ECLI:NL:RBOBR:2024:963

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
01.299362.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling van een baby door de moeder, met ernstige gevolgen en psychische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die haar baby, geboren in 2022, meerdere keren heeft mishandeld. De verdachte heeft haar dochter, die destijds enkele maanden oud was, herhaaldelijk geschud en met kracht in de box gegooid, wat leidde tot ernstige lichamelijke letsels, waaronder een complexe schedelbreuk en meerdere botbreuken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien haar psychische problemen, waaronder zwakbegaafdheid en ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de dochter van de verdachte, voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van haar handelen, maar desondanks niet heeft ingegrepen. De zaak is behandeld in meerdere zittingen, waarbij de verdachte haar verklaringen heeft afgelegd over de mishandelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in haar oordeel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.299362.22
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats 1], [adres],
thans gedetineerd te: PI Zuid-Oost, locatie Ter Peel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2023, 12 juni 2023, 24 augustus 2023, 13 november 2023, 5 februari 2024 en 13 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 februari 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 november 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1 primair:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, althans in Nederland, (telkens)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] (geboren [2022]), opzettelijk van het leven te beroven,- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud (acceleratie /deceleratie krachtsinwerking) en/of- meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt en/of- anderszins (hevig) geweld heeft uitgeoefend op haar lichaam en/of haar hoofdterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, althans in Nederland, (telkens)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] (geboren [2022]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heen en weer heeft geschud (acceleratie /deceleratie krachtsinwerking) en/of- meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer] stomp botsende krachtsinwerking op haarhoofd/schedel heeft veroorzaakt en/of- anderszins (hevig) geweld heeft uitgeoefend op haar lichaam en/of haar hoofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2 primair:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, althans in Nederland,(telkens) aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [2022]) opzettelijk zwaarlichamelijk letsel heeft toegebracht te weten- meerdere, althans een gebroken arm(en) en/of- meerdere, althans een gebroken pols(en) en/of- meerdere, althans een schedelbreuk(en) en/of- meerdere, althans een zwelling(en) van de weke delen van de hersenen, buiten de schedel en/of- meerdere, althans een, een gebroken be(e)n(en) (dijbeen en/of scheenbeen) en/of- meerdere, althans een gebroken enkel(s) en/of- meerdere, althans een, gebroken rib(ben),immers heeft zij, verdachte,- meerdere malen, althans eenmaal met (volle) kracht die [slachtoffer] bij de borstkas, althans hetbovenlichaam, en/of de arm(en) en/of de pols(en), vastgepakt en/of- (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met kracht heen en weer geschuden/of- meermalen, althans eenmaal, met (volle) kracht de pols(en) van die [slachtoffer] geforceerd gebogen en/of bewogen en/of getrokken en/of samengedrukt en/of- die [slachtoffer], met kracht, tegen een voorwerp/oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer] toegebracht zodat voornoemde letsels zijn ontstaan;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, althans in Nederland, (telkens)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] (geboren [2022]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- meerdere malen, althans eenmaal met (volle) kracht die [slachtoffer] bij de borstkas, althans hetbovenlichaam, en/of de arm(en) en/of de pols(en), vastgepakt en/of- (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met kracht heen en weer geschuden/of- meermalen, althans eenmaal, met (volle) kracht de pols(en) van die [slachtoffer] geforceerd gebogen en/of bewogen en/of getrokken en/of samengedrukt en/of- die [slachtoffer], met kracht, tegen een voorwerp/oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer] toegebracht zodat voornoemde letsels zijn ontstaanterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, althans in Nederland,opzettelijk mishandelend een persoon, te weten aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [2022]), immers heeft zij, verdachte,- meerdere malen, althans eenmaal met (volle) kracht die [slachtoffer] bij de borstkas, althans hetbovenlichaam, en/of de arm(en) en/of de pols(en), vastgepakt en/of- (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met kracht heen en weer geschud en/of- meermalen, althans eenmaal, met (volle) kracht de pols(en) van die [slachtoffer] geforceerd gebogen en/of bewogen en/of getrokken en/of samengedrukt en/of- die [slachtoffer], met kracht, tegen een voorwerp/oppervlak geslagen/gegooid en/of gebracht- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer] toegebrachtten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel is ontstaan:- meerdere, althans een gebroken arm(en) en/of- meerdere, althans een gebroken pols(en) en/of- meerdere, althans een schedelbreuk(en) en/of- meerdere, althans een zwelling(en) van de weke delen van de hersenen, buiten de schedel en/of- meerdere, althans een, een gebroken be(e)n(en) (dijbeen en/of scheenbeen) en/of- meerdere, althans een gebroken enkel(s) en/of- meerdere, althans een, gebroken rib(ben).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde: poging tot doodslag. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, heeft zij gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde: poging tot zware mishandeling. Verdachte had op beide gevolgen voorwaardelijk opzet.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de opzet van verdachte op de dood, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft ontbroken omdat verdachte niet in staat is geweest de gevolgen van haar handelen te overzien. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar dochter door haar handelen zou kunnen komen te overlijden, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, aldus de verdediging.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor feit 2 subsidiair.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen. [1]

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2024, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] schade toegebracht. Ik heb haar verwaarloosd en mishandeld. Ik had geen zin meer om voor haar te zorgen. Ik wilde haar niet meer horen huilen. Ik probeerde zoveel mogelijk uit haar buurt te blijven. Ik heb [slachtoffer] herhaaldelijk, heel hard en heel vaak geschud, van voren naar achteren. Haar hoofdje, armen en benen gingen hierbij in extreme mate heen en weer. Het is vaker dan vijf keer gebeurd. Ik weet dat het schudden van een baby heel erg slecht is. Dat is mij verteld door de [kraamzorg]. Ook heb ik een filmpje gekeken over het ‘shaken baby syndroom’. Ik vond het vreselijk om te zien. Ook is mij in het ziekenhuis verteld wat er met een baby kan gebeuren als je deze heen en weer schudt. Bij het schudden hield ik haar onder haar oksels vast. Ook heb ik [slachtoffer] één keer in de box gegooid. Ik had genoeg van haar gehuil. De bodem van de box was hierbij laag afgesteld, op vloerniveau. Ik had haar met gestrekte armen boven mijn hoofd vast. Ik heb haar toen eerst geschud en daarna met kracht naar beneden gegooid. Zij belandde hierbij met haar hoofd op de harde bodemplaat. Ik zag dat zij stuiterde en haar hoofd omhoog en omlaag bewoog. Ik was toen wel bang dat zij letsel had opgelopen, maar merkte niets aan haar op toen ik na een tijdje bij haar ben gaan kijken. Ik ben niet naar de huisarts gegaan.

De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 22 december 2022, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] geschud uit frustratie omdat ik haar niet stil kon krijgen. Het gebeurde een paar keer, drie keer, per maand wanneer ik met haar was. Het is voor het eerst gebeurd toen wij in [woonplaats 1] kwamen wonen.

De verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 20 december 2022, pagina’s 190-207 van het einddossier, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 203)
Ik heb een instructievideo van de kraamzorg gezien, toen was ik erg geschrokken. Ik
zei tegen [betrokkene]: “als één van ons dat doet, moet de ander waarschuwen, dat ze de baby weghalen”.

Een beschrijving van het letsel van [slachtoffer], gezien op röntgenfoto's (eerste skeletstatus) gemaakt op 15 november 2022, pagina 114 van het verpleegkundig dossier, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer] werd op 15 november 2022 opgenomen vanwege ondergewicht, stagnatie van lengtegroei en afbuiging van de schedelgroei en ondertemperatuur. Na constatering van bredere polsen zijn aanvullende röntgenfoto's gemaakt.
Daarop worden meerdere botbreuken (fracturen) gezien van verschillende datum.
Hoofd
Complexe schedelfractuur in het linkerwandbeen
Borstkas:
• Rib 5 nieuwe fractuur
• Rib 6 genezende fractuur
Bovenarm:
Ondermodellering van de schachten waarbij niet geduid kan worden of dit normaal is voor deze patiënt dan wel past bij genezen fracturen.
Onderarmen/polsen:
• Genezende afscheuring (avulsie-)fractuur van de ellepijp links.
(Een avulsiefractuur ontstaat doordat een pees afscheurt en daarbij een stukje bot afbreekt)
• Genezende afscheuringsfractuur in spaakbeen links
• Genezende afscheuringsfractuur in spaakbeen rechts
• Oude genezen schachtfractuur spaakbeen rechts
Aanwijzingen voor herhaalde en reeds genezende fracturen omdat er naast veel nieuwe botvorming deels al verharde botvorming gezien wordt.
Benen
• Rechterdijbeenschacht: nieuwe botvorming onder het beenvlies passend bij een genezen
fractuur of genezen bloedingen onder het beenvlies.
• Rechterscheenbeenschacht: genezen fractuur
• Scheenbeen links: afscheuringsfractuur
• Scheenbeen rechts: afscheuringsfractuur
• Kuitbeen rechts: afscheuringsfractuur
Enkels en voeten
• Enkel links: aanwijzingen voor afscheuringsfracturen
• Linkervoet: verdenking schachtfracturen van 1e en 2e middenvoetsbeentje.

Een medisch verslag van aangevraagd onderzoek (herbeoordeling eerste skeletstatus) van het Maastricht UMC, opgemaakt door prof. dr. [deskundige] (kinderradioloog), pagina’s 121-123 van het verpleegkundig dossier, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Medische gegevens:
Failure to thrive. Grauw, ondertemperatuur. Verdenking non-accidental injury of rachitis.
HB DX Bovenste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 15-11-2022 15:13:
Polsen beiderzijds voorachterwaarts:
Afwijkend aspect van distale radius en ulna links en distale radius rechts met aspect van genezende metafysaire avulsie (bucket handle) fracturen. Gezien de ruime hoeveelheid callus (deels al harde callus) is nu sprake van repetitieve fracturen dan wel begeleidende metafysaire fracturen anders dan avulsiefracturen.
HB DX Bovenste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:08:
Handen beiderzijds voorachterwaarts:
Links veel hinderlijke overprojectie van infuussysteem. Geen overtuigende fracturen.
HB DX Bovenste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:12:
Onder- en bovenarmen:
Normale botstructuur, normale botdensiteit. Scherp begrensde metafysaire uiteinden zonder aanwijzingen voor rachitis. Enige ondermodellering van beide humerusschachten waarbij niet meer geduid kan worden of dit normaal is voor deze patiënt dan wel status na genezen fracturen.
Bekende genezende I-fracturen pols beiderzijds. Opvallende focale verbreding van distale radiusschacht rechts passend bij oude genezen schachtfractuur. Tevens incorporerende subperiostale nieuwe botformatie langs linkerulnaschacht passend bij genezen fractuur of genezende subperiostale hematomen.
HB DX Onderste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:09:
Ondermodellering rechterfemurschacht met nog resten subperiostale nieuwe botformatie passend bij genezen fractuur of genezen subperiostale hematomen. Eveneens verbreding tibiaschacht rechts met nog resten van harde callus passend bij genezen schachtfractuur.
Metafysaire avulsiefracturen maximale tibia links en distale tibia en fibula rechts (tibia aspect van bucket handle fractuur). Distale enkel links is niet goed vrij geprojecteerd, maar op de voetfoto’s ook hier aanwijzingen voor avulsieletsels.
Verdenking doorgemaakte fractuur schacht os metatarsale 2 links en mogelijk ook metatarsale 1 links.
HB DX Hoofd/hals - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:12:
Complexe, niet diastatische fractuur os pariëtale links. Geen tekenen van verhoogde intracraniële druk. Geen pathologische intracraniële verkalkingen.
HB DX Thorax - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:11:
Aan hart en longen geen afwijkingen. Normale claviculae en scapulae.
Costa 5 toont lateraal overprojectie van densmateriaal verdacht voor callusvorming. In mindere mate is langs de mediale zijde van laterale costa 6 ook subperiostale nieuwe botformatie zichtbaar. Ook hier dus verdenking op genezende fractuur. Helaas zijn geen driekwart foto’s vervaardigd om e.e.a. te bevestigen. Verder geen aanwijzingen voor ribfracturen.
HB DX Wervelkolom - herbeoordeling d.d. 16-11-2022 15:07:
Goede stand. Geen aanwijzing voor inzakkingsfracturen. Normale tussenwervelruimten.
(…)
Conclusie
- Meerdere genezende metafysaire avulsiefracturen, met name bij polsen en enkels, gecombineerd met periostale botapposities.
- Tevens beeld van genezen schachtfractuur (rechtertibia en rechterradius).
- Complexe schedelfractuur.
- Verdenking genezende ribfractuur.
Deze combinatie van afwijkingen, in afwezigheid van een verklarende anamnese, moet worden beschouwd als non-accidental injury tot het tegendeel bewezen is.
(…)

Een beschrijving van het letsel van [slachtoffer], gezien op de tweede skeletstatus gemaakt op 1 december 2022, pagina 124 van het verpleegkundig dossier / Een medisch verslag van aangevraagd onderzoek (herbeoordeling tweede skeletstatus) van het Maastricht UMC, opgemaakt door prof. dr. [deskundige] (kinderradioloog), pagina’s 119-120 van het verpleegkundig dossier, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Medische gegevens:
Herbeoordeling 2e skeletstatus. Occulte fracturen. Graag vergelijken met 16-11-2022
HB DX Bovenste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 1-12-2022 9:42: Vergeleken wordt met 16-11-2022.
De enkels tonen genezende bucket handle fracturen. De subperiostale nieuwe botformatie langs de tibiaschachten is nagenoeg ongewijzigd en blijkbaar van oudere datum dan de avulsiefracturen.
De subperiostale nieuwe botformatie langs de rechterfemurschacht is ongewijzigd qua dikte, lijkt iets meer te incorporeren in de oorspronkelijke cortex.
De distale radius- en ulnafracturen (bucket handle-achtig) zijn aan het genezen en de fractuurspleten zijn al bijna niet meer zichtbaar. De oude periostreacties langs de schachten zijn nagenoeg ongewijzigd. Passend bij genezen subperiostale hematomen en/of fracturen. De configuratie van distale ulna links doet een oude metafysaire- of Salter-Harrisfractuur vermoeden.
De huidige thoraxfoto (inclusief 3/4 opnames) bevestigt de genezende laterale ribfractuur van costa 5 links. Progressieve callusvorming. Ook costa 6 links toont op dezelfde hoogte als costa 5 een subtiele verbreding passend bij een genezen fractuur. Geen andere fracturen zichtbaar.
HB DX Bovenste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 1-12-2022 9:53:
Zie boven
HB DX Onderste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 1-12-2022 9:47:
Zie boven
HB DX Onderste extremiteiten - herbeoordeling d.d. 1-12-2022 9:50:
Zie boven
HB DX Thorax - herbeoordeling d.d. 1-12-2022 9:40:
Zie boven
Conclusie:
Ten opzichte van vorig onderzoek zijn de avulsie-achtige fracturen bij enkel en pols beiderzijds aan het genezen op een achtergrond van oudere fracturen dan wel oude subperiostale hematomen van onderarmen en onderbenen en rechterfemur.
Het huidige onderzoek bevestigt de genezende fracturen van laterale costa 5 en 6 links.
De tweede skeletstatus brengt geen nieuwe fracturen aan het licht.

Een deskundigenrapport van het NFI, inhoudende medisch-forensisch onderzoek bij een meisje van destijds 5,5 maand oud, opgemaakt door [kinderarts] (kinderarts, NFI-deskundige forensische geneeskunde minderjarigen), zaaknummer 2023.01.04.172 (002) d.d. 12 oktober 2023.
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
ongeveer even waarschijnlijk 1-2
iets waarschijnlijker 2-10
waarschijnlijker 10-100
veel waarschijnlijker 100-10.000
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
extreem veel waarschijnlijker > 1.000.000
De conclusie verwoordt de bewijskracht van de resultaten ten aanzien van de hypothesen.
(...)
Forensische duiding schedelbreuk in dit geval.
Bij [slachtoffer] werd op 16 november 2022 door prof. [deskundige] een complexe schedelbreuk
van het linkerwandbeen gezien. Bovenliggend werd een zwelling gezien.
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende ziekte als
bijdragende oorzaak van de schedelbreuk (H1).
De schedelbreuk met bovenliggende zwelling van de weke delen is het gevolg van
een (forse) krachtsinwerking op het hoofd, na de geboorte (H4).
Het aantreffen van de complexe schedelbreuk, afzonderlijk bezien, is ongeveer even
waarschijnlijk onder de hypothese (één of meer dan één) niet-accidentele
krachtsinwerking (H5) als onder de hypothese accidentele krachtsinwerking (H6).
In proces-verbaalnummer 28 en 43 wordt genoemd dat [slachtoffer] een bult op haar
hoofd heeft gehad, omdat ze tussen de bank was gerold en was gevallen op de vloer.
Dit zou in september 2022 zijn gebeurd. (…)Een schedelbreuk zou het gevolg kunnen zijn van een val van een bank op een harde vloer. (…)De combinatie van de complexe schedelbreuk en de zwelling van de weke delen, vastgesteld op 16 november 2022 is niet veroorzaakt door een val van de bank 6 weken eerder.
Daarnaast verklaarde moeder in proces-verbaalnummer 28 dat de schedelbreuk zou
kunnen zijn ontstaan door het schudden van [slachtoffer]. Een schedelbreuk ontstaat als gevolg van een forse direct inwerkende krachtsinwerking op de schedel. De complexe schedelbreuk is niet het gevolg van alleen acceleratie/deceleratie krachtsinwerking(en) (‘schudden’), er moet tevens impact/ stomp botsende krachtsinwerking op de schedel hebben plaatsgevonden.
(…)
Forensische duiding metafysaire hoekfracturen in dit geval.
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende ziekte als bijdragende oorzaak van de metafysaire hoekfracturen (H1). Eigen handelen van het kind als oorzaak voor deze botbreuk wordt uitgesloten geacht.
Ondergetekende concludeert, op basis van beoordeling van de ontvangen medische
gegevens en literatuur, dat het aantreffen van de zes metafysaire hoekfracturen aan
de polsen en enkels beiderzijds, afzonderlijk beschouwd, waarschijnlijker is onder
de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking (H5) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking (H6).
(…)
Dat sprake is geweest van herhaaldelijke en/of uitgebreidere breuken kan ook worden afgeleid uit het feit dat in dit geval tevens sprake van uitgebreide botnieuwvorming van de schachten van de onderarm, grenzend aan de breuken bij de polsen. Prof. [deskundige] gaf hierover aan dat als sprake is van uitgebreide nieuwe botvorming onder het botvlies, grenzend aan metafysaire hoekachtige breuken (zoals beschreven bij rechterspaakbeen en linkerellepijp), dit secundair kan zijn aan de metafysaire hoekfractuur en mag worden aangenomen dat er veel meer botschade aanwezig is/was dan zichtbaar op röntgenfoto's. Het betrof dan bijvoorbeeld Salter-Harris type breuken (waarbij de afwijkingen aan de metafyse
groter zijn, met betrokkenheid van de groeischijf).
In proces-verbaalnummer 28 en 43 wordt genoemd dat [slachtoffer] tussen de bank was gerold en was gevallen op de vloer. Dit zou in september 2022 zijn gebeurd. De combinatie van metafysaire hoekfracturen, met de radiologische kenmerken zoals in deze casus vastgesteld, is niet het gevolg van rollen/een val van een bank.
Metafysaire hoekfracturen kunnen ontstaan als gevolg van krachtig schudden. Gezien de opvallende tekenen van genezing, anders dan doorgaans wordt gezien in het kader van metafysaire hoekfracturen na schudden, is het aannemelijk dat de breuken in de polsen het gevolg zijn geweest van herhaaldelijk krachtig schudden, waarbij herhaaldelijk breuken optraden en/of directe uitoefening van grote krachten op/nabij de polsen, zoals herhaaldelijk krachtig (geforceerd) bewegen/ buigen/trekken en/of compressie/crushing.
(…)
Het verschil in botgenezing tussen enkels en polsen maakt dat kan worden aangenomen dat er verschillende in de tijd gescheiden momenten van krachtsinwerkingen zijn geweest.
Op grond van de uitgebreidheid van de vastgestelde breuken in de polsen, het beloop met klinische verschijnselen en uitgebreide botvliesreacties in de richting van de schachten van botten, maakt dat sprake is van herhaaldelijke krachtsinwerkingen op de polsen dan wel eenmalig zeer grote krachtsinwerking op beide polsen.
(…)
Forensische duiding ribbreuken in dit geval.
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende ziekte als
bijdragende oorzaak van de ribbreuken (H1). Eigen handelen van het kind als oorzaak voor deze botbreuken wordt uitgesloten geacht. (…) Ontstaan van één of meerdere ribbreuk(en) als gevolg van eigen motorische activiteit van het kind, kan als uitgesloten worden beschouwd, gezien het ontwikkelingsstadium van het kind van destijds ruim 5,5 maanden oud.
Ondergetekende concludeert op basis van beoordeling van de ontvangen medische gegevens, literatuur, kennis en ervaring het volgende:
Het aantreffen van de combinatie van ribbreuken bij het kind is waarschijnlijker onder de hypothese van niet- accidentele krachtsinwerking(en) (H5) dan onder die van accidentele krachtsinwerking(en) (H6).
In proces-verbaalnummer 28 en 43 wordt genoemd dat [slachtoffer] tussen de bank was gerold en was gevallen op de vloer. Dit zou in september 2022 zijn gebeurd.
Compressie op de borstkas, dan wel een val op de borstkas van hoogte wordt hierbij
niet vermeld. De combinatie van ribbreuken is niet het gevolg van de beschreven val van de bank. (…) Daarnaast verklaarde moeder, in proces-verbaalnummer 28 en 43, [slachtoffer] een aantal malen per maand te hebben geschud. Waarbij ze voordeed hoe ze het kind vasthield. Hierbij kunnen ribbreuken zoals vastgesteld optreden. In ieder geval moet sprake zijn geweest van forse krachtsinwerking(en) op de borstkas in voor-achterwaartse of zijwaartse richting of directe krachtsinwerking op de ribben.

