Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
Vaststelling feiten en omstandigheden op grond van de bewijsmiddelen.
De inhoud en de strekking van de berichten worden in de loop van de avond steeds dwingender, beledigender en agressiever. Verdachte wil weten waar [slachtoffer 1] is en met wie ze is. [slachtoffer 1] geeft in de door haar naar verdachte gestuurde berichten meermaals duidelijk aan dat de relatie voorbij is en dat verdachte moet stoppen met het zoeken van contact. Verdachte trekt zich hier echter niets van aan en blijft doorgaan met het sturen van berichten en het zoeken van contact.
[slachtoffer 2] is door deze beet gewond geraakt aan zijn vinger.
Verdachte blijft vervolgens, gewapend met het mes, rondhangen nabij de ingang van de Kruisstraattunnel . Enkele minuten later komen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de Kruisstaattunnel gelopen in de richting van verdachte. Op het moment dat zij de tunnel uitlopen, loopt verdachte op hen af met het mes in zijn hand.
Juridisch kader.
Verdachte heeft, op het moment dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de tunnel zag lopen, zich aan hun zicht onttrokken, heeft het mes ter hand genomen en is op het moment dat zij de tunnel uit liepen, op hen af gelopen. Op de beelden is te zien dat verdachte zich direct op [slachtoffer 1] richt en haar meerdere malen steekt met het mes.
verdachte op dat moment ook al daadwerkelijk het voornemen had om de daad bij het woord te voegen. Hij is [slachtoffer 1] weliswaar gaan zoeken, maar hij had op dat moment nog geen wapen bij zich en heeft in het café zijn agressie vooral gericht op [slachtoffer 2] .
Een vergevorderde staat van dronkenschap (bijvoorbeeld wankelend en zwalkend lopen) blijkt niet uit de camerabeelden. Nadat verdachte thuis kwam om het mes op te halen, heeft hij aan zijn huisgenoot gevraagd of deze met hem mee ging. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit een opmerkelijk verzoek is, dat niet direct past bij een voornemen om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank stelt echter ook vast dat de huisgenoot hier niet op in is gegaan en dat verdachte vervolgens gewapend met het mes naar buiten is gegaan om [slachtoffer 1] op te wachten en neer te steken.
Verdachte zelf geeft geen verklaring of uitleg over het gesprek met zijn huisgenoot.
Conclusie
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van de feiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [broer slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij [zoon slachtoffer] .
Namens de minderjarige zoon van het slachtoffer [slachtoffer 1] is een vordering ingediend ter vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 20.000,00.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Door de benadeelde partij is een vordering ingediend tot vergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade.
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van
20 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
ten aanzien van feit 1:
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
aan het verkeer worden onttrokkende in beslag genomen goederen, te weten: