ECLI:NL:RBOBR:2025:1186

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10811376
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan auto in wasstraat

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. V.G.I. van der Lei, schadevergoeding van gedaagde, een B.V. vertegenwoordigd door mr. R. Charité, wegens schade aan haar auto die is ontstaan tijdens het gebruik van de wasstraat van gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 31 oktober 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 13 februari 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 februari 2025, waarbij eiseres via Teams deelnam. Eiseres stelt dat haar glazen schuifdak is gebroken door een incident in de wasstraat, terwijl gedaagde betwist dat zij aansprakelijk is, stellende dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor de schade door haar gedrag in de wasstraat. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade, omdat eiseres overtuigend heeft aangetoond dat de schade is ontstaan door het gebruik van de wasstraat en gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt gedaagde tot betaling van in totaal € 5.550,87, vermeerderd met proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10811376 \ CV EXPL 23-5462
Vonnis van 27 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. V.G.I. van der Lei,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Charité.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 oktober 2023 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord van 13 februari 2024 met producties 1 tot en met 3;
- de brief van 11 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van [eiser] van 23 januari 2025 met producties 12 tot en met 14;
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2025. De gemachtigde van [eiser] , mr. Van der Lei, kon de zitting niet fysiek bijwonen in verband met problemen aan het spoor. Zij heeft met instemming van [gedaagde] de zitting bijgewoond via Teams. Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis gewezen zal worden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 23 mei 2023 met haar Volvo V70 gebruik gemaakt van de wasstraat van [gedaagde] .
2.2.
Gedurende het wasprogramma viel de wasstraat stil. Vervolgens werd de wasstraat weer in werking gesteld.
2.3.
Toen [eiser] uit de wasstraat kwam was het glazen schuifdak gebroken.
2.4.
[eiser] heeft de auto vervolgens naar een autoherstelbedrijf gebracht om de schade te laten begroten. Volgens de daarop uitgebrachte schade-calculatie van 16 juni 2023 zouden de herstelkosten € 4.151,56 inclusief btw bedragen.
2.5.
Op 7 juli 2023 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en gesommeerd de schade en de wettelijke rente te vergoeden; op 4 augustus 2023 heeft zij nog een aanmaning gestuurd.
2.6.
[gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Samengevat vordert [eiser] in deze procedure om [gedaagde] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van het volgende:
- hoofdsom € 4.151,56
- wettelijke rente t/m 17 oktober 2023 € 92,13
- buitengerechtelijke incassokosten (incl. btw)
€ 653,59
Totaal € 4.897,28
Daarnaast vordert [eiser] wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 18 oktober 2023 en vergoeding van haar proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst om de auto te wassen. Op [gedaagde] rust de verplichting om de auto van [eiser] met een veilige wasinstallatie en met de nodige voorzichtigheid te wassen. [eiser] mag er dus vanuit gaan dat de wasstraat geen schade aan haar auto veroorzaakt. Tijdens het gebruik van de wasstraat is er schade aan het glazen schuifdak van de auto ontstaan. [gedaagde] is aansprakelijk en zij moet daarom de schade, bestaande uit de herstelkosten, vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. De medewerker bij het voorwasportaal had reeds vastgesteld dat het schuifdak wiebelig was en dat de rubbers rondom in slechte staat verkeerden. [eiser] is daarom afgeraden om gebruik te maken van de wasstraat, maar zij heeft desondanks de keuze gemaakt om dat toch te doen. Vervolgens heeft [eiser] in de wasstraat de huisregels overtreden door haar auto te besturen of te remmen. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] daarom zelf aansprakelijk is voor de ontstane schade. Mocht [gedaagde] toch aansprakelijk zijn voor de schade, dan wijst zij erop dat er slechts schade is aan het glas van het schuifdak en niet aan het dak zelf, de motor van het schuifdaken de bekleding.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de schade aan de auto van [eiser] in de wasstraat is ontstaan. Het is echter de vraag wie daarvoor aansprakelijk is en wat de omvang van de schade is. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade en dat zij een schadevergoeding van € 4.151,56 moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] is aansprakelijk voor de schade.
4.2.
[eiser] heeft uitgelegd dat zij, toen zij met haar auto in de wasstraat stond, iets met een harde knal op het dak hoorde vallen, waarna haar schuifdak kapot was en water naar binnen sijpelde. Zij heeft de schade onderbouwd met foto’s en een offerte voor het herstel. [gedaagde] heeft hier weliswaar tegen ingebracht dat [eiser] van tevoren door een medewerker van de wasstraat was gewaarschuwd dat het glazen schuifdak niet in goede staat verkeerde, maar zij heeft deze blote stelling niet met feiten onderbouwd. Bovendien heeft [eiser] in reactie daarop onbestreden en mede onder verwijzing naar door haar in het geding gebrachte foto’s gemotiveerd aangevoerd dat aan de buitenkant van de auto niet valt vast te stellen of het raam wiebelig is en of de rubbers in slechte staat verkeerden. Ook de blote stelling, die [eiser] betwist, dat [eiser] geremd of gestuurd zou hebben in de wasstraat heeft [gedaagde] niet onderbouwd, nog daargelaten dat deze stelling, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen verklaring geeft voor het kapotgaan van het glazen schuifdak. Dat zich volgens [gedaagde] nimmer eerder een dergelijk incident heeft voorgedaan en ook daarna niets meer is gebeurd doet aan het voorgaande niet af. [gedaagde] is dan ook aansprakelijk voor de geleden schade.
[gedaagde] moet € 4.151,56 aan schadevergoeding betalen.
4.3.
Bij zaakschade is het uitgangspunt dat de eigenaar van de zaak al op het moment van de beschadiging – dus vóór en onafhankelijk van het herstel – schade lijdt. Deze schade gelijk is aan de waardevermindering van de zaak. Volgens vaste rechtspraak staat het geldbedrag van de waardevermindering in het algemeen gelijk aan de herstelkosten.
4.4.
[eiser] heeft een offerte van een autoherstelbedrijf in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat niet alleen het glas, maar ook het volledige schuifdak, de motor daarvan en de bekleding aan de binnenkant vervangen moeten worden. [gedaagde] brengt hier tegenin dat alleen schade aan het glas van het schuifdak is ontstaan. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er glas in de motor van het dakraam is gekomen, waardoor deze ook vervangen moet worden. Bovendien moet de hele cassette van het dak eraf om het dakraam te vervangen, waardoor er ook kosten voor de bekleding gemaakt moeten worden. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de hemel van de auto meestal losgeklikt kan worden, waardoor er geen nieuwe bekleding nodig is. Zij heeft echter niet onderbouwd dat dat ook geldt voor dit specifieke type Volvo. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook toewijzen.
[gedaagde] moet wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen.
4.5.
[eiser] vordert ook wettelijke rente over de hoofdsom. Zij vordert bij dagvaarding een bedrag van € 92,13 tot en met 17 oktober 2023. Daarnaast vordert zij de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Nu [gedaagde] geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd tegen de rentevorderingen van [eiser] , zullen deze worden toegewezen.
4.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten inclusief BTW. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij komt hierdoor in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met de btw. Het bedrag dat [eiser] vordert is gelijk aan het bedrag dat is vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst de vergoeding van € 653,59 daarom toe.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Deze proceskosten worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten × € 271,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van
betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.053,42

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.550,87, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van
€ 4.151,56, met ingang van 18 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.053,42, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.