ECLI:NL:RBOBR:2025:1342

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
82.072314.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvermogen van verdachte om effectief deel te nemen aan het strafproces door geestelijke en lichamelijke gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die lijdt aan ernstige geestelijke en lichamelijke gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat is om effectief deel te nemen aan het strafproces, wat leidt tot de conclusie dat hij 'unfit to stand trial' is. De verdachte heeft een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor hij niet in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit is vastgesteld aan de hand van verschillende medische rapporten en getuigenverklaringen van deskundigen, die hebben aangegeven dat de verdachte lijdt aan een functioneel-neurologische-symptoomstoornis of een nagebootste stoornis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de vervolging onder deze omstandigheden een schending van het recht op een eerlijk proces zou opleveren, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen en onderzoeken, waarbij de gezondheidstoestand van de verdachte centraal stond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82.072314.22
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 30 september 2022, 26 mei 2023, 12 juli 2024 en 21 februari 2025.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juni 2022. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juni
2018 tot en met 23 juni 2020, te Ede, althans in Nederland, als (feitelijk)
bestuurder van een rechtspersoon, te weten [naam bedrijf] , welke
rechtspersoon) in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de
rechtbank te Gelderland van 29 mei 2018, en wettelijk verplicht tot het geven
van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of
heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk onjuiste
en/of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte,
niet voldaan aan het/de verzoek(en) van de, door de rechter aangewezen,
curator in het bovengenoemde faillissement om inlichtingen en/of (een deel
van) de administratie van bovengenoemde rechtspersoon te verstrekken;
2
hij als (feitelijk) bestuurder van een rechtspersoon, te weten [naam bedrijf]
, voor of tijdens het faillissement, te weten op één of
meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en
met 29 mei 2018, te Ede, althans in Nederland,(een) geldbedrag(en) en/of (een)
voertuig(en), althans enig goed aan de boel heeft onttrokken, immers heeft
hij, verdachte,
- een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer 47.990,-, althans
van enig geldbedrag, van bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf]
overgeboekt en/of doen/laten overboeken naar
bankrekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte]
en/of
- een of meerdere contant(e) geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer
118.000,-, althans van enig geldbedrag, van bankrekening [rekeningnummer]
ten name van [naam bedrijf] opgenomen en/of doen/laten
opnemen
en/of
- een of meerdere contant(e) geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer
118.000,-, althans van enig geldbedrag, van bankrekening [rekeningnummer]
ten name van [naam bedrijf] opgenomen en/of doen/laten
opnemen
en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer 116.816,-,
althans van enig geldbedrag, van bankrekening [rekeningnummer] ten
name van [naam bedrijf] overgeboekt en/of doen/laten overboeken
naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam]
en/of
- een of meerdere voertuig(en) van [naam bedrijf] , te weten een
Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] en/of een Mercedes Crafter met
kenteken [kenteken 2] en/of een Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 3] ,
verkocht en/of doen/laten verkopen en de verkoopopbrengst niet doen/laten
toekomen aan [naam bedrijf] ,
terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van
voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
3
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juni
2018 tot en met 23 juni 2020, te Ede, althans in Nederland, als (feitelijk)
bestuurder van een rechtspersoon, te weten [naam bedrijf] , welke
rechtspersoon) in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de
rechtbank te Gelderland van 29 mei 2018, desgevraagd opzettelijk niet
terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter
zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde
administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere
gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de
inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft
verstrekt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft de verdediging zich ter terechtzitting van 21 februari 2025 op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard.
De verdediging heeft daartoe gesteld dat verdachte aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Verdachte is hierdoor ook niet in staat om effectief te participeren in zijn zaak. Daarbij komt dat verdachte lijdt aan endeldarmkanker met uitzaaiingen in de bijnieren en longen, waardoor hij niet vervoerd kan worden en niet lang kan zitten. De verwachting is dat hij nog maar beperkte tijd te leven heeft. Gelet op het voorgaande zal verdachte niet ter terechtzitting aanwezig kunnen zijn. Aangezien de raadsman het dossier en de verdenkingen jegens verdachte niet (effectief) met hem kan bespreken, is het zeer de vraag of de raadsman een effectieve verdediging zal kunnen voeren.
