In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] huurde sinds 11 augustus 2015 een woonruimte inclusief parkeerplaats van [gedaagde]. Tijdens de huurperiode heeft [eiser] verschillende gebreken aan de woning geconstateerd, waaronder een niet-functionerende intercom en lekkages. [Eiser] heeft [gedaagde] hierover geïnformeerd en vorderde uiteindelijk een huurvermindering van € 3.715,26, of een door de rechter te bepalen bedrag, alsook een tijdelijke huurprijsverlaging van 10% tot het moment dat de gebreken zijn hersteld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meeste gebreken inmiddels zijn verholpen, met uitzondering van de lekkage in de parkeergarage. [Eiser] heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat deze lekkage heeft geleid tot een verminderd huurgenot. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat [eiser] sinds april 2023 gebruik heeft gemaakt van een alternatieve parkeerplaats zonder lekkage, waardoor hij geen recht heeft op huurvermindering. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in huurgeschillen en de voorwaarden waaronder huurvermindering kan worden gevorderd, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.