ECLI:NL:RBOBR:2025:1275

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
01.034485.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslaboratoriumzaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een drugslaboratorium in Oss. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 21 januari 2025, en de rechtbank heeft op 18 februari 2025 een terechtzitting gehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden en verwerken van MDMA en amfetamine in de periode van 1 januari 2023 tot en met 6 april 2023. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor een integrale vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte op gasmaskers zijn aangetroffen in de woning waar het drugslaboratorium was gevestigd. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze DNA-sporen niet voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugslaboratoriumactiviteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in de woning was geweest en dat de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid niet kon worden weerlegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen wat hem was ten laste gelegd, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee leden, en is op 4 maart 2025 gepubliceerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.034485.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.034485.24
Datum uitspraak: 04 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 06 april 2023 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van MDMA en/of (met)amfetamine , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
-een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te
doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen
van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
-een woning, gelegen aan [adres 2] te Oss gehuurd en/of laten huren en/of ter
beschikking gesteld en/of ter beschikking laten stellen en/of
-aanpassingen/verbouwingen aan de woning, gelegen aan [adres 2] te Oss
aangebracht en/of laten aanbrengen ten behoeve van de opslag van de benodigde
chemicaliën en/of grondstoffen en/of de inrichting van de productieruimte (n) en/of
-in de woning, gelegen aan [adres 2] te Oss (een) productieopstelling(en) ten
behoeve van de productie van BMK en/of PMK en/of MDMA voorhanden gehad en/of
-in de woning, gelegen aan [adres 2] te Oss (een) hoeveelhe(i)d(en)
laboratorium)benodigdheden, waaronder een gelaatsmasker en/of een vacuümpomp en/of
laboratorium glaswerk en/of diepvrieskisten en/of klemdekselvaten en/of gasbranders,
voorhanden gehad en/of
-in de woning, gelegen aan [adres 2] te Oss hoeveelhe(i)d(en
chemicaliën/grondstoffen waaronder: zoutzuur en/of zwavelzuur en/of BMK en/of BMK
glycidezuur en/of caustic soda en/of PMK en/of PMK glycidezuur en/of methylamine
voorhanden gehad;
t.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 06 april 2023 te Oss, althans in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd,
en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheden (van een materiaal bevattende) (met)amfetamine en/of MDMA, zijnde (een) middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van beide feiten gerekwireerd en een
gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren gevorderd. (
bijlage)

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft een integrale vrijspraak van beide feiten bepleit. Hij heeft hiertoe - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de DNA-match op twee gasmaskers onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen omdat:
  • verdachte een verklaring heeft afgelegd over de redenen van de aanwezigheid van zijn DNA die niet kan worden weerlegd door de bewijsmiddelen;
  • niet kan worden vastgesteld wanneer het DNA op de gasmaskers terecht is gekomen en ook niet wanneer de gasmaskers in de woning terecht zijn gekomen;
  • niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode in de woning is geweest.
Indien zou worden aangenomen dat het DNA op de gasmaskers terecht is gekomen in de ten laste gelegde periode zegt dat nog niets over de wijze van betrokkenheid van verdachte.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en
feit 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Hierbij overweegt
de rechtbank het volgende.
Op 6 april 2023 werd op de zolder van de woning gelegen aan [adres 2] te
Oss een productieruimte voor - kort gezegd - de vervaardiging van PMK (uit PMK glycidezuur) en MDMA (uit PMK) aangetroffen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de hele woning, onder meer als gevolg van het productieproces, ernstig vervuild was. Op de vloeren van de diverse ruimtes op de eerste etage en op de vloer op zolder werd een donkere, kleverige substantie aangetroffen. In de woning hing een zeer sterke chemische geur, die verbalisanten direct bij binnenkomst waarnamen. Verspreid over de hele woning, waaronder ook de begane grond, werden een groot aantal goederen (onder meer jerrycans, blauwe vaten, volgelaatsmaskers), grondstoffen, chemicaliën, afvalstoffen en productiemiddelen ten behoeve van het fabricageproces aangetroffen. Er werden op de begane grond restanten bruin poeder bevattende MDMA en op zolder 1,8 liter aan vloeistoffen bevattende MDMA gevonden.
In de woonkamer werd een gasmasker aangetroffen met daarop aan de binnenzijde van de hoofdband ter hoogte van het voorhoofd, in een mengprofiel, DNA afkomstig van verdachte. Ook werd in een slaapkamer op de eerste etage een gasmasker aangetroffen, met aan de binnenzijde van het mondgedeelte ter hoogte van de neus, in een mengprofiel, DNA afkomstig van verdachte.
Uit de verklaring van de hoofdbewoner van de woning, [betrokkene] , kan worden afgeleid dat het drugslaboratorium vanaf januari 2023 door niet nader door hem aangeduide personen werd ingericht. Ook volgt uit zijn verklaring dat verdachte wel eens over vloer kwam. Dat wordt bevestigd door medebewoner, tevens medeverdachte, [medeverdachte] . Beiden verklaren verder uitdrukkelijk dat verdachte geen enkele betrokkenheid bij het drugslaboratorium heeft gehad.
Verdachte heeft zich bij de politie op inhoudelijke vragen, waaronder over zijn aangetroffen DNA op twee gasmaskers, op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel eens bij [betrokkene] in de woning kwam, meestal om drugs te gebruiken en alcohol te drinken. Dit was altijd op de begane grond. Hij kwam nooit boven. Verdachte heeft zijn aanwezigheid in de woning niet specifiek in tijd kunnen plaatsen. Hij heeft verder ter terechtzitting verklaard dat hij in de woonkamer wel eens een gasmasker heeft zien liggen en zo’n masker tijdens het ‘feesten’ (lees: middelengebruik) uit joligheid wel eens heeft opgezet. Hij denk dat dit in de zomermaanden is gebeurd, omdat het toen buiten warm was. Verdachte heeft enige betrokkenheid bij het drugslaboratorium ontkend.
Het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het drugslaboratorium bestaat in
de kern uit zijn aangetroffen DNA op twee gasmaskers. De rechtbank dient de vraag
te beantwoorden welke bewijswaarde aan deze DNA-sporen moet worden toegekend.
De rechtbank overweegt dat op basis van de DNA-sporen weliswaar kan worden vastgesteld dat er contact is geweest tussen verdachte en de gasmaskers, maar dat niet kan worden vastgesteld wanneer dat contact heeft plaatsgevonden. Nu er aan de verplaatsbare gasmaskers ook geen onderzoek is verricht naar de aanwezigheid van stoffen die aan het aangetroffen drugslaboratorium kunnen worden gekoppeld, beschouwt de rechtbank de van verdachte afkomstige DNA-sporen op deze maskers dan ook niet als zijnde dadersporen. Op basis van het dossier kan ook niet worden vastgesteld of verdachte in de ten laste gelegde periode in de woning is geweest.
Bij deze stand van zaken, en bij gebrek aan enig aanvullend bewijs, zeggen de van verdachte afkomstige DNA-sporen hooguit iets over een contactmoment met de gasmaskers, maar niets over zijn betrokkenheid bij het aangetroffen drugslaboratorium. Daar komt bij dat de uitleg die verdachte ter terechtzitting over de herkomst van zijn DNA op/aan de gasmaskers heeft gegeven niet ondubbelzinnig wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en
die uitleg in de algehele setting van de betreffende woning, zoals die uit het dossier blijkt
ook niet zonder meer als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M.T. Keukens, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. S.H. van Dalen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 04 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.