ECLI:NL:RBOBR:2025:1017

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/01/410966 / KG ZA 24-658
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van de uitvoering van het ontwerp voor de nieuwe entreehal van Eindhoven Airport op basis van persoonlijkheidsrechten

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit [eiser 1] B.V. en [eiser 2], een verbod voor Eindhoven Airport om de nieuwe entreehal te bouwen, gebaseerd op hun persoonlijkheidsrechten als architecten. De eisers stelden dat het ontwerp van EGM, dat de nieuwe entreehal moest realiseren, inbreuk maakte op hun auteursrechten en persoonlijkheidsrechten, zoals vastgelegd in de Auteurswet. De rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de eisers onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat het ontwerp van EGM een aantasting of verminking van hun werk zou opleveren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de nieuwe entreehal niet zou leiden tot reputatieschade voor de eisers, aangezien de kenmerkende elementen van de bestaande terminal intact zouden blijven. Bovendien was er een zwaarwegend belang voor Eindhoven Airport om de uitbreiding van de terminal door te zetten, gezien de toenemende reizigersaantallen en de noodzaak om de werkzaamheden voor een bepaalde deadline te voltooien. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/410966 / KG ZA 24-658
Vonnis in kort geding van 19 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaten: mr. C.J.M. Weebers-Vrenken en mr. V.F. Rutgers,
tegen
EINDHOVEN AIRPORT N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Eindhoven Airport,
advocaten: mr. N. Ruyters en mr. L Sliedregt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 januari 2025 met producties 1 tot en met 47
- de conclusie van antwoord met producties GP01 tot en met GP80
- de aanvullende producties 48 tot en met 50 van [eisers]
- de aanvullende productie GP81 van Eindhoven Airport
- de aanvullende producties 51 tot en met 55 van [eisers]
- de aanvullende producties GP82 tot en met GP85 van Eindhoven Airport
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnotities van mr. Weebers-Vrenken en mr. Rutgers
- de pleitnota van mr. Ruyters en mr. Sliedregt.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is als architect verbonden aan [eiser 1] in [vestigingsplaats] . [eiser 2] is tevens enig bestuurder en aandeelhouder van die vennootschap.
2.2.
Eindhoven Airport is belast met de exploitatie van de luchthaven Eindhoven Airport.
2.3.
In 2000 heeft Eindhoven Airport aan [eisers] en Nederlands Ontwerpbureau voor Luchthavens B.V. (hierna te noemen: NACO) de opdracht verstrekt om een masterplan te ontwikkelen voor de bebouwing van de terminalzone van Eindhoven Airport in verband met de noodzakelijke uitbreiding van de luchthaven.
2.4.
[A] B.V. (hierna te noemen: [A] ) is vervolgens als stedenbouwkundig expert toegevoegd aan het ontwerpteam dat is gaan samenwerken onder de naam “Constellation”.
2.5.
In mei 2002 heeft Eindhoven Airport aan Constellation opdracht verstrekt tot het maken van een voorlopig ontwerp voor Fase1 van de uitbreiding bestaande uit diverse gebouwen in de terminalzone, waaronder kantoren, winkels en horeca.
2.6.
In de opdrachtbevestiging aan Constellation heeft Eindhoven Airport onder meer het volgende opgenomen:
“Wellicht ten overvloede melden wij u nog dat u aan deze opdracht geen enkel recht met betrekking tot vervolgopdrachten kunt ontlenen. Opdrachtgever behoudt zich het recht voor vervolgopdrachten per gebouwdeel te verstrekken dan wel deze over te dragen aan derden. “
2.7.
Aan Constellation is in 2002 (ook) opdracht verstrekt om een plan op te stellen waarin de mogelijkheden voor een gefaseerde uitbreiding van de luchthaven worden onderzocht. Dit “Groeimodel” is in april 2004 afgrond.
Tussen partijen is in geschil of de door Constellation vervaardigde ontwerpen onderdeel uitmaken van het Groeimodel.
2.8.
In 2005 is de door Constellation ontworpen terminal met kantoren, winkels en horeca gerealiseerd. Het betreft de linkervleugel van het huidige terminalgebouw. Het ontwerp bevat een aantal kenmerkende onderdelen waaronder:
  • een Dakotavleugel;
  • afgeronde daklijnen en
  • repeterende V-kolommen aan de binnenzijde van het glazen bouwdeel.
2.9.
In 2011 heeft Eindhoven Airport aan [eisers] en [A] gezamenlijk de opdracht verstrekt voor het ontwerpen van Fase 2 van de uitbreiding van de luchthaven. Het betreft een verlenging van het op dat moment bestaande terminalgebouw, de toevoeging van een nieuwe terminalhal aan de rechterzijde en een hotel op het dak van het terminalgebouw.
2.10.
Fase 2 van de uitbreiding is in 2013 gerealiseerd.
2.11.
Eindhoven Airport heeft in 2015 en 2016 nog ontwerpopdrachten verstrekt aan enkel [eisers] voor onder meer een nieuwe bagagehal, het “multipurpose gebouw” en het voorplein.
2.12.
In 2020 is [A] een bodemprocedure gestart tegen [eisers] en Eindhoven Airport. In die procedure heeft [A] zich onder meer op het standpunt gesteld dat [eisers] en Eindhoven Airport met de nieuwe door [eisers] ontworpen bagagehal inbreuk maken op auteursrechten die [A] heeft op de ontwerpen van de uitbreiding in Fase 2.
2.13.
[eisers] , Eindhoven Airport en [A] hebben overleg gehad over het treffen van een regeling maar zijn het niet eens geworden.
2.14.
Bij vonnis van 13 april 2022 heeft de rechtbank Rotterdam kort gezegd voor recht verklaard dat [eisers] en Eindhoven Airport inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht en persoonlijkheidsrecht van [A] .
2.15.
Bij brief van 23 juli 2021 heeft Eindhoven Airport aan [eisers] bericht dat zij voornemens is een aanbestedingsprocedure te starten ten behoeve van de gunning van een opdracht tot ontwerp van Fase 3 van de uitbreiding van de terminal. Op dat moment was de bodemzaak tegen [A] nog niet afgerond en waren de schikkingsonderhandelingen nog gaande.
In de brief schrijft Eindhoven Airport verder:
“Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en ontvangen graag binnen drie weken na heden contactgegevens voor toekomstig collegiaal overleg tussen de architecten. Blijft bericht binnen voornoemde termijn uit dan gaan wij ervan uit dat er geen collegiaal overleg in de toekomst hoeft plaats te vinden”.
2.16.
[eisers] heeft in de daarop volgende e-mailcorrespondentie op 28 juli 2021 aan Eindhoven Airport het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van jouw e-mail van gisteren willen we graag nog benadrukken dat wij geen afstand hebben genomen van persoonlijkheidsrechten. Verder denken wij dat pas na de uitspraak van de rechter of nadat [A] ons schikkingsvoorstel heeft geaccepteerd wij kunnen reageren op jullie brief van 23 juli 2021. Eea begint voor ons gevoel nu door elkaar te lopen. Wij willen ons graag concentreren op het bereiken van een schikking, daar ligt nu de prioriteit voor ons. Hoop dat je daar begrip voor hebt.”
2.17.
[eisers] heeft aan Eindhoven Airport niet de contactgegevens verstrekt waar in de e-mail van 23 juli 2021 om was verzocht.
2.18.
Op 16 september 2021 heeft Eindhoven Airport de opdracht voor het ontwerpen van Fase 3 van de uitbreiding van de luchthaven openbaar aanbesteed door een aankondiging op TenderNed.
2.19.
[eisers] heeft niet ingeschreven op de aanbesteding.
2.20.
Eindhoven Airport heeft de opdracht in maart 2022 gegund aan EGM.
2.21.
Bij brief van 20 mei 2022 heeft Eindhoven Airport aan [eisers] bericht dat zij er van uit is gegaan dat er geen collegiaal overleg hoefde plaats te vinden omdat zij van [eisers] naar aanleiding van de brief van 23 juli 2021 geen contactgegevens had ontvangen.
Eindhoven Airport stelt verder dat het gaat om een vervolgopdracht in het kader van het Groeimodel en dat zij met de brief van 23 juli 2021 en de aanbestedingsprocedure heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting uit hoofde van het Groeimodel waarmee de opschortende voorwaarde in vervulling is gedaan en Constellation (en/of haar leden) afstand van recht heeft gedaan.
Voor zover toch sprake zou kunnen zijn van auteursrechten van [A] en/of [eisers] dan gaat Eindhoven Airport uit van impliciete toestemming tot openbaarmaking en/of verveelvoudiging.
2.22.
[eisers] heeft in reactie daarop bij e-mail van 1 juni 2022 aan Eindhoven Airport bericht dat hij geen enkele uitnodiging heeft gehad om betrokken te blijven en dat hij zich buitenspel gezet voelt. [eisers] betwist dat hij afstand heeft gedaan van zijn rechten en dat hij toestemming heeft gegeven voor openbaarmaking en/of verveelvoudiging.
2.23.
EGM heeft vervolgens een voorlopig ontwerp gemaakt voor een nieuw entreegebouw.
2.24.
Eindhoven Airport heeft het voorlopig ontwerp voorgelegd aan haar interne Welstandcommissie De Blauwe Draad, aan de adviescommissie omgevingskwaliteit (AOKE) en aan [A] .
EGM heeft op basis van de ontvangen feedback van onder meer [A] een definitief ontwerp gemaakt.
2.25.
Eindhoven Airport heeft op basis van het ontwerp van EGM van de gemeente Eindhoven een inmiddels onherroepelijke omgevingsvergunning gekregen.
2.26.
[eisers] heeft Eindhoven Airport op 15 mei 2024 aangeschreven met de stelling dat zijn reputatie als architect door het ontwerp van EGM wordt aangetast. Hij verzoekt Eindhoven Airport daarom te bevestigen dat niet met de bouw- en sloopwerkzaamheden wordt aangevangen totdat in onderling overleg een oplossing wordt gevonden.
2.27.
In de daarop volgende maanden hebben partijen uitgebreid overleg gehad en gecorrespondeerd over een oplossing. [eisers] heeft daarbij een beroep gedaan op zijn persoonlijkheidsrechten en zich op het standpunt gesteld dat het ontwerp van EGM een verminking oplevert in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Auteurswet.
2.28.
Partijen zijn er niet in geslaagd tot een oplossing te komen en [eisers] heeft vervolgens dit kort geding aanhangig gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. Eindhoven Airport te verbieden om op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per dag of gedeelte daarvan, uitvoering te geven aan (de voorbereiding van):
a. de voorgenomen toevoeging van een nieuwe entreehal conform het door EGM vervaardigde ontwerp;
b. de volgende elementen aan de voorzijde van de terminal:
  • de toevoeging van een nieuwe entreehal in afwijking van de huidige terminal en het Groeimodel;
  • de plaatsing van een nieuw gebouw tegen de gevel van de bestaande bouw;
  • daklijnen die qua esthetiek en maat afwijken van de bestaande bouw;
  • nalaten van de toepassing van karakteristieke kolommen en het plaatsen van de kolommen in een tegengestelde richting ten opzichte van de bestaande kolommen.
  • het interieur van de nieuwe en oude hal hebben een andere vormtaal en andere identiteit;
  • het ontwerp met een afwijkende gevel die andere verhoudingen heeft dan in het Groeimodel worden gehanteerd;
  • een glas/kozijn-indeling die afwijkt van de bestaande originele indeling;
  • het platdak met hoekige daklijn in plaats van de bestaande originele geloogde daklijn;
  • de doorgang tussen de beide gebouwen is te klein;
  • de mogelijkheid de gebouwenreeks te verlengen in westelijke richting stopt.
II. Eindhoven Airport met toepassing van artikel 1019h Rv te veroordelen in de werkelijk door [eisers] gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskoten te vermeerderen met wettelijke rente;
III. de termijn voor het instellen van de bodemprocedure als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op vier weken na het wijzen van dit vonnis.
3.2.
[eisers] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[eisers] kwalificeert als maker in de zin van de Auteurswet (Aw) of althans één van de makers van het ontwerp van Eindhoven Airport. [eisers] is sinds 2000 als architect betrokken geweest bij de verschillende fases van het ontwerp van de luchthaven. Aanvankelijk als participant binnen het samenwerkingsverband Constellation, later samen met [A] en vervolgens ook zelfstandig. Die ontwerpen borduren voort op de vormentaal die door Constellation is ontworpen voor de toekomstige uitbreidingen van de luchthaven.
Al die ontwerpen samen kwalificeren als een ondeelbaar werk. Daarmee is sprake van een gemeenschappelijk auteursrecht in de zin van artikel 26 Aw, welk recht door [eisers] als één van de auteursrechthebbende kan worden gehandhaafd.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat Eindhoven Airport de persoonlijkheidsrechten van [eisers] als auteursrechthebbende schendt door het plaatsen van de door EGM ontworpen nieuwe entreehal aan de voorzijde van het huidige terminalgebouw.
[eisers] doet primair een beroep op artikel 25 lid 1 sub d Aw. De aanpassingen leiden tot een grove en onherstelbare aantasting van de harmonie en lijnenspel van het bestaande ontwerp. Daarmee is sprake van een verminking, althans een andere aantasting van het huidige ontwerp. [eisers] is bij het relevante publiek bekend als de architect die de luchthaven heeft ontworpen. Door de aantasting van het ontwerp dreigt [eisers] reputatieschade op te lopen.
Daarbij is van belang dat de voorgenomen wijzigingen duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en bij de gebruikers van de luchthaven direct in het oog springen.
Van belang is verder dat de uitbreiding van de luchthaven ook kan worden ontwikkeld binnen het concept van de in het Groeimodel ontwikkelde vormentaal, althans op een zodanige wijze dat de persoonlijkheidsrechten van [eisers] niet worden aangetast.
Subsidiair doet [eisers] een beroep op artikel 25 lid 1 sub c Aw. Het ontwerp van EMG is volgens [eisers] een wijziging van het bestaande ontwerp waartegen hij zich redelijkerwijs kan verzetten. Van Eindhoven Airport mag worden verwacht dat zij de uitgangspunten van de vormentaal uit het Groeimodel zou handhaven. Er bestaat voor Eindhoven Airport geen enkele reden om daarvan af te wijken.
De entreehal die EGM heeft ontworpen verpest het aangezicht van de bestaande entreehal en ook van binnen worden de ontwerpelementen geweld aangedaan.
Een belangenafweging dient in het voordeel van [eisers] uit te vallen.
Daarbij dient zwaar mee te wegen dat [eisers] door Eindhoven Airport niet uitdrukkelijk is betrokken in de ontwerpfase van de nieuwe entreehal. [eisers] is daarmee de mogelijkheid ontnomen om al in een vroeg stadium mee te denken over een ontwerp dat geen inbreuk maakt op zijn persoonlijkheidsrechten. Nadat [eisers] op de hoogte was geraakt van het ontwerp van EGM heeft hij alsnog aangeboden om mee te denken, maar Eindhoven Airport is niet op dat aanbod ingegaan.
3.3.
Eindhoven Airport voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Eindhoven Airport betwist dat aan [eisers] persoonlijkheidsrechten toekomen in de zin van de Auteurswet.
Eindhoven Airport stelt in dat kader primair dat het Groeimodel geen auteursrechtelijk beschermd werk is. Het Groeimodel is niet meer dan een idee over hoe de toekomstige groei van de luchthaven gerealiseerd zou kunnen worden. Het Groeimodel omvat geen concrete uitwerkingen van specifieke gebouwen, geen duidelijke vormentaal en ook geen herkenbaar architectonisch beeldmerk.
Subsidiair stelt Eindhoven Airport zich op het standpunt dat voor zover aan het Groeimodel al enige auteursrechtelijke bescherming toekomt, Eindhoven Airport als opdrachtgever een impliciete licentie heeft verkregen om het Groeiplan te gebruiken. Daarin ligt besloten dat [eisers] afstand heeft gedaan van eventuele persoonlijkheidsrechten.
Meer subsidiair stelt Eindhoven Airport dat Constellation, en daarmee dus [eisers] , afstand heeft gedaan van persoonlijkheidsrechten op het Groeimodel omdat Eindhoven Airport heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting die partijen in 2002 zijn overeengekomen om Constellation, althans [eisers] , te betrekken bij vervolgopdrachten. Eindhoven Airport heeft Constellation, althans [eisers] consequent betrokken bij vervolgopdrachten voor de uitbreiding van de terminal en zij heeft [eisers] ook tijdig gewezen op de mogelijkheid om deel te nemen aan de aanbestedingsprocedure.
Eindhoven Airport betwist verder dat het rechterdeel van het terminalgebouw als een auteursrechtelijk werk kwalificeert. Het is in feite slechts een gespiegelde kopie van het destijds al bestaande linkerdeel van het terminalgebouw.
Voor zover op de terminalgebouwen al auteursrechten rusten, dan betwist Eindhoven Airport dat [eisers] als (mede)maker daarvan moet worden aangemerkt. In elk geval voor wat betreft de kenmerkende onderdelen van de gebouwen. Het is aan [eisers] om aan te tonen dat sprake is van een ondeelbaar werk. Daarin is hij niet geslaagd. Aan [eisers] komen dan ook geen persoonlijkheidsrechten toe.
Voor zover [eisers] al een beroep kan doen op persoonlijkheidsrechten, dan is volgens Eindhoven Airport geen sprake van een aantasting of verminking van het werk in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Het bestaande gebouw wordt met het ontwerp van EGM namelijk niet aangetast. Er wordt enkel een nieuwe gebouw naast geplaatst. Aan het bestaande gebouw worden slechts minimale en enkel noodzakelijke aanpassingen aangebracht om de entreehal met de terminal te verbinden.
De door [eisers] genoemde kenmerkende elementen van de bestaande terminal blijven intact en ook zichtbaar.
Eindhoven Airport betwist dat het ontwerp van EGM zorgt voor een andere harmonie, een ander lijnenspel of een andere vormentaal. De architectonische eenheid wordt met het ontwerp juist behouden.
Door het ontwerp van EGM wordt de reputatie van [eisers] ook niet aangetast. Daarbij is van belang dat voor zover al sprake zou zijn van enige aantasting, deze zeer minimaal is. Er is ook geen gevaar voor reputatieschade. [eisers] is ook niet bekend bij het relevante publiek als de architect van Eindhoven Airport. Het relevante publiek is bovendien overwegend positief over het ontwerp van EGM. Het gaat daarnaast om een noodzakelijke uitbreiding binnen de daarvoor beperkte mogelijkheden die Eindhoven Airport heeft. De keuze locatie van de nieuwe entreehal is in dat licht ook logisch.
Eindhoven Airport betwist dat de wijzigingen goed zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Van belang is verder dat het publiek zal begrijpen dat na verloop van tijd aan een gebouw als de luchthaven wijzigingen noodzakelijk zijn. De bestaande terminals zijn al in 2005 en 2013 opgeleverd. De wijzigingen zullen daarom ook niet direct worden toegedicht aan [eisers] .
[eisers] kan ook geen geslaagd beroep doen op artikel 25 lid 1 sub c Aw. Een belangenafweging dient in het voordeel van Eindhoven Airport uit te vallen. Daarbij weegt mee dat de gekozen vormentaal in het nieuwe ontwerp niet meer dan noodzakelijk wordt losgelaten. Om geen inbreuk te maken op de rechten van de architecten op de bestaande terminal zal EGM noodzakelijkerwijs daarvan wel in voldoende mate moeten afwijken. Aan het Groeimodel komt in het kader van de belangenafweging geen gewicht toe. Het Groeimodel is niet meer dan een concept. De voorgenomen uitbreiding is ook niet mogelijk binnen de in het Groeimodel geschetste kaders. De belangen van Eindhoven Airport zouden onevenredig zwaar worden geschonden als zij de bouw moet uitstellen en het ontwerp moet aanpassen. Dat leidt voor Eindhoven Airport tot een schadepost van miljoenen euro’s.
Indien Eindhoven Airport desondanks toch inbreuk zou maken op persoonlijkheidsrechten van [eisers] uit hoofde van artikel 25 lid 1 sub c Aw, dan geldt dat [eisers] die rechten inmiddels heeft verwerkt. [eisers] had zijn bewaren tegen het ontwerp in een eerder stadium naar voren moeten brengen. Door dat niet te doen heeft hij de gerechtvaardigde belangen van Eindhoven Airport om verder te kunnen met de noodzakelijke uitbreiding niet in acht genomen. De (financiële) gevolgen van een bouwstop en wijziging van het ontwerp zijn onevenredig groot.
Indien [eisers] niet zijn volledige persoonlijkheidsrechten heeft verwerkt, dan geldt dat in elk geval wel ten aanzien van het recht om nu nog een bouwstop of een wijziging van het ontwerp te vorderen.
Indien geen sprake is van rechtsverwerking, dan maakt [eisers] in elk geval misbruik van bevoegdheid. [eisers] tracht Eindhoven Airport doelbewust te schaden door pas in een zeer laat stadium bezwaren tegen het ontwerp van EGM naar voren te brengen en door ook nog eens deel van de bezwaren achter de hand te houden.
[eisers] tracht met een beroep op zijn persoonlijkheidsrechten de volledige zeggenschap te houden over het ontwerp. Daar zijn de persoonlijkheidsrechten niet voor bedoeld.
Gelet op de onevenredigheid tussen de belangen van partijen kan [eisers] in redelijkheid niet met een beroep op zijn persoonlijkheidsrechten een bouwstop vorderen.
Eindhoven Airport verzoekt [eisers] met een beroep op artikel 1019h Rv te veroordelen in de volledige proceskosten aan de zijde van Eindhoven Airport begroot op € 110.000,00.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit kort geding om de nieuwe entreehal die Eindhoven Airport wil laten bouwen in de terminalzone van de luchthaven. De entreehal is ontworpen door EGM en zou naast de huidige entreehal moeten worden geplaatst. [eisers] , die als architect betrokken is geweest bij het ontwerp van het huidige terminalgebouw, heeft daar bezwaar tegen. [eisers] stelt dat het ontwerp van EGM niet past bij het bestaande ontwerp omdat kenmerkende elementen daarin niet terugkomen. [eisers] stelt zich op het standpunt dat Eindhoven Airport door het realiseren van een entreehal op basis van het ontwerp van EGM inbreuk maakt op persoonlijkheidsrechten die [eisers] als architect op grond van de Auteurswet toekomen. [eisers] vordert daarom kort gezegd een verbod voor Eindhoven Airport om de entreehal conform het ontwerp van EGM te realiseren.
4.2.
De rechter moet eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.3.
Het spoedeisend belang van [eisers] bij het gevorderde verbod is duidelijk. Eindhoven Airport is voornemens om binnen een termijn van enkele maanden, in maart/ april 2025, te beginnen met de sloop- en bouwwerkzaamheden om de nieuwe, door EGM ontworpen entreehal te realiseren. Eindhoven Airport is niet bereid om het ontwerp aan te passen conform de wensen van [eisers] of om de werkzaamheden op te schorten in afwachting van een beslissing van de bodemrechter. Van [eisers] kan dan niet worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De werkzaamheden zullen dan immers al zijn gestart en waarschijnlijk al in een vergevorderd stadium zijn.
4.4.
Grondslag van de vorderingen van [eisers] in dit kort geding is een beroep op de persoonlijkheidsrechten zoals die zijn neergelegd in artikel 25 lid 1 sub c en d van de Auteurswet (Aw). In dat artikel is voor zover hier van belang het volgende bepaald:
De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten:
(…)
c. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;
d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
Uit de aanhef van artikel 25 lid 1 Aw volgt dat alleen de maker van een werk een beroep kan doen op persoonlijkheidsrechten.
Voldoende aannemelijk is dat de huidige terminal kwalificeert als een bouwwerk in de zin van artikel 10 lid 1 aanhef en onder 6 Aw waarop auteursrechten rusten. Het heeft een eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker. Dat uit zich onder meer in de Dakotavleugels, de V-kolommen aan de binnenzijde en de afgeronde daklijnen. Dat op de huidige terminal auteursrechten rusten wordt door Eindhoven Airport op zichzelf ook niet betwist.
Voor zover Eindhoven Airport wel betwist dat op de rechtervleugel van de terminal auteursrechten rusten omdat dit in feite niet meer zou zijn dan een kopie van de linkervleugel, geldt dat dit in het kader van de beoordeling van de vorderingen in dit kort geding niet relevant is omdat de terminal in zijn geheel moet worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 6 Aw. [eisers] heeft daarnaast overigens ook gemotiveerd betoogd dat er wel degelijk sprake is van relevante verschillen (zo is de rechtervleugel lager dan de linkervleugel, is de dakronding anders en wordt de linkervleugel onderbroken door een ander gebouw).
4.5.
Voldoende aannemelijk is ook dat [eisers] kwalificeert als één van de makers van de terminal. Vast staat dat [eisers] als architect betrokken is geweest bij elke fase van het ontwerp van de huidige terminal. Aanvankelijk binnen het samenwerkingsverband Constellation samen met [A] en NACO voor het ontwerp van Fase 1 en vervolgens samen met [A] voor het ontwerp van Fase 2. Daarna heeft [eisers] ook zelfstandig nog een aantal ontwerpen gemaakt in opdracht van Eindhoven Airport. Er is binnen de samenwerking met [A] (en NACO) kennelijk geen sprake geweest van een duidelijk afgebakende taakverdeling waardoor het ontwerp van de auteursrechtelijk beschermde elementen (eenvoudig) aan één van hen kan worden toegedicht. Volgens [eisers] is het ontwerp het resultaat van een voortdurende wisselwerking tussen de betrokken partijen. Eindhoven Airport stelt in het kader van dit kort geding weliswaar dat [A] als gerenommeerd ontwerpbureau en penvoerder in de samenwerking met [eisers] als de belangrijkste ontwerper moet worden aangemerkt, maar zij heeft dat verder onvoldoende onderbouwd. Het strookt ook niet met het eigen standpunt van Eindhoven Airport in de bodemprocedure die zij met [eisers] tegen [A] heeft gevoerd bij de rechtbank Rotterdam dat de ontwerpwerkzaamheden in een 50/50 verhouding werden verdeeld tussen [eisers] en [A] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door [eisers] voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een situatie waarbij de afzonderlijke bijdrage van [eisers] en [A] niet (meer) te scheiden is, waarmee het buiten het verband van het geheel geen afzonderlijk voorwerp van artistieke beoordeling kan zijn [1] . Voldoende aannemelijk is daarmee dat sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht in de zin van artikel 26 Aw.
4.6.
Uitganspunt is dan dat [eisers] als mede-auteursrechthebbende in beginsel een beroep kan doen op de persoonlijkheidsrechten van artikel 25 lid 1 Aw. [eisers] doet primair een beroep op sub d. Om een geslaagd beroep te kunnen doen op die bepaling moet sprake zijn van een misvorming, verminking of andere aantasting van het werk en moet die aantasting tot reputatieschade van de maker kunnen leiden. Dat gevaar moet ook bestaan in geval van een misvorming or verminking zo volgt uit het 4-jaargetijdenarrest van de Hoge Raad [2] . Daarbij gaat het er om hoe het relevante publiek daarover naar verwachting zal denken. Het gaat om een geobjectiveerde toets. Bij de beoordeling van het effect dat een aantasting van een werk in de ogen van het relevante publiek heeft op de reputatie van de maker van dat werk kunnen alle omstandigheden die daarbij van belang zijn in aanmerking worden genomen. Daarbij spelen onder meer de aard en ernst van de aantasting, de reden voor de wijziging waarin de aantasting is gelegen, de mate van bekendheid van het werk en van de maker bij het relevante publiek, de waarneembaarheid daarvan voor het relevante publiek, en de tijd die al is verstreken tussen de voltooiing van het werk en de aantasting een rol.
Uit het 4-jaargetijdenarrest volgt verder dat van een aantasting in de zin van sub d pas sprake kan zijn indien de betreffende wijziging afbreuk doet aan de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk. Volgens [eisers] is daarvan sprake omdat in het ontwerp van EGM de kenmerkende onderdelen van de bestaande terminal niet terugkomen. Daarbij gaat het met name om een daklijn die afwijkt (plat in plaats van gebogen) het ontbreken van de V-kolommen binnen in de entreehal en de afwijkende verhoudingen van het ontwerp in vergelijking met het bestaande gebouw.
Dat het ontwerp van EGM op deze punten afwijkt van de bestaande vormgeving is op basis van de overgelegde afbeeldingen duidelijk zichtbaar en wordt door Eindhoven Airport ook niet betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de auteursrechtelijk beschermde elementen van het bestaande gebouw. De kenmerkende onderdelen gaan door het plaatsen van de nieuwe entreehal niet verloren. De Dakota-vleugels, de V-vormige pilaren in de bestaande hal en de gebogen dakrand blijven intact. De entreehal wordt geplaatst vóór de bestaande terminal met de huidige entreehal. De enige aanpassing aan de huidige terminal is daar waar de nieuwe entreehal door middel van een membraan met de terminal wordt verbonden. Die aanpassing is minimaal. [eisers] stelt op zich terecht dat het plaatsen van de nieuwe entreehal invloed heeft op de harmonie en het lijnenspel van het bestaande gebouw. Die invloed is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende om te kwalificeren als een aantasting in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Daarbij is verder van belang dat de nieuwe entreehal grotendeels wordt uitgevoerd in doorzichtig glas zodat deze ook slechts in beperkte mate het zicht verhinderd op het achterliggende gedeelte van de terminal.
Van een wezenlijk andere vormentaal is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen sprake. Ook de nieuwe entreehal heeft de kenmerkende schuine gevels van het huidige gebouw. Daarnaast wordt net als in het huidige ontwerp gebruik gemaakt van V-vormige pilaren.
De voorzieningenrechter acht verder van belang dat [A] , waarvan in het kader van dit kort geding moet worden aangenomen dat zij samen met [eisers] auteursrechthebbende is van het huidige ontwerp, wel kan instemmen met het ontwerp van EGM. [A] heeft naar aanleiding van het voorlopige ontwerp van [A] ook suggesties gedaan om het ontwerp beter te laten aansluiten op de vormentaal van het huidige gebouw. Die suggesties zijn kennelijk door EGM naar tevredenheid van [A] verwerkt.
Verder stelt Eindhoven Airport terecht dat EGM in haar ontwerp wel voldoende afstand moet nemen van het huidige ontwerp om te voorkomen dat zij inbreuk maakt op de daarop rustende auteursrechten.
Nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk is geworden dat dat sprake is van een aantasting in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Aw, faalt het beroep op dit persoonlijkheidsrecht reeds om die reden. De vraag of het gevaar bestaat op reputatieschade voor [eisers] kan daarom onbeantwoord blijven.
4.7.
[eisers] , doet subsidiair een beroep op artikel 25 lid 1 sub c Aw. Eindhoven Airport stelt onder meer dat [eisers] geen beroep kan doen op dat persoonlijkheidsrecht omdat hij daar destijds in 2002 voorwaardelijk afstand van heeft gedaan en die voorwaarde inmiddels in vervulling is gegaan door dat Eindhoven Airport aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan om [eisers] te betrekken bij vervolgopdrachten. Dat Eindhoven Airport met Constellation, althans met de afzonderlijke leden daarvan waaronder [eisers] , een voorwaardelijke afstand van recht is overeengekomen wordt door [eisers] niet betwist.
Eindhoven Airport stelt dat zij aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan door [eisers] al in een vroeg stadium te attenderen op de aanbestedingsprocedure voor de nieuwe ontwerpopdracht. Door vervolgens niet in te schrijven op de aanbestedingsprocedure en daarna ook niet deel te nemen aan collegiaal overleg met EGM, heeft [eisers] volgens Eindhoven Airport afstand gedaan van haar persoonlijkheidsrecht van artikel 25 lid 1 sub c Aw.
Dat verweer faalt. Voor zover al zou kunnen worden aangenomen dat Eindhoven Airport aan haar overeengekomen inspanningsverplichting heeft voldaan – hetgeen door [eisers] gemotiveerd wordt betwist – dan geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het recht waar [eisers] voorwaardelijk afstand van heeft gedaan zo ruim moet worden uitgelegd dat daar (ook) de persoonlijkheidsrecht van artikel 25 lid 1 sub c onder vallen. [eisers] heeft de juistheid van die uitleg betwist en stelt dat enkel is bedoeld een voorwaardelijke afstand van recht om aanspraak te kunnen maken op vervolgopdrachten voor de uitbreiding van de luchthaven.
Hoe de voorwaardelijke afstand moet worden uitgelegd zal door middel van de Haviltex-norm moeten worden vastgesteld aan de hand van de bedoelingen die partijen destijds hadden. De voorzieningenrechter ziet, mede gelet op de verstrekkende gevolgen daarvan, op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het de bedoeling van partijen was dat [eisers] ook voorwaardelijk afstand zou doen van zijn persoonlijkheidsrecht als mede-auteursrechthebbende.
4.8.
Eindhoven Airport stelt daarnaast dat [eisers] geen beroep meer kan doen op zijn persoonlijkheidsrecht van artikel 25 lid 1 sub c Aw omdat dit recht is verwerkt. Voor rechtsverwerking is vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij Eindhoven Airport het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eisers] zijn aanspraak op zijn persoonlijkheidsrecht niet meer geldend zal maken of wanneer de positie van Eindhoven Airport onredelijk worden benadeeld in het geval [eisers] zijn aanspraak op zijn persoonlijkheidsrechten alsnog geldend wil maken. Enkel tijdsverloop is onvoldoende om rechtsverwerking aan te kunnen nemen. Een actieve handeling of gedraging van [eisers] is vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een dergelijke gedraging. [eisers] heeft reeds in zijn e-mail van 28 juli 2021 aan Eindhoven Airport uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn persoonlijkheidsrechten. Het enkele feit dat [eisers] zich – in elk geval volgens Eindhoven Airport - nadien niet actief heeft ingezet om betrokken te raken bij het ontwerp van de nieuwe entreehal door enerzijds niet in te schrijven op de aanbestedingsprocedure en anderzijds ook niet deel te nemen aan collegiaal overleg met de nieuwe architect EGM terwijl hij daar – volgens Eindhoven Airport - uitdrukkelijk wel voor was uitgenodigd, is in het licht van de eerdere mededeling van [eisers] onvoldoende om aan te nemen dat [eisers] bij Eindhoven Airport het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij geen beroep meer zou doen op zijn persoonlijkheidsrechten. Ook uit het feit dat [eisers] in de correspondentie en het overleg met Eindhoven Airport voorafgaand aan dit kort geding telkens rept over een aantasting van zijn werk en uitdrukkelijk verwijst naar artikel 25 lid 1 sub d AW en sub c daarbij volledig onvermeld laat, acht de voorzieningenrechter onvoldoende voor Eindhoven Airport om daarop het gerechtvaardigd vertrouwen te baseren dat [eisers] dus geen beroep zou doen op het in die bepaling bedoelde persoonlijkheidsrecht.
De voorzieningenrechter ziet ook niet dat Eindhoven Airport onredelijk wordt benadeeld als [eisers] alsnog een beroep doet op artikel 25 lid 1 sub c Aw, mede gelet op het feit dat voor Eindhoven Airport van meet af aan duidelijk was dat [eisers] zijn persoonlijkheidsrechten niet wilde prijsgeven en hij ook uitdrukkelijk een beroep had gedaan op zijn persoonlijkheidsrecht op grond van sub d.
4.9.
Ook het verweer van Eindhoven Airport dat [eisers] misbruik maakt van zijn bevoegdheid door een beroep te doen op zijn persoonlijkheidsrechten, slaagt niet. Eindhoven Airport heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eisers] enkel een beroep doet op zijn persoonlijkheidsrechten om de uitbreiding van de terminal te frustreren. [eisers] zou het ontwerp volgens Eindhoven Airport op die wijze volledig in eigen hand willen houden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat onvoldoende aannemelijk geworden. [eisers] heeft er voldoende belang bij om te voorkomen dat er een nieuwe entreehal wordt gerealiseerd die volgens hem inbreuk maakt op zijn persoonlijkheidsrechten. Van een dusdanige onevenredigheid met het belang van Eindhoven Airport om het ontwerp van EGM te kunnen realiseren dat dit zou kwalificeren als misbruik van bevoegdheid is geen sprake.
4.10.
Uitgangspunt is dan dat [eisers] een beroep kan doen op zijn persoonlijkheidsrecht op grond van artikel 25 lid 1 sub c Aw. De vraag is dan of dat beroep slaagt. Voldoende aannemelijk is dat de plaatsing van de nieuwe entreehal moet worden aangemerkt als een wijziging van het bestaande werk. De entreehal heeft zoals [eisers] terecht stelt een effect op de zichtbaarheid van het bestaande gebouw en wordt bovendien ook verbonden met het huidige gebouw door middel van een membraan.
Of [eisers] zich tegen die wijziging kan verzetten dient te worden beoordeeld aan de hand van een belangenafweging.
Daarbij dienen alle relevante omstandigheden te worden betrokken waarbij de reden voor de wijziging een belangrijke rol speelt. Zoals Eindhoven Airport terecht stelt komt in het geval van bouwwerken aan die reden bijzonder gewicht toe, waarbij het veelal zal gaan om een wijziging van de bestemming of de gebruiksfunctie van een bouwwerk.
Daarvan is hier geen sprake. Het huidige gebouw blijft immers gewoon in gebruik als terminal van de luchthaven. De reden die Eindhoven Airport voor de nieuwe entreehal geeft is dat sinds de laatste uitbreiding van de luchthaven in 2016 (Fase 2) het aantal reizigers dusdanig is toegenomen, dat de huidige terminal niet meer volstaat om het aantal reizigers te kunnen verwerken en uitbreiding daarom noodzakelijk is. Dat het aantal reizigers fors is toegenomen (tot momenteel 6,8 miljoen per jaar) wordt door [eisers] niet betwist. [eisers] betwist evenmin dat uitbreiding van de huidige terminal noodzakelijk is in dat verband. [eisers] verzet zich alleen tegen de vormgeving van het ontwerp van de entreehal dat niet goed zou aansluiten bij de vormentaal van het huidige gebouw.
Van belang is verder dat het van meet af aan de bedoeling is geweest van Eindhoven Airport om de terminal steeds stapsgewijs te kunnen uitbreiden als daar in de toekomst behoefte aan was. Met dat idee is immers het Groeimodel opgesteld dat voorzag in een modulaire uitbreiding. [eisers] is als architect betrokken geweest bij het Groeimodel. Het was voor [eisers] van begin af aan duidelijk dat het niet de bedoeling was dat de terminal na Fase 2 ongewijzigd gehandhaafd zou blijven. Dat ligt in het geval van een functioneel gebouw als de terminal van een luchthaven ook niet voor de hand omdat die te maken heeft met fluctuerende reizigersaantallen.
Van belang is verder in hoeverre [eisers] door Eindhoven Airport is betrokken in het ontwerpproces van de nieuwe entreehal. Daarover geven beide partijen een verschillende lezing. [eisers] stelt dat Eindhoven Airport hem in geen enkel stadium van de ontwerpfase om inspraak heeft gevraagd. Eindhoven Airport betwist dat. Zij stel dat zij [eisers] juist actief heeft gewezen op de aanstaande aanbestedingsprocedure en dat zij [eisers] ook actief heeft benaderd voor collegiaal overleg met onder meer EGM over het ontwerp. [eisers] heeft dat volgens Eindhoven Airport allemaal zelf afgehouden door een louter afwachtende houding aan te nemen en op geen enkele wijze kenbaar te maken dat zij inspraak wenste. Pas nadat het definitieve ontwerp gereed was en de vergunning onherroepelijk was geworden zou [eisers] zich voor het eerst hebben gemeld met bezwaren tegen het ontwerp.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [eisers] al in een vroeg stadium door Eindhoven Airport op de hoogte is gesteld van de aanstaande aanbesteding van de ontwerpopdracht. Voor zover dat niet mondeling met [eisers] is besproken, dan is [eisers] daar in elk geval uitdrukkelijk schriftelijk door Eindhoven Airport op gewezen in de e-mail van 23 juli 2021. [eisers] wist dus dat er een aanbesteding aan zou komen. De uitnodiging om in te schrijven op de openbare aanbesteding is door Eindhoven Airport twee maanden later geplaatst op TenderNed. Dat is de gebruikelijke wijze voor de aankondiging van openbare aanbestedingen en die procedure was bij [eisers] ook bekend.
[eisers] heeft een eigen verantwoordelijkheid om de aankondiging van een aanbesteding in de gaten te houden als hij interesse heeft om de opdracht gegund te krijgen. Dat heeft hij in dit geval kennelijk niet gedaan. [eisers] heeft in antwoord op de e-mail van 23 juli 2021 aangegeven op dat moment zijn aandacht eerst te willen richten op de bodemprocedure tegen [A] die op dat moment nog gaande was. [eisers] kan dan in redelijkheid niet van Eindhoven Airport verlangen dat zij [eisers] er ook nog op zou wijzen dat de uitnodiging daadwerkelijk op TenderNed was geplaatst nadat deze al eerder was aangekondigd.
Eindhoven Airport heeft de leden van Constellation, waaronder [eisers] , in de eerdergenoemde e-mail van 23 juli 2021 ook verzocht om binnen drie weken contactgegevens te verstrekken voor een toekomstig collegiaal overleg tussen de architecten, bij gebreke waarvan Eindhoven Airport er van uit zou gaan dat geen prijs werd gesteld op collegiaal overleg. Vast staat dat [eisers] geen contactgegevens heeft verstrekt aan Eindhoven Airport. Uit dat enkele feit mocht Eindhoven Airport maar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer afleiden dat [eisers] dus geen behoefte had aan collegiaal overleg. Ook hiervoor geldt echter wel dat als [eisers] wel prijs stelde op inspraak, zoals hij achteraf stelt, van hem wel een actievere houding had mogen worden verwacht. Uit niets blijkt dat [eisers] zich op enig moment tijdens de ontwerpfase heeft gemeld met een dergelijke wens. Voldoende aannemelijk is dat als [eisers] dat wel had gedaan, hij door Eindhoven Airport was betrokken bij het collegiaal overleg met onder meer EGM. Dat heeft Eindhoven Airport immers ook gedaan met de andere auteursrechthebbende, [A] . De suggesties van [A] zijn vervolgens ook – en kennelijk naar tevredenheid van [A] - door EGM verwerkt in het definitieve ontwerp.
[eisers] heeft zich uiteindelijk pas in een laat stadium gemeld met zijn bezwaren tegen het ontwerp van EGM: het ontwerp was toen al definitief en de omgevingsvergunning die Eindhoven Airport had verkregen was op dat moment al onherroepelijk geworden.
Eindhoven Airport heeft daarnaast ook een zwaarwegend belang om de voorgenomen sloop- en bouwwerkzaamheden volgens de daarvoor opgestelde planning te kunnen realiseren. Eindhoven Airport heeft uitgebreid toegelicht waarom het van groot belang is dat de werkzaamheden vóór februari 2027 zijn afgerond. Eindhoven Airport is tevens een militaire luchthaven die beschikt over één start- en landingsbaan. Die wordt gebruikt voor zowel defensie als de burgerluchtvaart. Op last van Defensie wordt de luchthaven van februari tot juli 2027 gesloten om de baan te renoveren. De planning is om in die periode de werkzaamheden in en rondom de huidige terminal uit te voeren als er toch geen reizigers zijn. Eindhoven Airport heeft voldoende toegelicht dat het efficiënter en veiliger is om werkzaamheden in die periode uit te voeren. [eisers] heeft dat weliswaar betwist, maar heeft onvoldoende onderbouwd dat de geplande werkzaamheden ook zonder veel extra kosten en (veiligheids)maatregelen op een later tijdstip, na het afronden van een bodemprocedure kunnen aanvangen. De eenmalige sluiting van de luchthaven voor vijf maanden is een buitenkans die Eindhoven Airport niet zomaar voorbij kan laten gaan. Eindhoven Airport heeft daarbij ook onweersproken gesteld dat het Defensie is die eenzijdig bepaalt wanneer de luchthaven gesloten wordt.
Eindhoven Airport heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het uitstellen van de werkzaamheden leidt tot aanzienlijke vertraging en aanzienlijk hogere kosten die door Eindhoven Airport worden begroot op ten minste € 6,5 miljoen.
Het belang van [eisers] om te voorkomen dat de werkzaamheden al worden uitgevoerd voordat de bodemrechter heeft beslist over de vraag of Eindhoven Airport inbreuk maakt op zijn persoonlijkheidsrechten en in feite een onomkeerbare situatie wordt gecreëerd, weegt dan, gelet op de relatief geringe impact van de wijziging op het huidige gebouw en de noodzaak van de uitbreiding, niet op tegen het belang van Eindhoven Airport om deze volgens de planning te kunnen realiseren.
Slotsom is dan dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk is dat een beroep van [eisers] op artikel 25 lid 1 sub c Aw in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Dat betekent dat de vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.11.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Bij het begroten van de proceskosten al de voorzieningenrechter toepassing geven aan artikel 1019 h Rv zoals door Eindhoven Airport gevorderd. Het gaat hier om een complex kort geding. Daarvoor geldt volgens de Indicatietarieven in IE-zaken (2017) een maximumbedrag van € 25.000,00 als vergoeding voor de advocaatkosten. Beide partijen begroten hun advocaatkosten op een aanzienlijk hoger bedrag: [eisers] komt op een totaal van ruim € 49.000,00 en Eindhoven Airport zelfs op € 110.000,00. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit kort geding niet zodanig complex dat een vergoeding van € 110.000,00 gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het maximumtarief van € 25.000,00 in dit geval echter niet aan te merken als een significant en passend deel van de door Eindhoven Airport gemaakte advocaatkosten. De voorzieningenrechter zal in afwijking van dat tarief dat deel vaststellen op € 65.000,00.
De proceskosten van Eindhoven Airport worden dan begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
65.000,00
Totaal
65.714,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 65.714,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 25 maart 1949, NJ 1950, 643
2.HR 29 maart 2019, ECLI:NL:2019:451