ECLI:NL:RBOBR:2025:1033

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
02/215646-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van drugshandel en oplegging van gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in vereniging harddrugs en softdrugs heeft verhandeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 2023 tot en met 3 juli 2024 in Nederland opzettelijk cocaïne, MDMA, 2-CB en LSD heeft verkocht en afgeleverd. Daarnaast heeft de verdachte op 3 juli 2024 in zijn woning harddrugs voorhanden gehad. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor verslavingszorg. De rechtbank overwoog dat de verdachte uit winstbejag handelde en geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de tenlastegelegde feiten bewezen en legde de straf op, waarbij ook beslag werd gelegd op inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 02.215646.24; 02.017511.23 (tul)
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2024 en 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 september 2024. De tenlastelegging is gewijzigd ter terechtzitting van 3 oktober 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2023 tot en met 3 juli 2024 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, cocaïne en/of MDMA en/of LSD en/of 2C-B, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2023 tot en met 3 juli 2024 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, verschillende hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
in de woning gelegen aan de [adres 2]
- 154, 3 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 84,9 gram en/of 741 pillen MDMA, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- 175 pillen 2-CB, althans een hoeveelheid van en materiaal bevattende 2-CB, en/of
- 233 LSD-zegels, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD; en/of
in de woning gelegen aan de [adres 3]
- 4,9 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 5,8 gram en/of 32,5 pillen MDMA, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2C-B en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
in de woning gelegen aan de [adres 2]
- 213,8 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of
- 97,6 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of
in de woning gelegen aan de [adres 3]
- 471 gripzakjes met hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of
- 5 blokken hasjiesj, elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 aangevoerd dat de handel in verdovende middelen in de tenlastegelegde periode tot 25 januari 2024 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor de periode daarna en ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
In aanvulling daarop overweegt de rechtbank nog als volgt.
Met betrekking tot de telefoongesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘ [medeverdachte 2] ’ merkt de rechtbank op dat zij – net als de politie – ervan uitgaat dat dit een gesprek was met verdachte. Hiertoe verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen en in het bijzonder naar het feit dat daaruit blijkt dat ‘ [medeverdachte 2] ’ in een gesprek vraagt of er morgen mag worden gewogen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] en die vervolgens akkoord geeft en zegt de deur open te zullen laten. Verdachte is de volgende dag via een reeds geopende achterdeur de betreffende woning in gegaan en in die woning zijn een weegschaal en drugs aangetroffen op tafel.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode vanaf 1 december 2023 in feit 1 en 2, overweegt de rechtbank dat aan het einde van november 2023 en dus vlak voor 1 december berichten op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn gevonden, waaruit blijkt dat hij drugs verkocht en afleverde bij klanten. Verder is in november 2023 al een melding gemaakt van vermeend dealen van drugs, waarbij het kenteken van de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] wordt genoemd, en begin december 2023 waarbij de kentekens van de auto’s van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] werden genoemd. De rechtbank acht gelet op het voorgaande en met inachtneming van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] al vanaf 1 december 2023 actief drugs aan het verhandelen waren.
Ten aanzien van de hoeveelheden cocaïne en MDMA(-pillen) die zijn aangetroffen in de woning gelegen aan de [adres 3] , ten laste gelegd onder feit 3, overweegt de rechtbank dat ter zake in het dossier een NFIDENT-rapport ontbreekt. Niettemin neemt de rechtbank aan dat het hier daadwerkelijk gaat om cocaïne en MDMA-pillen gelet op de indicatieve testen, het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de [adres 2] deze stoffen gezamenlijk voorhanden hadden en bovendien uit de berichten in de telefoons naar voren komt dat zij in dergelijke stoffen handelden en daarvoor heden worden veroordeeld.
Ten aanzien van de 471 gripzakjes met hennep in de woning aan de [adres 3] , zoals ten laste gelegd in feit 4, overweegt de rechtbank dat in het dossier een proces-verbaal over het wegen van de inhoud van deze zakjes ontbreekt. De rechtbank acht desalniettemin wettig en overtuigend bewezen dat de inhoud van deze zakjes gezamenlijk meer dan 30 gram hennep bevatten, nu het redelijkerwijs niet aannemelijk is dat de totale hoeveelheid hennep in dusdanig veel gevulde gripzakjes minder dan 30 gram is.
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 december 2023 tot en met 3 juli 2024 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in hard- en softdrugs (feit 1 en 2) en aan het medeplegen van aanwezig hebben van hard- en softdrugs op 3 juli 2024 (feit 3 en 4).

