Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een vrijwaringsincident. De zaak betreft een geschil tussen een eiseres, die schadevergoeding vordert van een gedaagde, die in 2020 een cv-installatie in de woning van de eiseres heeft geplaatst. In 2022 ontstond er een lekkage door een losgeschoten koppeling, wat leidde tot aanzienlijke schade in de woning van de eiseres. De eiseres heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade en vordert schadevergoeding. De gedaagde heeft op haar beurt ASR Schadeverzekeringen N.V. in vrijwaring opgeroepen, omdat ASR geen dekking verleende op de opstal- en inboedelverzekering van de eiseres. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagde tot oproeping in vrijwaring afgewezen, omdat er geen rechtsverhouding tussen de gedaagde en ASR is die de oproeping rechtvaardigt. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om de vordering te dragen. De gedaagde is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De zaak zal op 26 februari 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.