Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer in 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1986 en destijds dakloos, verbleef in een woning waar een drugslaboratorium was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat er in de woning een drugslaboratorium aanwezig was en dat hij opzettelijk aanwezig was bij de productie van MDMA. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met anderen opzettelijk MDMA aanwezig heeft gehad, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte strafblad en positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds het gepleegde feit. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling werden afgewezen, omdat de rechtbank de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet opportuun achtte voor toewijzing.