en tegenover wie de ‘first disclosure’ heeft plaatsgevonden. Ook kan niet gezegd worden dat sprake is van een ‘spontane disclosure’ nu zowel [nichtje van slachtoffer] als [getuige] sturende vragen hebben gesteld.
Getuigenverklaringen
De rechtbank is van oordeel dat behoedzaam moet worden omgegaan met de verklaringen in het dossier. Het gaat om gebeurtenissen die jaren geleden zouden hebben plaatsgevonden. De ruime periode tussen de ‘disclosure’ en de bij de politie afgelegde verklaringen heeft het risico van onderlinge beïnvloeding in de hand gewerkt en de waarheidsvinding bemoeilijkt.
-
[getuige]
heeft verklaard dat zij [slachtoffer 1], als zij in bed lag, nog even een kus ging geven en ging instoppen en dat zij dan zag dat verdachte heel vaak op zijn knieën voor [slachtoffer 1] haar bed zat. [getuige] heeft verder verklaard dat zij verdachte een keer met een bijna stijf geslacht onder de douche met [slachtoffer 1] heeft gezien, dat zij toen heel boos is geworden, zo boos dat de buren zich ermee bemoeiden. [getuige] heeft ook verklaard dat zij verdachte nooit heeft betrapt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige] geen concrete ondersteuning biedt voor de specifiek in de tenlastelegging vermelde handelingen. Dat verdachte op zijn knieën voor het bed van [slachtoffer 1] zat biedt geen ondersteuning voor het betasten van [slachtoffer 1] of het aftrekken in haar bijzijn. Het aantreffen van verdachte met een (bijna) erectie onder de douche met [slachtoffer 1] en het boos worden vindt geen bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 1]. Er is bovendien geen actie op ondernomen, wat wel zou worden verwacht na het aantreffen van verdachte en [slachtoffer 1] in een dergelijke situatie. Ook het aanraken onder de onderbroek, zoals vermeld onder het kopje ‘tijdlijn en disclosure’ vindt geen bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 1].
-
[zusje van slachtoffer]
, het zusje van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat [slachtoffer 1] altijd met verdachte in de douche moest, terwijl ze dat niet wilde. Verdachte raakte dan haar kont en vagina aan. [zusje van slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte bij [slachtoffer 1] in bed lag, terwijl ze dat niet wilde. Verdachte kwam ook een keer bij [zusje van slachtoffer] in bed liggen en raakte haar aan de buitenkant van haar bovenbeen aan. [zusje van slachtoffer] heeft ook verklaard dat verdachte een keer aan haar vagina heeft gezeten, toen zij uit het zwembad kwam.
Dat [slachtoffer 1] niet met verdachte wilde douchen of met verdachte in bed wilde liggen (filmpjes kijken), vindt geen bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 1]. Voor wat betreft het aanraken van de kont en vagina van [zusje van slachtoffer] tijdens het douchen verwijst de rechtbank naar hetgeen eerder is opgemerkt ten aanzien van de (voor dit gezin) normale opvoedsituatie tijdens het wassen. Voor het overige biedt de verklaring van [zusje van slachtoffer] geen directe ondersteuning voor het betasten van [slachtoffer 1] of het aftrekken in haar bijzijn. De rechtbank kan bovendien niet inschatten welke invloed de ontwikkelingsproblematiek van [zusje van slachtoffer] heeft op de betrouwbaarheid van haar verklaring.
Voor zover de getuigenverklaringen al als steunbewijs zouden kunnen dienen, is het bovendien niet duidelijk in hoeverre de diverse getuigen elkaar door tijdsverloop en onderling overleg (onbewust) hebben beïnvloed. Dit en hetgeen de rechtbank heeft opgemerkt over de ‘disclosure’ leidt er toe dat de rechtbank ten aanzien van de getuigenverklaringen, ook de verklaring van [nichtje van slachtoffer], niet kan beoordelen welke bewijswaarde daaraan moet worden toegekend, zodat deze niet als steunbewijs kunnen dienen.
Berichten naar minderjarigen
In het dossier is melding gemaakt van berichten en zogenaamde ‘dick pics’ die verdachte aan minderjarige meisjes zou hebben gestuurd. De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval aan [slachtoffer 2], een toen 13-jarig meisje, een ongepast bericht heeft gestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat deze berichten, hoewel verwerpelijk, niet kunnen bijdragen tot het bewijs dat verdachte bij [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Gedragsveranderingen
[getuige] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer 1] naar de huisarts is gegaan, omdat het psychisch niet goed met haar ging. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] in 2021-2022 hulp heeft gehad van Jeugdhulp Xtra en EDMR-therapie heeft ondergaan.
Gedragsveranderingen bij een vermeend slachtoffer van seksueel misbruik en het feit dat er psychische hulp is geweest, kunnen in voorkomende gevallen als ondersteunend bewijs gelden. Nu er in onderhavige zaak geen ander steunbewijs is en uit het dossier bovendien niet volgt wat de aard en inhoud is van de geboden hulp en therapie, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
Feit 2
In het geval er wel voldoende steunbewijs zou zijn voor het aftrekken in het bijzijn van [slachtoffer 1], kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat verdachte met een ontuchtig oogmerk [slachtoffer 1] ertoe heeft bewogen daarvan getuige te zijn. Het openlaten van de deur, terwijl verdachte douchte, is daarvoor onvoldoende.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van beide ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig bewijs.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Nu verdachte van de hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en
spreekthem daarvan
vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. C.S.M. Morel en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2025.