ECLI:NL:RBOBR:2025:1263

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
C/01/411446 / HA ZA 25-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over een aannemingsovereenkomst en herstelkosten van een dak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G. van Moll, heeft een incidentele vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. van der Donk, met betrekking tot een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van het dak van de woning van de eiser. De eiser stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, waardoor herstel van het dak noodzakelijk is. De eiser vordert een voorschot van € 36.565,69 als vervangende schadevergoeding, evenals andere kosten die verband houden met de schade.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de eiser voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De rechtbank overweegt dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en dat er voldoende aannemelijkheid is dat de gedaagde een bedrag van € 36.565,69 aan de eiser verschuldigd is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het restitutierisico en de noodzaak voor de eiser om spoedig herstel van het dak te verkrijgen, gezien de ernstige lekkages en de instorting van een deel van het plafond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de incidentele vordering toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde voorschot, evenals de proceskosten van het incident. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/411446 / HA ZA 25-21
Vonnis in incident van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.G. van Moll,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijfsnaam gedaagde] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R. van der Donk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

Kort het geschil in de hoofdzaak
2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat volgens de dagvaarding kort gezegd om het volgende. [gedaagde] heeft in 2016 in opdracht van [eiser] het dak van zijn woning gerenoveerd. Volgens [eiser] is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichten en is het dak zodanig gebrekkig dat er herstel noodzakelijk is. Het volledige dak zou moeten worden vervangen, maar [gedaagde] weigert het dak te herstellen. [eiser] vordert daarom in de hoofdzaak dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 36.565,69 als vervangende schadevergoeding te betalen, een bedrag van € 18.555,17 voor de kosten van herstel van de gevolgschade, € 2.406,39 voor deskundigenkosten en € 1.350,27 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met rente en proceskosten.
De inhoudelijke beoordeling
2.2.
[eiser] vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende dat [gedaagde] wordt veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 36.565,69 (inclusief btw) als voorschot op de schade. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
[eiser] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
2.4.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer de eisende partij in het incident daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten. Dat is niet hetzelfde als een spoedeisend belang, omdat bijvoorbeeld ook een voldoende belang kan bestaan als de vordering voldoende vaststaat en er geen reden is om met de toewijzing te wachten. De rechtbank dient de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin. Aannemelijkheid van betwiste stellingen van de eisende partij is daarbij voldoende. De rechtbank zal in de afweging van de belangen van partijen ook acht moeten slaan op het restitutierisico voor het geval de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] (in ieder geval) een bedrag van € 36.565,69 als vervangende schadevergoeding aan [eiser] verschuldigd is. [eiser] heeft gemotiveerd gesteld, met onder andere overlegging van meerdere deskundigenrapporten, dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen bestaande overeenkomst en dat er daardoor herstelwerkzaamheden aan het dak moeten worden uitgevoerd. Dat wordt door [gedaagde] ook niet betwist. Wel merkt [gedaagde] in zijn verweer op dat het bedrag in de offerte van [A] , waarop de hoogte van de vordering is gebaseerd, zeer aanzienlijk is in vergelijking met de offerte van [B] (een andere door [eiser] benaderde aannemer) en de begroting van het schadebedrag door TOP Expertise (de [eiser] ingeschakelde deskundige). [eiser] heeft echter in de dagvaarding gesteld dat de offerte van [B] alleen zag op het “hoge dak” van de woning en de gebreken ook zien op twee andere dakvlakken. Daarnaast wordt in de dagvaarding gesteld dat in het rapport van TOP Expertise van 14 februari 2023 de herstelkosten worden begroot op € 15.970,00, maar dat TOP Expertise op 25 september 2023 een aanvullend rapport uitgebracht, waarin nog een aantal niet eerder gerapporteerde gebreken staan. Het lag daarom op de weg van [gedaagde] om zijn verweer dat de offerte van [A] zeer aanzienlijk is, nader te motiveren. Dat doet hij niet. Zo geeft hij niet aan wat volgens hem wel een redelijk bedrag zou zijn voor de herstelkosten, laat staan dat hij een offerte of een ander stuk heeft overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij zich in de hoofdzaak zal beroepen op artikel 6:101 BW omdat [eiser] na 2022 heeft nagelaten schadebeperkend te handelen. De gevorderde schadevergoeding ziet niet op gevolgschade maar op kosten van herstel van de onjuist aangebrachte dakconstructie. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt niet dat er een relatie bestaat tussen de omvang van de gevorderde herstelkosten en het tijdsverloop sinds 2022 en van een dergelijke relatie blijkt evenmin uit de bevindingen van de deskundigen. Dat beroep van [gedaagde] staat daarom niet aan toewijzing van de vordering in de weg.
2.6.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat [eiser] ook voldoende belang heeft bij toewijzing van de incidentele vordering. [gedaagde] voert als verweer aan dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Echter, hiervoor is al overwogen dat er geen sprake hoeft te zijn van spoedeisend belang, omdat bijvoorbeeld ook een voldoende belang kan bestaan als de vordering voldoende vaststaat en er geen reden is om met de toewijzing te wachten. Hiervoor is al geoordeeld dat de vordering voldoende aannemelijk is gemaakt. Daarnaast maakt dat er inmiddels ongeveer drie jaar is verstreken tussen de gestelde constatering van [eiser] dat het dak gebrekkig is en het uitbrengen van de dagvaarding niet dat hij op dit moment geen belang heeft bij spoedig herstel van het dak. [eiser] heeft namelijk onweersproken gesteld dat het dak niet waterkerend is en dat hij is geconfronteerd met verschillende ernstige lekkages. Ook zou een deel van het plafond van de keuken zijn ingestort. Spoedige vervanging van de dakbedekking zou ook noodzakelijk zijn om dat de huidige dakbedekking naar het oordeel van de deskundigen los ligt en er een risico bestaat dat de dakbedekking wegwaait. Dat wordt allemaal niet door [gedaagde] betwist. Ook betwist [gedaagde] niet dat [eiser] zelf niet over de financiële middelen beschikt om de herstelkosten voor te financieren. Dat er sprake is van een restitutierisico is bovendien niet gesteld of gebleken.
2.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 36.565,69 als voorschot op de schade zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van het incident (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt [gedaagde] voor de duur van het geding tot betaling van een voorschot van € 36.565,69 (inclusief btw),
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.