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in bijlage I komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1
in de periode van 1 december 2023 tot en met 3 juli 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, cocaïne en/of MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
in de periode van 1 december 2023 tot en met 3 juli 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
heeftverkocht en afgeleverd en vervoerd, verschillende hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
op 3 juli 2024 te Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
in de woning gelegen aan de [adres 2]
- 153,7 gram cocaïne, en
- 84,9 gram en 741 pillen MDMA, en
- 175 pillen 2-CB, en
- 233 LSD-zegels; en
in de woning gelegen aan de [adres 3]
- 4,9 gram cocaïne, en
- 5,8 gram en 32,5 pillen MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA en 2C-B en LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
op 3 juli 2024 te Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
in de woning gelegen aan de [adres 2]
- 213,8 gram hennep, en
- 97,6 gram hasjiesj, en
in de woning gelegen aan de [adres 3]
- 471 gripzakjes met hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en
- 5 blokken hasjiesj, elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en cursief weergegeven. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een geldboete van € 10.000,00 wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan zijn voorarrest opgelegd moet worden, nu hij zijn leven weer op de rit heeft. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van maximaal 2 jaar is passend. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank verder aan verdachte geen geldboete op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gehandeld in hard- en softdrugs. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen hiervan voor de maatschappij.
Kijkend naar de persoon van verdachte, overweegt de rechtbank dat de verdachte zowel bij de politie als bij de reclassering en ter terechtzitting zeer weinig over zijn persoonlijke omstandigheden en zijn motivatie om de bewezenverklaarde feiten te plegen, heeft willen delen. Verdachte heeft daarbij ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Gelet op deze houding ziet de rechtbank geen reden om naar beneden af te wijken van de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Verder is verdachte eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld en heeft hij de huidige feiten zelfs in een lopende proeftijd van een eerdere veroordeling gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarvan 6 maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zullen de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd worden opgelegd, te weten een meldplicht bij Emergis Verslavingsreclassering, ambulante behandeling door Emergis Forensische zorg Zeeland of een soortgelijke forensische hulpverlener, het vinden en behouden van een dagbesteding, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan begeleiding door Maatschappelijke Justitiële Dienstverlening van Emergis. Deze voorwaarden dragen bij aan het voorkomen van delictgedrag.
De rechtbank zal geen geldboete opleggen zoals door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
Gelet op de omvang van de contante geldbedragen, het gebrek aan contante opnames vanaf de bankrekening van verdachte, de niet nader verklaarde bron van herkomst van de contante geldbedragen en de drugsgerelateerde feiten waarvoor verdachte door de rechtbank thans schuldig is bevonden (feiten 1 en 2), is de conclusie gerechtvaardigd dat de aan verdachte toebehorende geldbedragen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van die bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 met behulp van de inbeslaggenomen auto van verdachte zijn gepleegd.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling

De zaak met parketnummer 02.017511.23 is aangebracht bij vordering van 8 augustus 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant van 7 april 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De raadsvrouw van verdachte heeft een omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf bepleit.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf en zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 maand gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 60 Wetboek van Strafrecht
2, 3, 10, 11 Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
straffen
legt op de volgende straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN,

beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Emergis Verslavingsreclassering, op het adres Vrijlandstraat 33e, 4337 EA Middelburg. Veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. zich laat behandelen door Emergis Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
4. indien nodig meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
5. meewerkt aan begeleiding door Maatschappelijke & Justitiële Dienstverlening (MJD) van Emergis, of een soortgelijke instelling, indien de reclassering dit nodig vindt. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de hulpverlener geeft.
geeft opdracht aan Emergis Verslavingsreclassering, de reclassering, om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
legt op de bijkomende straf:

verbeurdverklaring van de volgende inbeslaggenomen goederen:

  • 6250 EUR ibn 03-07-2024;
  • 105 EUR ibn 03-07-2024;
  • 894,79 EUR;
  • Goednummer 2666884: Personenauto, Fiat Panda, kenteken [kenteken] .
vordering tenuitvoerlegging
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant van 07 april 2023, gewezen onder parketnummer 02-017511-23, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en is uitgesproken op 20 februari 2025.