ECLI:NL:RBOBR:2025:1308

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
01/184297-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onoplettend handelen van vrachtwagenchauffeur

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een professioneel vrachtwagenchauffeur, die op 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte reed met een vrachtwagen met oplegger op de A67 en heeft niet tijdig opgemerkt dat de personenauto voor hem, die door filevorming stapvoets reed, niet meer in beweging was. Hierdoor botste hij tegen de achterzijde van de lesauto, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de rijinstructeur en letsel voor de bestuurder van de lesauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de bewezenverklaring van overtredingen van artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren, een rijontzegging van 6 maanden en een geldboete van € 1.000,00. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn beroep als vrachtwagenchauffeur, een grotere mate van zorgvuldigheid had moeten betrachten. De strafmodaliteit werd zwaarder opgelegd dan door de officier van justitie geëist, maar was in overeenstemming met de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.184297.22
Datum uitspraak: 06 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [1995] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 november 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1, primair:
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, alsverkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen metoplegger), daarmede rijdende over de weg, de A67, zich zodanig heeft gedragen dateen aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer voor hem te houdenwaardoor hij niet/niet tijdig heeft opgemerkt dat de personenauto die voor hemreed, althans het verkeer vóór hem, in verband met filevormingstapvoets/langzamer ging rijden en/of stilstond en/of- (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig te regelen/aan te passen dat hij devrachtwagen met oplegger tot stilstand kon brengen, althans zijn snelheid konverlagen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrijwas, als gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,waardoor hij, verdachte, tegen de achterzijde van de voor hem rijdendepersonenauto (lesauto), is aangebotst en/of aangereden,waardoor een ander, te weten de juridische bestuurder van de personenauto(genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) forsehersenschade, diffuse kneuzingen in de hersenen, bloeding naast het ruggenmerg,een verlamd linkerbeen en/of een verlamde linkerarm, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening vande normale bezigheden is ontstaan;( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, als bestuurder vaneen voertuig (vrachtwagen met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de A67,- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer voor hem heeftgehouden waardoor hij niet/niet tijdig heeft opgemerkt dat de personenauto dievoor hem reed, althans het verkeer vóór hem, in verband met filevormingstapvoets/langzamer ging rijden en/of stilstond en/of- (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld/aangepast dat hij devrachtwagen met oplegger tot stilstand kon brengen, althans zijn snelheid konverlagen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrijwas, als gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,waardoor hij, verdachte, tegen de achterzijde van de voor hem rijdendepersonenauto (lesauto), is aangebotst en/of aangereden (, waardoor de juridischebestuurder van de personenauto (genaamd [slachtoffer 1] ) letsel heeft bekomen),door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, als bestuurder vaneen voertuig (vrachtwagen met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de A67,- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer voor hem heeftgehouden waardoor hij niet/niet tijdig heeft opgemerkt dat de personenauto dievoor hem reed, althans het verkeer vóór hem, in verband met filevormingstapvoets/langzamer ging rijden en/of stilstond en/of- (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld/aangepast dat hij devrachtwagen met oplegger tot stilstand kon brengen, althans zijn snelheid konverlagen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrijwas, als gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,waardoor hij, verdachte, tegen de achterzijde van de voor hem rijdendepersonenauto (lesauto), is aangebotst en/of aangereden (, waardoor de feitelijkebestuurder van de personenauto (genaamd [slachtoffer 2] ) letsel heeft bekomen),door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Volgens de officier van justitie is geen sprake geweest van alleen maar een kort moment van onoplettendheid, maar van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. De verdachte is met zijn vrachtwagen (trekker met oplegger) met een snelheid van 90 kilometer per uur, zonder te remmen, ingereden op een personenauto, die vanwege een naderende file stapvoets reed. Als gevolg hiervan heeft de bijzitter van de geraakte personenauto zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De officier van justitie acht de onder 2 ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) eveneens wettig en overtuigend bewezen en stelt dat sprake is van eendaadse samenloop tussen beide feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, primair tenlastegelegde feit, omdat het verkeersongeval niet aan de schuld van verdachte te wijten is. De onder feit 1, subsidiair en feit 2 tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Het betreft dan geen eendaadse samenloop, maar één feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.
