Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 april 2024 van de gemeente met producties 1 tot en met 9,
- de exceptie van onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 29 augustus 2024 van [gedaagde] met producties 1 tot en met 14,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in het incident van 24 oktober 2024 van de gemeente,
- de brief van 17 oktober 2024 van [gedaagde] , waarin kort gezegd bezwaar is gemaakt tegen indiening van de conclusie van repliek in conventie van de gemeente,
- de brief van 18 oktober 2024 van de gemeente, waarin samengevat staat dat het gemaakte bezwaar moet worden verworpen.
2.De kernvraag
3.Het geschil tussen partijen in de hoofdzaak en in het incident
4.De beoordeling van het incident
“Conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in het incident”.Het was de gemeente in dat stadium van de procedure alleen toegestaan om te reageren op de op 29 augustus 2024 ingediende incidentele conclusie van [gedaagde] , dus de exceptie van onbevoegdheid ten aanzien van de gevorderde ontruiming van perceel [perceelnummer 1] . Dit brengt mee dat de onderdelen 1 tot en met 38 (conclusie van repliek in conventie) van het op 24 oktober 2024 door de gemeente ingediende processtuk in dit vonnis buiten beschouwing wordt gelaten en dat de pachtkamer voor de beoordeling van het door [gedaagde] opgeworpen incident met betrekking tot de reactie daarop vanuit de gemeente uitsluitend kennis neemt van de onderdelen 39 tot en met 70 (conclusie van antwoord in het incident) van het hiervoor genoemde processtuk.