ECLI:NL:RBOBR:2025:1278

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
01-184856-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het medeplegen van het vervaardigen van synthetische drugs en het aanwezig hebben van MDMA

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van synthetische drugs, specifiek MDMA. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van het vervaardigen van synthetische drugs en het aanwezig hebben van 175 kilo MDMA. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 7 augustus 2024, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijs dat de verdachte samen met anderen een drugslaboratorium had opgezet en dat hij betrokken was bij de productie en distributie van MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn rol in de zaak erkend, en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij geen strafblad had in Nederland. De rechtbank legde ook een maatregel van kostenverhaal op, waarbij de verdachte €20.000,00 moest betalen ter vergoeding van de kosten van de vernietiging van gevaarlijke voorwerpen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten heeft meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.184856.24
Datum uitspraak: 05 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2024, 27 november 2024 en 19 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 augustus 2024.
Nadat de tenlastelegging ter zitting van 27 november 2024 werd gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2024 tot en met 5 juni 2024 te Someren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 5 juni 2024 te Someren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) (ongeveer) 175 kilo MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 2024 tot en met 5 juni 2024 te Someren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte
en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te
vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren gehuurd en/of laten

huren en/of ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen en/of

- aanpassingen/verbouwingen aan de schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren aangebracht en/of laten aanbrengen ten behoeve van de opslag van de benodigde chemicaliën en/of grondstoffen en/of de inrichting van de productieruimte(n) en/of
- PMK geproduceerd en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gelegd/onderhouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt en/of
- in de schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren:

(een) productieopstelling(en) ten behoeve van de productie van PMK en/of MDMA en/of (laboratorium)benodigdheden en/of (een) grote hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op dinsdag 4 juni 2024 werd door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) een proces-verbaal verstrekt aan het team Grootschalige Opsporing van de Dienst Regionale Recherche van de politie Oost-Brabant. De strekking van dit proces-verbaal was dat aan de [adres 2] te Someren vermoedelijk synthetische drugs werden geproduceerd dan wel opgeslagen. Op hetzelfde adres was eerder (in 2020) een drugslab aangetroffen en ontmanteld. In overleg met de officier van justitie werd onderzoek Yasin opgestart. Op bevel van de officier van justitie werd op woensdag 5 juni 2024 op het genoemd adres binnengetreden en werden de [verdachte] en diens medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden.
Ter plaatse werd een in werking zijnd drugslaboratorium aangetroffen dat vervolgens door het team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) werd ontmanteld. In meerdere opstallen en daarbuiten werden goederen en chemicaliën aangetroffen die te relateren waren aan de productie en/of bewerking van synthetische drugs en/of precursoren. Naast de hardware en grondstoffen werd er ook 175 kilogram aan MDMA-kristallen aangetroffen. Van die 175 kilogram MDMA-kristallen kan ongeveer 1 miljoen XTC-pillen worden
gemaakt met een straatwaarde van ongeveer 3 miljoen euro.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1] .
De rechtbank acht alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:.
  • een proces- verbaal van bevindingen 'Eerste bevindingen aangetroffen productielocatie', opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] d.d. 6 juni 2024 (p. 75 e.v.).
  • een proces verbaal van bevindingen van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO), opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 2 juli 2024 (p. 88 e.v.).
  • een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut 'Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 5 juni 2024 op de locatie [adres 2] te Someren (p. 126 e.v.).
  • een proces-verbaal van bevindingen 'Onderzoek Xiaomi Redmi Note 12 Pro [verdachte] ', opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] d.d. 19 september 2024 (p. 386 e.v.).
  • een proces-verbaal van verhoor [verdachte] , opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 11 september 2024 (p. 561 e.v.).
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting van 19 februari 2025 afgelegd.
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 24 april 2024 tot en met 5 juni 2024 te Someren, tezamen en in vereniging anderen, opzettelijk heeft bewerkt, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
T.a.v. feit 2:
op 5 juni 2024 te Someren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) (ongeveer) 175 kilo MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
T.a.v. feit 3:
in de periode van 24 april 2024 tot en met 5 juni 2024 te Someren,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte
en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te
vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren ter beschikking laten stellen en
- aanpassingen/verbouwingen aan de schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren aangebracht ten behoeve van de opslag van de benodigde chemicaliën en/of grondstoffen en/of de inrichting van de productieruimte(n) en
- PMK geproduceerd en
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact onderhouden en afspraken gemaakt en
- in de schuur/bedrijfsruimte, gelegen op het perceel [adres 2] te Someren