Overwegingen van de rechtbank
In aanvulling op deze bewijsmiddelen overweegt de rechtbank, ter beantwoording van de bewijsvraag, als volgt.
De verkeersgedragingen en feitelijkheden
Op 24 maart 2022 heeft op de A67 te Lierop in de gemeente Someren ter hoogte van hectometerpaal 36,3 een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit verkeersongeval waren de door verdachte bestuurde vrachtwagen (trekker, merk Volvo en oplegger) en één ander voertuig betrokken, te weten een lesauto van het merk Mercedes Benz bestuurd door [slachtoffer 2] . Aan de passagierszijde zat [slachtoffer 1] , zijnde de rijinstructeur van de chauffeur.
De genoemde voertuigen reden op de rechterhelft van de A67. In dit wegvak was sprake van een zich vormende file vóór beide voertuigen. De verdachte heeft deze file niet gezien en is met de vrachtwagen tegen de achterzijde van de stapvoets voor hem rijdende Mercedes Benz gereden. De rijinstructeur is hierdoor zwaar gewond geraakt. Ook de chauffeur liep letsel op. Dit wordt door de verdediging niet betwist.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te kunnen komen, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Daarvan is pas sprake bij minimaal een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of onoplettendheid. Of sprake is van een dergelijke mate van schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkebare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij zijn gedrag afstemt op (onder meer) andere, voor hem waarneembare of te verwachten verkeersdeelnemers. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verkeerssituatie, kan ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig worden aangemerkt. Daarnaast geldt dat niet alleen al uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
Causaal verband
De rechtbank stelt allereerst vast dat in dit geval sprake is van een causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval, in die zin dat als die gedragingen achterwege zouden zijn gebleven het ongeluk niet zou zijn gebeurd. Verdachte heeft de zich voor hem vormende file niet opgemerkt, waardoor hij uiteindelijk zonder vaart te minderen of te remmen tegen een voor hem rijdende personenauto is gereden.
De schuldvraag
Vervolgens is het de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het ongeval en, zo ja, in welke mate. Verdachte was als bestuurder verantwoordelijk voor het veilig deelnemen aan het verkeer. Verdachte reed overdag, op een rechte weg, met droog weer.
Als feitelijke verwijten op basis waarvan de schuld kan worden vastgesteld is in de tenlastelegging opgenomen dat verdachte a) zijn aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor hem heeft gehouden waardoor hij de file voor hem niet heeft opgemerkt en b) (aldus rijdend) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld en/of aangepast dat hij de vrachtwagen tot stilstand kon brengen, althans zijn snelheid kon verlagen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het forensisch onderzoek niet blijkt van schuld aan het ongeval. Verdachte heeft de file niet gezien en de reden daarvan is onbekend. Het ongeval kan in een fractie van een seconde zijn ontstaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet kan verklaren waarom hij de file te laat heeft gezien.
De rechtbank overweegt gelet op de inhoud van het dossier als volgt.
De weg waarop het ongeval plaatsvond betrof een rechte weg. Het weer was ten tijde van het ongeval zonnig, droog en helder en het wegdek was schoon en droog.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de file(vorming) al even gaande was. De bestuurder van de Mercedes Benz die vóór verdachte reed, reed stapvoets.
De getuige [getuige] , die in een vrachtwagen áchter verdachte reed, heeft verklaard dat hij over een afstand van ongeveer 50 meter een file zag aankomen en dat voertuigen hun vaart minderden en dat ook hij zijn vaart minderde. De getuige heeft voorts verklaard dat hij zag dat verdachte zijn snelheid niet aanpaste en tegen de Mercedes Benz aanreed.
