In deze zaak heeft ProRail B.V. een verzoek ingediend tot het verkrijgen van een bevelschrift op basis van artikel 57 van de Onteigeningswet. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een eerder vonnis van de rechtbank tot (vervroegde) onteigening van een perceel waar een kindercentrum is gevestigd. ProRail heeft aangegeven dat het kindercentrum, dat naar een nieuwe locatie zal verhuizen, niet op de afgesproken datum zal vertrekken. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 februari 2025, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan. ProRail heeft aangevoerd dat er geen plaats is voor een belangenafweging, omdat aan alle formele vereisten is voldaan en het bevelschrift moet worden verstrekt. De verwerende partijen, aangeduid als [eisers], hebben zich verzet tegen het verzoek en willen dat het bevel niet eerder wordt gegeven dan per 31 maart 2025. Zij hebben argumenten aangevoerd over de noodzaak van een zorgvuldige overgang naar de nieuwe locatie voor het kindercentrum.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de procedure voldoet aan de eisen van artikel 6 EVRM en dat de onteigeningstitel per direct ten uitvoer kan worden gelegd. De rechter heeft geconcludeerd dat de belangen van ProRail zwaarder wegen dan die van de [eisers] en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat ProRail uiterlijk op 1 maart 2025 in het bezit van het onteigende moet worden gesteld en dat de [eisers] het perceel uiterlijk op dezelfde datum moeten ontruimen. Tevens is ProRail gemachtigd om het bevel zelf ten uitvoer te leggen, indien nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie.