Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de incidentele conclusie van antwoord.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G. van Moll, heeft een incidentele vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. van der Donk, met betrekking tot een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van het dak van de woning van de eiser. De eiser stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, waardoor herstel van het dak noodzakelijk is. De eiser vordert een voorschot van € 36.565,69 als vervangende schadevergoeding, evenals andere kosten die verband houden met de schade.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de eiser voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De rechtbank overweegt dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en dat er voldoende aannemelijkheid is dat de gedaagde een bedrag van € 36.565,69 aan de eiser verschuldigd is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het restitutierisico en de noodzaak voor de eiser om spoedig herstel van het dak te verkrijgen, gezien de ernstige lekkages en de instorting van een deel van het plafond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de incidentele vordering toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde voorschot, evenals de proceskosten van het incident. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.