Op basis van de aangetroffen sporen en de tachograafdata is komen vast te staan dat verdachte niet heeft geremd om een botsing met het voertuig voor hem te voorkomen. De vrachtwagen vertoonde vóór de aanrijding geen technische gebreken.
Uit de tachograafdata blijkt dat de vrachtwagen voorafgaand aan het ongeval met een constante snelheid van 90 kilometer per uur heeft gereden en geen snelheid heeft geminderd. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte reed met een hogere snelheid dan de 80 kilometer per uur die ter plaatse voor vrachtwagens was toegestaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, zeker gezien zijn hoge zitpositie in de vrachtwagen, de file had moeten kunnen opmerken als hij zijn aandacht op het verkeer gericht had gehad en gehouden. Ook de getuige [getuige] , die nog achter hem reed, heeft de file immers opgemerkt. Zelfs als de verdachte de file pas iets later zou hebben opgemerkt, had hij mogelijk nog tijdig kunnen remmen of kunnen uitwijken naar de vluchtstrook of de middenberm, maar dat heeft hij, zo blijkt uit het forensisch onderzoek, niet gedaan.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat d verdachte té lang zijn aandacht niet bij de weg en het overige verkeer heeft gehouden. Daarbij komt dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de voor vrachtwagens geldende maximumsnelheid van 80 km per uur. Bovendien mocht van de verdachte, die vrachtwagenchauffeur van beroep is, een grotere mate van zorgvuldigheid worden verlangd dan van een gemiddelde, ervaren weggebruiker. Een vrachtwagen is immers een zwaar voertuig dat in geval van een aanrijding aanzienlijk meer schade kan veroorzaken dan een personenauto.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld en daarmee schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW aan het onder 1, primair tenlastegelegde ongeval.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie in het dossier en uit de eigen waarneming van de rechtbank ter zitting blijkt dat slachtoffer dhr. [slachtoffer 1] door het ongeval zeer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit letsel zal naar verwachting blijvend zijn.
ConclusieDe rechtbank acht het onder 1, primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht, gelet op de bewijsmiddelen, ook de onder 2 tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend bewezen.
Beide feiten zijn in ééndaadse samenloop gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in de bewijsbijlage komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, alsverkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen metoplegger), daarmede rijdende over de weg, de A67, zich zodanig heeft gedragen dateen aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend,- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor hem te houdenwaardoor hij niet heeft opgemerkt dat , de personenauto die voor hem reed in verband met filevormingstapvoets/langzamer ging rijden en- aldus rijdende zijn snelheid niet zodanig te regelen/aan te passen dat hij devrachtwagen met oplegger tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrijwas, als gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,waardoor hij, verdachte, tegen de achterzijde van de voor hem rijdendepersonenauto (lesauto), is aangereden,waardoor een ander, te weten de juridische bestuurder van de personenautogenaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer forsehersenschade, diffuse kneuzingen in de hersenen, bloeding naast het ruggenmerg,een verlamd linkerbeen en een verlamde linkerarmwerd toegebracht.
T.a.v. feit 2:
op 24 maart 2022 te Lierop, gemeente Someren, als bestuurder vaneen voertuig (vrachtwagen met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de A67,- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor hem te houdenwaardoor hij niet heeft opgemerkt dat het verkeer de personenauto die voor hem reed,, in verband met filevorming stapvoets/langzamer ging rijden en- aldus rijdende zijn snelheid niet zodanig te regelen/aan te passen dat hij devrachtwagen met oplegger tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrijwas, als gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,waardoor hij, verdachte, tegen de achterzijde van de voor hem rijdendepersonenauto (lesauto), is aangereden, waardoor de feitelijkebestuurder van de personenauto genaamd [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen,door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 uur hechtenis indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een rijontzegging voor de duur van zes maanden wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit bijna drie jaar geleden heeft plaatsgevonden. Voorts is het standpunt ingenomen dat een ontzegging van de rijbevoegdheid verdachte, die internationaal vrachtwagenchauffeur is, belemmert in zijn beroepsuitoefening. Een taakstraf zou kunnen worden uitgevoerd, maar is vanwege het feit dat verdachte in Bulgarije woont en de Nederlandse taal niet spreekt lastig. De verdediging heeft de rechtbank daarom verzocht om een voorwaardelijke vrijheidsstraf en een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtwagen aanmerkelijk onoplettend gereden. Hij heeft op de snelweg een naderende file niet gezien en is zonder te remmen tegen de stapvoets voor hem rijdende personenauto gereden. Hierdoor heeft slachtoffer dhr. [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit letsel zal naar alle waarschijnlijkheid blijvend zijn. De gevolgen van het handelen van verdachte zijn voor dit slachtoffer, zo heeft de rechtbank ter zitting waargenomen, enorm groot. Het ongeval heeft bij hem en zijn naasten veel pijn en leed teweeg gebracht.
Daarnaast heeft ook dhr. [slachtoffer 2] letsel opgelopen, maar gelukkig is hij hiervan hersteld.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank naast de ernst van de feiten ook gekeken naar de volgende aspecten.
De rechtbank gaat ervan uit dat het niet de bedoeling van verdachte was om dit ongeluk te veroorzaken. Er is dan ook geen sprake van het juridisch begrip “opzet”. Wel is sprake van schuld aan het ongeval. Dit is van grote invloed op de op te leggen straf. Voor schulddelicten worden doorgaans aanzienlijk lagere straffen opgelegd dan voor opzetdelicten.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat er inmiddels bijna drie jaar verstreken zijn sinds het ongeval en dat verdachte oprecht was in zijn spijtbetuigingen richting de in de zittingszaal aanwezige slachtoffers en hun families.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt onderscheidt vier niveaus van straftoemeting bij een veroordeling voor artikel 6 WVW. De rechtbank zoekt aansluiting bij het oriëntatiepunt ‘aanmerkelijke schuld’. Het uitgangspunt bij een aanmerkelijke schuld is een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
Een taakstraf acht de rechtbank echter niet opportuun, want niet tot slecht uitvoerbaar nu verdachte woonachtig is in Bulgarije en hij de Nederlandse taal niet spreekt.
De rechtbank zet de tot uitgangspunt genomen taakstraf van 120 uur daarom om in een gevangenisstraf van 2 maanden.
De rechtbank zal deze straf echter voorwaardelijk opleggen, gezien het tijdsverloop sinds het ongeval en het feit dat de verdachte sinds het ongeval niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen voor verkeersfeiten. De voorwaardelijke gevangenisstraf geldt als waarschuwing om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt hierdoor een zwaardere strafmodaliteit op dan de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit, maar gelet op voornoemde omstandigheden is deze strafmodaliteit nog steeds in overeenkomst met de ernst van het bewezen verklaarde.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte belemmerd wordt in de uitoefening van zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur wanneer hij niet in Nederland mag rijden. Gelet op de ernst van wat er gebeurd is vindt de rechtbank toch dat verdachte een periode, in Nederland, in het geheel niet over zijn rijbewijs mag beschikken. Nu verdachte ter zitting aangegeven heeft niet langer voor een Nederlands, maar Bulgaars bedrijf te werken, zal verdachte niet onredelijk worden belemmerd in zijn beroepsuitoefening door een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank legt verdachte tot slot, gelet op de ernst van de feiten, maar ook in het kader van vergelding, aan verdachte een onvoorwaardelijke geldboete op van € 1.000,00

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 55 Wetboek van Strafrecht;
5, 6, 175, 177, 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf en de overtreding:
t.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
in eendaadse samenloop gepleegd met
feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende (bijkomende) straffen:
T.a.v. feit 1 primair:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
 Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden.
 Een
geldboeteter hoogte van
1.000,00 eurosubsidiair 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 06 maart 2025.