Uitspraak
1.De procedure
2.Het verzoek van [verzoeker] en het verweer van [verweerder]
3.Het tegenverzoek van [verweerder] en het verweer van [verzoeker]
4.De beoordeling
Deliveroo)) heeft de Hoge Raad ten aanzien van de zogenaamde kwalificatievraag bevestigd dat door uitleg aan de hand van de Haviltex-maatstaf moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen en dat als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst deze als zodanig moet worden aangemerkt. Voor de kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Verder heeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt afhangt van alle omstandigheden in onderling verband bezien, waarbij onder meer van belang kunnen zijn de volgende negen gezichtspunten:
[verzoeker] heeft wisselend verklaard over de gestelde duur van de werkzaamheden. In zijn verzoekschrift is gesteld dat partijen een arbeidsovereenkomst voor de periode van 24 juni 2024 tot 1 oktober 2024 zouden zijn overeengekomen. Door [verzoeker] is echter ook verklaard dat [verweerder] slechts twee weken op vakantie zou gaan, van 1 juli tot 15 juli 2024, en hij tot de terugkeer van [verweerder] op 15 juli 2024 in loondienst zou werken. Daarnaast heeft [verzoeker] op de zitting verklaard dat bij terugkeer van [verweerder] op 20 augustus 2024, partijen op 25 augustus 2024 zouden hebben afgesproken dat [verzoeker] in loondienst zou blijven tot de zaak zou worden overgenomen op 1 oktober 2024. [verweerder] heeft al deze gestelde afspraken over de duur bestreden. Volgens [verweerder] stond van begin af aan vast dat hij van 1 juli tot 20 augustus 2024 op vakantie zou gaan en wilde [verzoeker] in deze korte periode [A] als proef gaan uitbaten. Daarbij zijn geen afspraken gemaakt over de omvang van de werkzaamheden, aldus [verweerder] . In het licht van dit verweer en de inconsistenties in de stellingen van [verzoeker] , kan de kantonrechter er niet vanuit gaan dat er buiten de periode van 1 juli tot 20 augustus 2024 om, afspraken zijn gemaakt over de duur van het verrichten van werkzaamheden door [verzoeker] .
.Op basis van het door [verweerder] gevorderde bedrag van € 62.338,- zal een griffierecht worden geheven dat € 732,- bedraagt. [verweerder] wordt in de gelegenheid gesteld om zijn verweerschrift bij akte op de onder de beslissing te noemen roldatum te verbeteren of aan te vullen, zoals bedoeld in artikel 69 lid 1 Rv. Omdat [verzoeker] al in de procedure is verschenen, is afzonderlijke oproeping per deurwaardersexploot niet nodig. De zaak zal na het nemen van de akte door [verweerder] worden verwezen naar een nadere roldatum voor het nemen van een conclusie van antwoord door [verzoeker] . In de verzoekschriftprocedure heeft weliswaar al een mondelinge behandeling plaatsgevonden, maar daarbij is naar het oordeel van de kantonrechter (te) weinig gelegenheid geweest voor [verzoeker] om te kunnen antwoorden op het tegenverzoek. De mondelinge behandeling heeft in het teken gestaan van het ontslag op staande voet. Indien [verweerder] zijn vordering wenst in te trekken, kan hij dat eveneens op de onder de beslissing genoemde roldatum doen.