productieopstellingen ten behoeve van de productie van PMK en/of MDMA en (laboratorium)benodigdheden en grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gevorderd:
  • een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht,
  • een maatregel van kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet voor een bedrag van € 25.526, inclusief gijzeling.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman is aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden zou moeten worden met de omstandigheden waaronder de feiten werden gepleegd en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte dacht werkzaamheden te gaan verrichten bij een hennepkwekerij en ontdekte pas ter plaatse dat het om een drugslab ging. De partner en zoon van verdachte hebben een slechte gezondheid hetgeen ook financieel gevolgen heeft voor het gezin. Ook heeft verdachte compassie richting medeverdachte [medeverdachte 2] getoond en heeft hij zelf geen daadwerkelijke drugs geproduceerd of verkocht. Verdachte heeft zich aan de voorwaarden van de tussentijdse schorsing gehouden en heeft geen relevant strafblad.
Door de verdediging is afwijzing van de vordering tot oplegging van een maatregel van kostenverhaal bepleit. Verdachte kan in alle redelijkheid niet verantwoordelijk gehouden worden voor een derde van de kosten nu het dossier aanwijzingen bevat dat er meer anderen bij het drugslab betrokken zijn. Subsidiair wordt verzocht geen mogelijkheid tot gijzeling aan de oplegging van de maatregel te verbinden nu de politie een professionele partij is die over voldoende middelen beschikt om een eventueel opgelegde maatregel te executeren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van zes weken schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van een grote hoeveelheid synthetische drugs en voorbereidingshandelingen daartoe. Verdachte heeft diverse werkzaamheden in een drugslaboratorium verricht, waaronder het in vriezers kristalliseren van MDMA-olie en het laten drogen van de MDMA die daarmee verkregen werd. Hoewel verdachte niet alle voorkomende werkzaamheden op locatie uitvoerde (hij was niet de ‘kok’), waren de werkzaamheden die hij uitvoerde wel essentieel. Daarnaast heeft hij samen met zijn mededaders op 5 juni 2024 een hoeveelheid van ongeveer 175 kilo MDMA aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en dat gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast worden toegebracht aan anderen. Van de productie van synthetische drugs is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. De productie van en handel in synthetische drugs is over het algemeen in handen van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Daarnaast leveren dit soort delicten aanzienlijke risico’s op voor het milieu en de volksgezondheid. Door het niet op reguliere wijze afvoeren van afvalstoffen ontstaat er milieuschade zoals grondwatervervuiling. Het opruimen van illegaal afval gaat bovendien gepaard met aanzienlijke kosten die ten laste van de maatschappij komen. Verdachte lijkt zich om financiële redenen van al deze negatieve gevolgen niet veel te hebben aangetrokken, al valt uit zijn verhoor en houding ter zitting wel op te maken dat hij te doen heeft met (uitsluitend) [medeverdachte 2] .
Met betrekking tot de persoon van verdachte constateert de rechtbank dat verdachte geen strafblad heeft in Nederland.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geeft als uitgangspunt voor het vervaardigen van meer dan 20 kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 50 maanden, voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo harddrugs is dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Het LOVS kent geen oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. De rechtbank legt hiermee een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij vanaf zijn tweede verhoor transparant is geweest over zijn rol bij hetgeen zich op het perceel heeft afgespeeld. Ook het feit dat verdachte [medeverdachte 2] (ook letterlijk) uit de wind heeft willen houden werkt in zijn voordeel. Tot slot wil de rechtbank met deze strafmaat het verschil in rol tussen verdachte en de beide medeverdachten duidelijk maken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel van kostenverhaal.
De maatregel van artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In de loods waar de grondstof/drugs werd geproduceerd waren namelijk stoffen en andere voorwerpen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en de Staat heeft kosten gemaakt voor de vernietiging hiervan. De rechtbank is van oordeel dat de kosten die zijn opgenomen in de factuur van [bedrijf] voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet.
Het totale bedrag van de factuur bedraagt € 76.580,65. Nu het dossier aanwijzingen bevat dat behalve verdachte en diens mededader [medeverdachte 1] nog meer anderen betrokken waren bij de drugsproductie in de loods en er daarnaast aanwijzingen zijn dat verdachte beschikt over een beperkte draagkracht, zal de rechtbank het door verdachte te betalen bedrag matigen tot € 20.000,00.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:14 Sv, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend.

Beslag.

Door de verdediging is de teruggave verzocht van de inbeslaggenomen telefoons. De officier van justitie heeft zich hiertegen niet verzet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a, 13d van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
T.a.v. feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 3:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/ inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.

en

voorwerpen/stoffen/ voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Maatregel van kostenverhaal
Legt aan [verdachte] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van 20.000,00 euro, ter vergoeding van de kosten van de vernietiging van beslag.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 400 dagen.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1. STK Telefoontoestel;
1. STK Telefoontoestel,
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. S.J.H. van de Kant en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 05 maart 2025

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van politie eenheid Oost-Brabant, Team Grootschalige Opsporing, onderzoek “Yasin” OBRAB24005, opgemaakt d.d. 26 september 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 582.