Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Red Dienstverlening B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
135,00
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 maart 2025 een eindvonnis gewezen in een arbeidsgeschil tussen [eiser] en Red Dienstverlening B.V. De zaak betreft een loonvordering van [eiser], die stelt dat hij in de periode van 25 november 2020 tot 25 juli 2021 in totaal 678,5 uren heeft gewerkt voor Red, met een bruto uurloon van € 15,00. De werkgever, Red, heeft de juistheid van het aantal gewerkte uren betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat Red onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze betwisting te onderbouwen. De kantonrechter benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om een correcte salarisadministratie te voeren en dat de loonstroken die door Red zijn verstrekt, als juist worden aangenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht heeft op betaling van 70% van het loon over de periode van 25 juli 2021 tot 4 juli 2022, met inachtneming van twee wachtdagen. Daarnaast is Red veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging van 50% over het verschuldigde loon, evenals de wettelijke rente over het achterstallige loon en de verhoging. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiser] toegewezen, die zijn vastgesteld op € 1.239,28. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.