Gelet daarop kan verdachte geen eerlijk proces krijgen in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij niet beschikt over (actuele) medische informatie over de lichamelijke gezondheid van verdachte. De officier van justitie verzoekt om schorsing van het onderzoek ter terechtzitting in afwachting daarvan. Naar aanleiding van die nadere medische informatie zal een standpunt ingenomen worden over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Het oordeel van de rechtbank.
Centraal staat de vraag of een verdachte “fit to stand trial” is en indien die vraag ontkennend moet worden beantwoord, wat daarvan de consequentie dient te zijn. In dat verband is het volgende van belang.
Verdachte heeft, bij aanvang van het eerste verhoor in de onderhavige zaak op 27 januari 2020, aan verbalisanten van de FIOD gesteld dat hij wegens zijn geestesgesteldheid niet verhoord kon worden. De advocaat van verdachte heeft op dat moment aangegeven dat verdachte zou leiden aan vasculaire dementie. Een forensisch arts heeft verdachte bezocht en aan het OM geadviseerd verdachte voor te dragen aan de forensische psychiatrie ter opname voor observatie, omdat het beeld deels manipulatief leek. De verdachte is niet op dat moment, en ook niet later, verhoord door de FIOD.
Bij de eerste zitting in de onderhavige procedure, op 30 september 2022, was de verdachte aanwezig. Hij heeft tegenover de rechtbank verklaard dat hij niet zo goed wist waar hij op dat moment was, dat hij niet meer zo goed weet waarom hij hier moest zijn, dat hij niet meer wist dat er een strafzaak tegen hem diende, dat hij niet wist wat hij had gedaan en dat hij in het ziekenhuis had gelegen maar niet meer wist waarom. De rechtbank heeft besloten de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen om een onderzoek te laten verrichten naar de huidige geestesgesteldheid van verdachte, alsmede naar de toerekenbaarheid en detentiegeschiktheid. Drs .F.M. Vuister, klinisch psycholoog, heeft een psychologisch rapport opgemaakt op 14 februari 2023. Gespecificeerd onderzoek bleek niet mogelijk, omdat verdachte hier wel voor openstond, maar niet in staat bleek een begin te maken met de beantwoording van welke items van de onderzoeksinstrumenten dan ook. De psycholoog heeft vanwege de complexiteit geadviseerd uitgebreid neuropsychologisch en neurologisch onderzoek uit te laten voeren.
De rechtbank heeft ter zitting van 26 mei 2023 besloten de zaak daarvoor opnieuw te verwijzen naar de rechter-commissaris. Op 12 januari 2024 hebben F.A. Jonker, Klinisch neuropsycholoog, en E. Strijks, neuroloog, een rapportage aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek opgesteld. Daarin hebben zij geconcludeerd dat er inconsistenties betreffende het geheugen zijn geobserveerd, en aanwijzingen voor simuleren en overrapporteren van symptomen. Hersenletsel dat zichtbaar is, past niet bij de aard en ernst van geheugenstoornissen zoals benoemd door betrokkene. De neuroloog heeft geconcludeerd dat de klachten meest passend zijn bij een niet neurologische oorzaak zoals een functionele neurologische stoornis, simulatie, of geheugenklachten als gevolg van een depressie. Klinisch psycholoog drs. F.M. Vuister heeft de onderzoeksbevindingen in een aanvullend rapport van 5 februari 2024 overgenomen en heeft uiteengezet dat in diagnostische zin sprake is van een functioneel-neurologische-symptoom-stoornis (conversiestoornis), dan wel een nagebootste stoornis. In dit rapport heeft de klinisch psycholoog tot slot aangegeven dat hoewel niet waarschijnlijk, de mogelijkheid dat betrokkene bewust simuleert niet kan worden uitgesloten, maar dat observationele evidentie hiervoor ontbreekt.
Ter terechtzitting van 21 februari 2025 is drs. F.M. Vuister (klinisch psycholoog) als getuige-deskundige gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte naar alle waarschijnlijkheid lijdt aan ofwel een functioneel-neurologische-symptoomstoornis (conversiestoornis) ofwel een nagebootste stoornis opgelegd aan zichzelf (pathomimie). Zowel bij een conversiestoornis als bij een nagebootste stoornis geldt dat sprake is van onbewuste processen. Bij een conversiestoornis is sprake van een intern psychisch conflict dat niet anders te vertalen is dan in somatische klachten. Bij een nagebootste stoornis is sprake van opzettelijk voorwenden of heimelijk veroorzaken van lichamelijke of psychische symptomen, waarbij evenwel geen directe beloning zoals geld of het afwenden van strafvervolging wordt nagestreefd, maar met name aandacht. De deskundige schat de kans dat verdachte lijdt aan een conversiestoornis in op 70% en de kans op een nagebootste stoornis op 20%. De klachten zijn vanuit de beleving van verdachte oprecht, nu sprake is van onbewuste processen. Uit onderzoeksgegeven blijkt volgens de deskundige niet van simulatie van symptomen door verdachte, in die zin dat hij deze berekenend en bedrieglijk zou inzetten. Omdat simulatie niet volledig is uit te sluiten, heeft de deskundige daar toch een kans van 10% voor opengehouden. Daarbij heeft hij opgemerkt dat verdachte zijn vrouw zou hebben moeten betrekken in deze simulatie, daar zij bij alle gesprekken met de deskundige aanwezig is geweest, wat dit scenario eigenlijk nog onwaarschijnlijker maakt.
Gelet op de rapportages en de toelichting ter zitting komt de rechtbank tot de vaststelling dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en niet van simulatie. Of sprake is van een functioneel-neurologische-symptoomstoornis (conversiestoornis) of een nagebootste stoornis, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, nu in beide gevallen geen sprake is van het veinzen door verdachte van zijn symptomen. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van klachten in het geheugen zoals deze worden gerapporteerd door verdachte. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van de oprechtheid van de opmerkingen van verdachte op de eerste zitting van 30 september 2022 dat hij niet wist waar hij was, waarom hij daar was, en wat er zou moeten worden besproken. Ook gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte daadwerkelijk niet in staat was om bij de verschillende deskundigen-onderzoeken zelfs maar te starten met beantwoording van de vragen en opdrachten die hem worden voorgelegd. Verdachte heeft, concluderend, ten gevolge van zijn stoornis, nog geen basaal besef van tijd en plaats.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat bij verdachte sprake is van zodanige cognitieve beperkingen, dat hij niet in staat is om het strafproces te volgen dan wel in voldoende mate de eventuele gevolgen van dit proces te overzien. Door zijn beperkingen is verdachte ook niet in staat de zaak met zijn raadsman te bespreken en de verdedigingsstrategie te bepalen. Hierdoor kan hij tijdens de terechtzitting onvoldoende naar voren (laten) brengen wat zijn lezing van de feiten is en wat hij van belang acht voor zijn verdediging. Dit vormt een ernstige belemmering voor het voeren van de verdediging. Deze belemmering kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gecompenseerd.
Behandeling van de psychische stoornis van verdachte is vanaf 2020 tot op heden nog niet mogelijk gebleken. Het is niet te verwachten dat deze situatie op termijn gaat verbeteren, zo heeft de rechtbank begrepen van getuige-deskundige Vuister. Daar komt nog bij dat verdachte in zeer slechte lichamelijke gezondheid verkeert.
De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat het voor verdachte niet mogelijk is om op een effectieve wijze in het strafproces te participeren. Met andere woorden, verdachte is “unfit to stand trial”.
Voortzetting van de vervolging onder deze omstandigheden zal blijkens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), een schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM opleveren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte dient te worden verklaard.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 21 februari 2025.