Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met zijn toenmalige stiefdochter. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 januari 2025, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte werd beschuldigd van het (meermalen) betasten van de stiefdochter en het zich laten aftrekken door haar, terwijl zij minderjarig was. De rechtbank heeft de verklaringen van de stiefdochter, die tussen haar 10e en 13e jaar door de verdachte seksueel zou zijn misbruikt, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de stiefdochter niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs, en dat er onduidelijkheid bestond over de 'first disclosure'. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen, waaronder de moeder van de stiefdochter, niet als steunbewijs konden dienen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van beide ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en de proceskosten werden op nihil begroot.