(…)Beantwoording vraagstelling"Hoofdvraag: passen de geconstateerde letsels bij de verklaringen van de verdachte?Subvragen:1. Welke bevindingen staan er beschreven in de medische gegevens?(…)Bij [slachtoffer] werden samengevat de volgende letsels/afwijkingen geconstateerd:- onvoldoende gewichtstoename;- ondertemperatuur;-huidverkleuringen;- 6 metafysaire hoekfracturen aan beide polsen en beide enkels;- botbreuk rechterscheenbeen;- 2 ribbreuken;- complexe schedelbreuk met zwelling van de weke delen (buiten deschedel liggende weefsels);- afwijkingen (nieuwe botvorming onder het botvlies) bij linkerscheenbeen en rechterdijbeen.2. Indien letsels en/of (andere) afwijkingen beschreven staan: Wat zijn mogelijke oorzaken voor de geconstateerde letsels en/of afwijkingen?3. Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen (afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?H1: medische (ziekelijke) oorzaak;H2: krachtsinwerking.Een medische (ziekelijke) oorzaak (H1) is, op grond van klinisch-, laboratorium-, en radiologisch onderzoek, uitgesloten als enige oorzaak van de combinatie van botbreuken vastgesteld bij [slachtoffer] op de leeftijd van 5,5 maand.De geconstateerde letsels zijn het gevolg van een krachtsinwerking (H2).(…)

4. Is er iets te zeggen over het moment en/of de momenten waarop de letsels en/of afwijkingen ontstaan (kunnen) zijn?Bij vaststellen van de botbreuken op 15 en 16 november 2022 waren er al (uitgebreide) tekenen van genezing. De botbreuken waren op dat moment, afhankelijk van de mate van botgenezing minimaal 1 tot circa enkele weken oud. Deze combinatie van botbreuken is ontstaan bij meer dan één voorval met forse krachtsinwerking(en).
(…)
5. Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen(afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?H3: krachtsinwerking in relatie tot de geboorte;H4: krachtsinwerking na de geboorte.Voorafgaand aan nadere toelichting over specifieke botbreuken kan worden gezegd dat gelet op de leeftijd van [slachtoffer] van ruim 5,5 maand oud op het moment van constateren van de botbreuken, de typen botbreuken en het aantal botbreuken een eventueel zeldzaam voorkomende krachtsinwerking tijdens of rondom de geboorte (H3) als oorzaak van de combinatie van botbreuken is uitgesloten.
De schedelbreuk met bovenliggende zwelling van de weke delen is het gevolg van een (forse) krachtsinwerking op het hoofd, na de geboorte (H4).
6. Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen (afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?H5: toegebracht (niet-accidentele krachtsinwerking);H6: accidentele krachtsinwerking (waaronder medische handelingen).
Ondergetekende concludeert, op basis van beoordeling van de ontvangen medische gegevens en literatuur dat het aantreffen van de 6 metafysaire hoekfracturen aan de polsen en enkels, beiderzijds, afzonderlijk beschouwd, waarschijnlijker is onder de hypothese
niet-accidentele krachtsinwerking (H5) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking (H6).
Het aantreffen van de combinatie van ribbreuken bij het kind is waarschijnlijker onder de hypothese van niet- accidentele krachtsinwerking(en) (H5) dan onder die van accidentele krachtsinwerking(en) (H6).
Het aantreffen van de scheenbeenbreuk bij het kind is waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking(en) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking(en).
Het aantreffen van de combinatie van botbreuken bij dit kind van circa 5,5 maand oud, is veel waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerkingen (H5) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerkingen (H6). Deze combinatie van botbreuken is ontstaan bij meer dan één voorval met forse krachtsinwerking(en).
7. De volgende specifieke hypothesen zijn genoemd als verklaring voor de geconstateerde letsels en/of afwijkingen: scenario's uit dossier.In de verklaringen van de moeder en vader worden als (alternatieve) scenario'sgenoemd:- Bij geboorte een hersenvliesontsteking gehad.(…)- Van de bank gerold, van voedingskussen gerold.- Stevig inwikkelen in een wikkeldoek.Zou u de waarschijnlijkheid van de letsels en/of afwijkingen ook onder die specifiekehypothese(n) kunnen bepalen?De breuken (…), vastgesteld vanaf 15 november 2022 kunnen niet worden verklaard door (verwikkelingen van) de mogelijke
infectie/hersenvliesontstekingwaar [slachtoffer] na de geboorte voor werd behandeld.
(…)
Een schedelbreuk zou het gevolg kunnen zijn van een val van een bank op een harde vloer. Omdat een precieze omschrijving van de toedracht ontbreekt (hoe hoog was de bank, was sprake van een echte val, of gleed het kind tussen de banken naar beneden en kwam het toen op de vloer, raakte het hoofd als eerste de vloer, etc.) kan niet nader worden bepaald of een schedelbreuk bij deze toedracht kan zijn ontstaan. Daarnaast werd in het proces-verbaal vermeld dat sprake was van een bult, die na een paar uur verdwenen zou zijn.
De combinatie van de complexe schedelbreuk en de zwelling van de weke delen, vastgesteld op 16 november 2022 is niet het gevolg van rollen/een val van de bank 6 weken eerder.
De combinatie van metafysaire hoekfracturen, met de radiologische kenmerken zoals in deze casus vastgesteld, is niet het gevolg van rollen/een val van een bank.
De combinatie van ribbreuken is niet het gevolg van de beschreven val van de bank.
De breuk van het rechterscheenbeen is niet het gevolg van het beschreven rollen/vallen tussen de bank.
Het scenario
"Stevig inwikkelen in een wikkeldoek", kwam ik niet eerder tegen in de
ontvangen gegevens.
De letsels zijn niet het gevolg van stevig inwikkelen in een wikkeldoek, indien dat
gepaard ging met de normale krachten waarmee je dat doet.
8. Zijn er volgens u, aanvullend op vraag 7, na de ontvangen medische gegevens specifieke hypothesen herleidbaar als verklaring voor de geconstateerde letsels en/of afwijkingen?Zo ja, zou u de waarschijnlijkheid van de letsels en/of afwijkingen ook onder die specifieke hypothese(n) kunnen bepalen?Behoudens aanvullend scenario dat op 22 juni 2023 werd toegevoegd, zie onder, zijn er geen andere specifieke hypothesen als verklaring van de geconstateerde letsels.
9. Wat is de (te verwachten) genezingsduur van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen? Zijn er eventueel medische restgevolgen?De meeste breuken opgelopen in de kindertijd genezen zonder restgevolgen. Vanwege de uitgebreidheid van de breuken, met name van de metafysaire hoekfracturen bij de polsen is het niet uitgesloten dat dit in de toekomst hinder zou kunnen geven. De fysiotherapeut gaf op 27 april 2023 aan dat er op dat moment geen bewegingsbeperking aanwezig was en de motorische ontwikkeling goed verliep.
10. Staan in de beschikbaar gestelde gegevens nog niet aangehaalde zaken vermeld waarvan, vanuit uw expertise, vermelding en eventueel duiding relevant wordt geacht?Nee.
11. Op 22 juni 2023 gaf de rechter-commissaris op verzoek van de officier van justitie via
e-mail akkoord voor het opnemen van aanvullende scenario's in vraag 7. Het betrof de volgende hypothesen:“- Dagelijks meerdere keren (lang en hard) schudden van de baby- De baby boven de box loslaten en dan een stuk naar beneden laten vallen (aangezien de bodem beneden in de box was).”Een schedelbreuk ontstaat als gevolg van een forse direct inwerkende krachtsinwerking op de schedel. De complexe schedelbreuk is niet het gevolg van alleen acceleratie/deceleratie krachtsinwerking(en) (‘schudden’), er moet tevens impact/stomp botsende krachtsinwerking op de schedel hebben plaatsgevonden.
Metafysaire hoekfracturen kunnen ontstaan als gevolg van krachtig schudden. Gezien de opvallende tekenen van genezing, anders dan doorgaans wordt gezien in het kader van metafysaire hoekfracturen na schudden, is het aannemelijk dat de breuken in de polsen het gevolg zijn geweest van herhaaldelijk krachtig schudden, waarbij herhaaldelijk breuken optraden en/of directe uitoefening van grote krachten op/nabij de polsen, zoals herhaaldelijk krachtig (geforceerd) bewegen/buigen/trekken en/of compressie/crushing.
[deskundige] beschreef het type krachtsinwerking dat kan leiden tot deze breuken als volgt:
“Klassieke metafysaire avulsiefracturen worden veroorzaakt door ruk- en trekkrachten en torsiekrachten op de gewrichten. Dit komt voor bij heftig schudden, rukken aan de extremiteiten, verdraaien en/of verbuigen van de gewrichten. Naarmate deze krachten groter worden zullen de metafysaire afwijkingen toenemen en zelfs resulteren in
Salter-Harris fracturen”.
Metafysaire hoekfracturen zijn op basis van de radiologische beeldvorming doorgaans niet te dateren. In dit geval toonde de radiologische beelden op 15 november 2022 al uitgebreide tekenen van botgenezing van de metafysaire hoekfracturen van de polsen. De breuken waren op dat moment meerdere dagen (minimaal circa 10 dagen) tot weken oud. Tevens was op 15 november 2022 sprake van dikke polsen, zoals hierboven beschreven is dit passend bij de uitgebreide botnieuwvorming die werd gezien.
De metafysaire hoekfracturen bij de enkels toonden op 16 november 2022 nog geen, en op
1 december 2022 wel tekenen van genezing. Gezien dit beloop waren de metafysaire hoekfracturen bij de enkels van recentere datum dan de metafysaire hoekfracturen bij de polsen. Het verschil in botgenezing tussen enkels en polsen maakt dat kan worden
aangenomen dat er verschillende in de tijd gescheiden momenten van krachtsinwerkingen zijn geweest.
Op grond van de uitgebreidheid van de vastgestelde breuken in de polsen, het beloop met klinische verschijnselen en uitgebreide botvliesreacties in de richting van de schachten van botten, maakt dat sprake is van herhaaldelijke krachtsinwerkingen op de polsen dan wel eenmalig zeer grote krachtsinwerking op beide polsen.
Bij schudden kunnen ribbreuken zoals vastgesteld optreden. In ieder geval moet sprake zijn geweest van forse krachtsinwerking(en) op de borstkas in voor- achterwaartse of zijwaartse richting of directe krachtsinwerking op de ribben. Ribbreuken bij jonge kinderen worden in het merendeel van de gevallen veroorzaakt door compressie en/of vervorming van de borstkas (forse krachtsinwerking), zoals dit bijvoorbeeld op kan treden als de borstkas met de handen wordt omvat en stevig wordt samengedrukt. Dit kan bijvoorbeeld optreden, in het bijzonder aan de achterzijde van het lichaam naast de wervelkolom, tijdens een heftig schudincident (fors repeterend acceleratie-deceleratie trauma) of bij ruwe hantering van het kind, met krachten op de borstkas, die gebruikelijke krachten van verzorging van en
omgang met een kind ruimschoots te boven gaan (en daarbij compressie van de borstkas plaatsvindt). De ribbreuken kunnen radiologisch gedateerd worden op minimaal circa 10 dagen oud op 16 november 2022. De scheenbeenbreuk was, gezien de vergaande tekenen van genezing, op 16 november 2022 meerdere weken oud.
Wat betreft het boven de box loslaten en dan een stuk naar beneden laten vallen ontbreekt in de aangeleverde gegevens meer informatie over hoogte, ondergrond, voorwerpen in box, hoe gevallen etc.
(…)
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 (primair):

Opzet van verdachte (voorwaardelijk opzet).
Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen moet de rechtbank vaststellen dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van baby [slachtoffer] was gericht. Dat verdachte de bedoeling had om haar dochter te doden, is niet bewezen. De rechtbank gaat daar dan ook niet van uit. Met betrekking tot de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van haar dochter heeft gehad, overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van [slachtoffer]), aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daaronder is te verstaan “de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren zeer hard heen en weer heeft geschud. Verdachte heeft daarbij [slachtoffer] zo hard vastgepakt dat ribbreuken zijn ontstaan en zo heftig en krachtig heen en weer geschud dat daardoor zelfs metafysaire hoekfracturen zijn ontstaan bij haar enkels en haar polsen.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met kracht in een box heeft gegooid. Verdachte heeft daar ter terechtzitting over verklaard dat zij [slachtoffer] eerst heen en weer had geschud en haar vervolgens, terwijl zij stond, vanaf schouderhoogte naar beneden heeft gegooid in de box. De bodem van de box bevond zich ter hoogte van de vloer van de woonkamer en was niet voorzien van een boxkleed of andere zachte bodembedekking. [slachtoffer] is eerst met haar hoofd op de bodem van de box terechtgekomen, aldus verdachte.
[slachtoffer] is dus met kracht en vanaf grote hoogte naar beneden gegooid en is daarbij met haar hoofd op een hard voorwerp (de boxbodem) geland. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de complexe schedelbreuk die bij [slachtoffer] is geconstateerd door deze geweldshandeling is ontstaan. De rechtbank overweegt op dit punt het volgende.
Bij de medisch-forensisch deskundige waren de precieze omstandigheden van wat toen nog genoemd werd ‘het boven de box loslaten en dan een stuk naar beneden laten vallen’ niet bekend. De medisch-forensische deskundige kon dan ook geen uitspraak doen op de vraag of de schedelfractuur is ontstaan door het laten vallen in de box.
In de rapportage staat wél dat een schedelbreuk het gevolg zou kunnen zijn van een val van een bank op een harde vloer. De complexe schedelbreuk in combinatie met een zwelling van de weke delen boven de schedel (de rechtbank leest dit als een bult op het hoofd) die op 16 november 2022 is geconstateerd past volgens de medisch forensische onderzoeker echter niet bij een val van de bank 6 weken daarvoor en dat incident kan daardoor worden uitgesloten als oorzaak van deze complexe schedelbreuk.
Nu een val van een bank op de harde vloer al de oorzaak kan zijn van de geconstateerde complexe schedelbreuk, past deze schedelbreuk naar het oordeel van de rechtbank bij het door verdachte omschreven gooien van [slachtoffer] in de box. Het hoogteverschil is immers groter dan bij een val van een bank, de snelheid waarmee [slachtoffer] met haar hoofd op de bodem van de box terecht kwam is (door de grotere hoogte dan bij de val van een bank en doordat verdachte haar met kracht heeft gegooid) groter dan bij een val van de bank en de bodem van de box is net als de vloer een hard oppervlak. Bovendien heeft [slachtoffer] volgens verdachte als eerste met haar hoofd de bodem van de box geraakt.
Er zijn door verdachte ook geen andere geweldshandelingen gesteld waardoor deze complexe schedelbreuk kan zijn ontstaan en op basis van de medisch-forensische rapportage kan ook een andere oorzaak van deze complexe schedelbreuk (zoals eerdergenoemde val van de bank of het heftig schudden) worden uitgesloten. Dat brengt de rechtbank zoals hiervoor reeds genoemd tot de conclusie dat deze complexe schedelbreuk is veroorzaakt doordat verdachte [slachtoffer] op de door haar omschreven wijze in de box heeft gegooid.
De kans dat een baby van een paar maanden oud als gevolg van het stevig vastpakken bij de borstkas en het krachtig heen en weer schudden, dan wel door haar op de hiervoor besproken manier in een box te gooien, dan wel door een combinatie van beide, komt te overlijden, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. Het hoofd en de hersenen van een baby van nog geen zes maanden oud zijn bij uitstek zeer kwetsbaar en onontwikkeld.
Dat verdachte zich ook bewust was van deze aanmerkelijk kans blijkt uit haar eigen verklaring bij de politie en ter terechtzitting van 5 februari 2024. Verdachte heeft bij de politie verklaard een instructievideo te hebben gezien over het ‘shaken baby syndroom’ en dat zij hiervan erg was geschrokken. Zij heeft verklaard te hebben gezworen zich hier niet schuldig aan te zullen maken en heeft tegen haar man gezegd dat zij ervoor moesten zorgen dat de baby werd weggehaald als één van hen dit zou doen.
Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij baby [slachtoffer] meerdere malen, op verschillende dagen in verschillende maanden, heel hard heen en weer heeft geschud en dat zij weet dat dit heel slecht is voor een baby omdat haar in het ziekenhuis is verteld wat er kan gebeuren met een baby als je dit doet. Wat het gooien in de box betreft kan worden gesteld dat ieder weldenkend mens zich ervan bewust is dat een dergelijke handeling zoals door verdachte ter zitting beschreven en uitgebeeld, potentieel dodelijk is voor een baby.
Van contra-indicaties voor het bewijs dat verdachte door haar handelen de aanmerkelijke kans dat haar dochtertje dodelijk letsel zou oplopen, heeft aanvaard, is de rechtbank niet gebleken. In dit verband is relevant dat verdachte geen enkele keer (medische) hulp heeft ingeroepen na door haar gepleegd ernstig geweld tegen haar dochtertje.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte toegepaste geweld zonder meer zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had kunnen hebben. Gelet op de duiding van de vastgestelde letsels, is meerdere malen aanzienlijke krachtsinwerking nodig geweest om tot deze letsels te komen. Niet van alle letsels is komen vast te staan door welke handelingen zij zijn veroorzaakt. Ter terechtzitting van 24 augustus 2023 verklaarde verdachte dat haar dochtertje de dupe is geworden van haar woede en dat zij haar veel pijn heeft gedaan. Zij verklaarde toen dat ze niet kon zeggen wat ze nog meer had gedaan omdat zij zich schaamde. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op 5 februari 2024 heeft verdachte niet aanvullend willen verklaren over de mogelijke oorzaak van de verschillende botbreuken. Uit het medisch-forensisch onderzoek door het NFI is komen vast te staan dat niet alle botbreuken op hetzelfde moment zijn ontstaan. De botbreuken vertoonden verschillende fasen van genezing. Eveneens is uit het onderzoek gebleken dat de botbreuken niet bij/door de geboorte kunnen zijn ontstaan, dat niet alle botbreuken door het schudden kunnen worden verklaard, dat [slachtoffer] de botbreuken niet zelf kan hebben veroorzaakt en dat er geen ziekte aan haar botbreuken ten grondslag ligt. Bovendien staat vast dat het vallen van de bank en het door verdachte heen en weer schudden van baby [slachtoffer] in een – niet met water gevuld – babybadje onvoldoende impact hebben gehad om de letsels te veroorzaken.
Verdachte heeft erkend [slachtoffer] meerdere malen onder haar oksels te hebben vastgepakt en haar met kracht door elkaar te hebben geschud waarbij [slachtoffer] haar hoofdje, haar armen en haar benen hevig heen en weer bewogen. De metafysaire hoekfracturen in beide enkels en beide onderarmen kunnen door het meermaals schudden zijn ontstaan. Het verschil in botgenezing tussen enkels en polsen maakt dat kan worden aangenomen dat er verschillende, in de tijd gescheiden momenten, van krachtinwerking zijn geweest. Het letsel ondersteunt de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] door verdachte is geschud en ook dat dit vaker is gebeurd. Daarnaast had [slachtoffer] twee gebroken ribben, ook van deze ribbreuken kan worden geconcludeerd dat deze niet op hetzelfde moment zijn ontstaan. Deze ribbreuken kunnen eveneens zijn ontstaan door het hevig schudden van [slachtoffer] door verdachte. Aanvullend heeft verdachte verklaard baby [slachtoffer] in een box zonder dempend matras of boxkleed te hebben gegooid, waarbij [slachtoffer] de houten bodemplaat aan de onderkant van de box als eerst met haar hoofd heeft geraakt. Het geconstateerde hoofdletsel, de complexe schedelbreuk met zwelling van de weke delen buiten de schedel, ondersteunt de verklaring van verdachte. Het uitoefenen van dit soort geweldshandelingen bij een kwetsbare, jonge baby, maakt dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kan worden aangenomen.
Van concreet bewijs voor (de noodzaak van) medisch ingrijpen en geen (volledig) herstel, is op basis van het dossier niet gebleken. Het NFI concludeert dat de botbreuken zullen herstellen zonder restgevolgen, voor zover de breuken de groeischijven niet raken. Voor zover op dit moment kan worden vastgesteld is [slachtoffer] van alle botbreuken hersteld. Zij wordt op dit moment niet (meer) beperkt in haar mobiliteit en motorische ontwikkeling. Hoewel er op dit moment uitdrukkelijk nog geen sprake is van een medische eindtoestand en niet is uitgesloten dat [slachtoffer] in de toekomst hinder zal ondervinden van eventuele restgevolgen van de botbreuken, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde en komt tot bewezenverklaring van het subsidiaire verwijt: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 subsidiair:

Pleegperiode.
Ten aanzien van de aanvang van de pleegperiode gaat de rechtbank uit van 1 juli 2022. Verdachte heeft verklaard in juli 2022 te zijn verhuisd van Roosendaal naar Budel-Schoot en dat vanaf dat moment het meermalen schudden van baby [slachtoffer] is begonnen. Na haar verhuizing, kreeg haar partner een andere baan waardoor de dagelijkse verzorging anders dan voorheen geheel op haar neerkwam. Zij zat de hele dag oververmoeid achter gesloten gordijnen thuis in een verwaarloosde woning zonder aankleding in een omgeving waarin zij niemand kende en niemand haar hielp, waardoor het haar vanaf dat moment allemaal te veel werd, aldus verdachte ter terechtzitting.
Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat verdachte vanaf 27 juli 2022 is ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats 1], zodat de bewezen handelingen vallen binnen de periode van 1 juli 2022 tot en met 15 november 2022 (het moment van de ziekenhuisopname van [slachtoffer]).

Eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de bewezen te verklaren feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de gevolgen en daarmee de strekking van de desbetreffende strafbepalingen enigszins uiteenloopt.
Het gaat in de kern om dezelfde feitelijke gedragingen die zowel een poging doodslag als een poging zware mishandeling opleveren.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
(primair)
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] (geboren [2022]), opzettelijk van het leven te beroven,- meermalen die [slachtoffer] stevig heeft vastgepakt en heen en weer heeft geschud (acceleratie/deceleratie krachtsinwerking) en- bij die [slachtoffer] stomp botsende krachtsinwerking op haar hoofd/schedel heeft veroorzaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
(subsidiair)
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 15 november 2022 te Budel-Schoot, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] (geboren [2022]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- meerdere malen met volle kracht die [slachtoffer] bij de borstkas vastgepakt en- vervolgens meerdere malen die [slachtoffer] met kracht heen en weer geschud en- die [slachtoffer], met kracht, tegen een oppervlak gegooid en
- een forse krachtsinwerking op die [slachtoffer] toegebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen gelijk aan voorarrest en te volstaan met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en/of maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag, meermalen gepleegd, op haar dochter [slachtoffer] van destijds twee tot vijf maanden oud. Verdachte heeft haar dochtertje maandenlang (in ieder geval) meerdere keren per maand heftig door elkaar geschud. Ook heeft verdachte [slachtoffer] van flinke hoogte met kracht in de box gegooid waardoor zij stuiterend met haar hoofd op een harde ondergrond terecht is gekomen en een complexe schedelbreuk heeft opgelopen. [slachtoffer] is in een paar maanden tijd zo vaak door elkaar geschud en heeft dermate veel botbreuken en ander letsel opgelopen door het handelen van verdachte, dat het een wonder is dat zij nog in leven is. Het was zeer voorstelbaar dat de opgelopen schedelbreuk of het heftige en krachtige schudden tot dodelijk hersenletsel had geleid.
[slachtoffer] was onderkoeld en ondervoed toen zij in het ziekenhuis werd opgenomen. Uit de appjes die verdachte stuurde naar haar partner en de filmpjes op de telefoon van haar partner blijkt dat verdachte [slachtoffer] verwaarloosde en bijvoorbeeld uren lang met honger of met een vieze luier huilend op de gang liet staan.
[slachtoffer] was als baby van een paar maanden oud weerloos en volledig afhankelijk van haar ouders. Op de momenten dat [slachtoffer] door haar moeder werd mishandeld, was de zorg voor [slachtoffer] volledig aan haar toevertrouwd. Verdachte heeft met haar handelen op de meest ernstige en grove wijze haar ouderlijke plicht geschonden en nagelaten om haar dochter de zorg en bescherming te bieden die een baby nodig heeft. In plaats daarvan heeft zij met haar handelen haar dochtertje opzettelijk geestelijk en lichamelijk schade berokkend. Op grond van de bij de vordering benadeelde partij overgelegde stukken kan nu al worden gesteld dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte is getraumatiseerd. Op dit moment is al duidelijk dat haar basale hechting ernstig is verstoord. Zij is angstig en heeft nachtmerries gillen/zweten), vertoont symptomen van dissociatie en kruipt bij wildvreemden op schoot terwijl gepaste afstand van vreemden op deze leeftijd te verwachten valt. [slachtoffer] is daarom ook aangemeld voor het behandeltraject “basictrust”.
Verdachte was zich bewust van wat zij deed en wist ook tot welke gevolgen haar handelen kon leiden. Desondanks heeft zij niet ingegrepen na de eerste, tweede of zelfs de tiende keer, maar zweeg zij tegen de hulpverlening. Verdachte deed dit naar eigen zeggen uit angst dat [slachtoffer] bij haar weggehaald zou worden, maar zij had moeten beseffen dat zij de zorg voor [slachtoffer] niet aankon, dat de situatie niet binnen afzienbare termijn zou veranderen (maar als gevolg van de ongeplande zwangerschap van haar tweede kindje misschien juist wel zou verergeren) en dat zij dus onvermijdelijk weer zou vervallen in heftig geweld tegen [slachtoffer] met als risico dat [slachtoffer] het leven zou laten. Verdachte had daarom in het belang van [slachtoffer] en voor de bescherming van [slachtoffer] hulp moeten zoeken en moeten aangeven dat het haar allemaal te veel was geworden en dat zij daardoor uit boosheid, frustratie en/of onmacht dingen had gedaan die levensgevaarlijk waren voor [slachtoffer]. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat zij dit niet heeft gedaan.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 7 juni 2023. Het rapport is opgesteld door de deskundigen drs. H.E.W. Koornstra (GZ-psycholoog) en drs. F. Verstraeten (psychiater). Uit het rapport blijkt samengevat het volgende.
Verdachte is zwakbegaafd en kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De sterke boosheid en agitatie van verdachte zijn bijpassend.
Verdachte kon de zorg voor haar baby, duidelijk ten gevolge van haar heftige problematiek die haar persoonlijkheid sterk vervormd heeft, niet aan. Zij kon haar eigen emoties onvoldoende reguleren. Haar boosheid werd getriggerd vanuit haar borderline persoonlijkheidsstoornis. Vanuit haar ASS/sociaal onafgestemde gedrag en haar zwakbegaafdheid, kon ze onvoldoende afstemmen op haar baby en interpreteerde ze signalen van de baby als doelbewuste acties om haar te jennen; wat haar boosheid versterkte. Aangezien ze vanuit haar borderline persoonlijkheidsstoornis problemen heeft met het reguleren van haar emoties, reageerde ze haar boosheid af op het slachtoffer, waarbij ze het slachtoffer schudde, liet vallen in de box en lang liet huilen in de kinderwagen in de gang. Vanwege de achterdocht die zij heeft vanuit haar borderline persoonlijkheidsproblematiek, schakelde ze geen hulp in. Ook nam zij geen medicatie voor haar hypofysetumor waardoor haar emotieregulatie en gevoel van vermoeidheid verder verslechterden.
De psycholoog merkt op dat uit het verhaal van verdachte en haar moeder blijkt dat verdachte, niet voor zichzelf kon zorgen, laat staan voor een baby en dat verdachte daardoor was overgeleverd aan haar eigen impulsen, woede en onmacht in een situatie waarin zij schromelijk overvraagd werd.
Verdachte lijkt tot de feiten te zijn gekomen vanuit haar persoonlijkheidsproblematiek. Zij kon weten van het ontoelaatbare van haar handelen, maar was minder in staat hiernaar te handelen. Door de deskundigen wordt dan ook geadviseerd het bewezen verklaarde in verminderde mate aan haar toe te rekenen.
De kans op recidive wordt volgens de deskundigen sterk bepaald door de stoornis in haar emotieregulatie vanuit haar persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte kan haar boosheid niet reguleren en ageert deze uit. Zij raakt door de overvraging tevens ontregeld en heeft de behoefte zelf verzorgd en gekoesterd te worden in plaats van dat een ander (een baby) centraal komt te staan en haar leven overneemt terwijl zij, voor haar gevoel, nooit een eigen leven heeft gehad. Vanuit haar persoonlijkheid ziet zij steeds bewijzen voor het feit dat anderen haar onheus bejegenen en haar niet de moeite waard vinden, waardoor haar boosheid wordt getriggerd. Vanuit haar sociale onvermogen is er daarnaast een misinterpretatie van wat anderen, in haar nadeel, naar haar communiceren. Haar zwakbegaafdheid kan haar niet bijsturen en beperkt haar in het zoeken naar andere copingmechanismen.
De inschatting van het recidiverisico op geweld richting haar (aanstaande) kind wordt ingeschat als hoog. De partner van verdachte lijkt mee te gaan in de boosheid van verdachte en haar psychotische overschrijdingen. Tevens is er sprake van een sociaal isolement. Deze factoren zijn van negatieve invloed op het recidiverisico. Als enige beschermende factor wordt de motivatie voor behandeling gezien.
Aangezien de problematiek van verdachte complex is, zal zij langdurige behandeling behoeven. Een klinische behandeling is aangewezen om haar te stabiliseren. Gelet op de complexe problematiek, het hoge recidiverisico en de ernst van de feiten, wordt geadviseerd een dergelijke behandeling op te leggen in het kader van terbeschikkingstelling. Omdat verdachte aangeeft te willen meewerken aan voorwaarden en lijkt in te zien dat zij, gelet op haar problematiek, zo niet door kan gaan, wordt door de deskundigen geadviseerd om de behandeling op te leggen binnen het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies van de gedragsdeskundigen en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte vanwege haar psychische stoornissen niet in staat is om voor een baby te zorgen, schromelijk werd overvraagd in haar rol als moeder en haar boosheid en frustraties afreageerde op haar baby. Uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat daarbij ook de volgende omstandigheden een rol speelden. Omdat verdachte vanwege haar borstvoeding was gestopt met haar medicatie kreeg zij stemmingswisselingen en vermoeidheidsklachten. Om deze vermoeidheidsklachten te bestrijden, dronk zij per dag een aantal blikjes energydrank, maar de cafeïne in deze energydrank maakte haar achterdochtig.
In verband met de gebrekkige staat van en schimmelvorming in hun huurwoning in [woonplaats 2], verhuisde het gezin naar [woonplaats 1]. Verdachte kwam terecht in een andere woning die nauwelijks was ingericht en gestoffeerd. Zij schaamde zich daarvoor, kwam daardoor nauwelijks buiten en sloot de gordijnen. Verdachte had al het contact met haar familie verbroken, er was ook geen contact met de familie van haar partner en verdachte en haar partner hadden ook geen vrienden of kennissen die hen konden helpen en verdachte kwam dus, nog meer dan in Roosendaal al het geval was, terecht in een sociaal isolement. Ook waren er veel spanningen en frustraties in de relatie met haar partner [betrokkene].
Verdachte had plannen om te gaan sporten en te gaan studeren, maar vanwege de zorg voor [slachtoffer] kon zij die plannen niet uitvoeren hetgeen tot verdere frustratie leidde. Vervolgens raakte zij ook nog ongepland voor een tweede maal zwanger, terwijl zij de zorg voor één baby al niet aan kon. Verdachte gaf de schuld van al deze tegenslag aan [slachtoffer], door [slachtoffer] was zij immers in deze situatie gekomen en reageerde haar onvermogen, frustraties en spanningen op gewelddadige wijze af op [slachtoffer].
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het maatregelrapport van de reclassering van 20 oktober 2023 dat is opgesteld om de (on)mogelijkheden van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken.
De reclassering heeft verdachte uitleg gegeven over de maatregel en meent dat een tbs met voorwaarden voor verdachte haar stok achter de deur kan zijn wanneer ze het moeilijk vindt en de behandeling of begeleiding wil stoppen. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor de maatregel en alle hulp die haar geboden wordt aan te willen pakken. De reclassering kan zich vinden in het advies van de psycholoog en psychiater en adviseert daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen.
Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als hoog. Dit gelet op de ernst van de problematiek van verdachte, de ernst van de feiten, de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden en het feit dat er nog geen behandeling is ingezet op (onder andere) de emotieregulatie en er geen professioneel netwerk is gevormd om verdachte en haar partner heen. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Enerzijds zegt verdachte open te staan voor behandeling en is zij zich ervan bewust dat ze hulp nodig heeft, anderzijds zal dit een lastig en langdurig traject worden waarbij de motivatie en kracht om door te zetten niet (altijd) aanwezig zal zijn en waarbij ze het niet (altijd) eens zal zijn met de voorwaarden die aan haar gesteld worden.
De reclassering adviseert (desondanks) positief over tbs met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de in het rapport opgenomen voorwaarden. De reclassering kan hierop het toezicht uitoefenen.
De op te leggen maatregelen.

Terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde onder feit 1 een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Er is sprake van zwakbegaafdheid, ernstige persoonlijkheidsproblematiek en kenmerken van ASS en PTSS. Verdachte lijkt tot het bewezen verklaarde te zijn gekomen vanuit haar problematiek. Zij kon weten van het ontoelaatbare van haar handelen maar was minder in staat hiernaar te handelen. Er is sprake van een hoog recidiverisico, waardoor de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de maatregel van terbeschikkingstelling moet zien op verpleging van overheidswege (hetgeen de officier van justitie heeft geëist) dan wel dat hieraan voorwaarden moeten worden gekoppeld, zoals is geadviseerd en door de verdediging bepleit.
Voor de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat een maatregel niet als doel heeft om recht te doen aan de ernst van het gepleegde strafbare feit in de zin van vergelding. Met dat doel kan naast de maatregel een straf worden opgelegd (zie hierna).
De rechtbank stelt vast dat beide gedragsdeskundigen adviseren tot het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden. Zij merken daarbij op dat verdachte wil meewerken aan de voorwaarden en wil dat haar problematiek verandert, zij lijkt in te zien dat zij zo niet door kan gaan en indien ‘de stok achter de deur’ stevig genoeg is zeker in staat moet worden geacht dit besef vast te houden.
Ook de reclassering heeft positief geadviseerd over de tbs-maatregel met voorwaarden.
Deze tbs-maatregel met voorwaarden zal door de benodigde intensieve klinische behandeling die naar alle waarschijnlijkheid meerdere jaren gaat duren voor verdachte een zwaar, intensief en veeleisend traject worden dat veel van haar zal vragen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank daarin echter geen aanleiding om af te wijken van de gemotiveerde adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering. Verdachte staat open voor hulp en is gemotiveerd voor haar behandeling. Verdachte heeft, ondanks haar psychische beperkingen, eerder ook meegewerkt aan een maandenlange klinische opname en aansluitend ambulant traject in een vrijwillig kader en aan andere hulpverlening en ondersteuning. Bovendien weet verdachte ook dat indien zij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt de tbs-maatregel wordt omgezet in een tbs-maatregel met dwangverpleging.

De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Nu verdachte onder invloed van haar psychische problematiek een zeer ernstig geweldsdelict heeft gepleegd vereist de bescherming van de samenleving dat toereikende maatregelen genomen worden om recidive te voorkomen. Aangezien er op dit moment een hoog risico op recidive bestaat en voorkomen moet worden dat dit na ommekomst van de (eindige) maatregel van tbs met voorwaarden tot onveiligheid voor anderen leidt, legt de rechtbank de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op.
Aan de voorwaarden voor oplegging van deze maatregel is voldaan, omdat een tbs met voorwaarden wordt opgelegd. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, gelet op het in de rapportages geschatte hoge recidiverisico.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat oplegging van deze maatregel in dit geval aangewezen is. Na afloop van de opgelegde tbs-maatregel kan beoordeeld worden in hoeverre het recidiverisico nog aanwezig is (welk recidiverisico mede gekleurd zal worden door de vraag of verdachte op dat moment nog een kinderwens voor een derde kindje heeft) en welke voorwaarden moeten worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. Tegen de tijd dat de opgelegde tbs-maatregel afloopt, zal de officier van justitie een nieuw reclasseringsadvies op moeten laten maken en eventueel een medische verklaring, als behandeling of opname in een zorginstelling nodig wordt geacht.
De op te leggen straf.
De door de raadsvrouw verzochte oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de aard en ernst van de feiten. De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank naast de verminderde toerekenbaarheid ook in aanmerking genomen dat na de gevangenisstraf in het kader van de tbs met voorwaarden nog een intensieve klinische behandeling zal volgen die naar alle waarschijnlijkheid meerdere jaren gaat duren en daarna een ambulant traject en begeleiding door de reclassering en andere instanties.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordigd door Stichting Jeugdbescherming Brabant, gemachtigde mr. D. Andries).
Namens de benadeelde partij is een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 1.041,93 aan vergoeding van materiële schade (posten: ziekenhuisdaggeldvergoeding en kosten medisch advies) en € 12.500,00 aan vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is primair verzocht om een afschrift van het over verdachte opgestelde NIFP-rapport psychiatrisch en psychologisch onderzoek van 7 juni 2023 en subsidiair tot kennisneming daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering redelijk, onderbouwd en toewijsbaar. Zij heeft verzocht een schadebedrag toe te kennen van (in totaal) € 13.541,93 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Ten aanzien van het verzoek tot afschrift, dan wel kennisneming van het NIFP-rapport dat over verdachte is opgemaakt, heeft de officier van justitie geen bezwaar tegen toewijzing en zich op het standpunt gesteld dat het primaire verzoek voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de toewijzing van de verschillende schadeposten. Zij heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het verzoek tot verstrekking dan wel inzage in het over verdachte opgestelde NIFP-rapport, heeft de raadsvrouw verzocht het verzoek af te wijzen omdat het verzoek niet voldoende is onderbouwd en verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld haar dochter(s) op een later moment zelf te vertellen wat er ten grondslag heeft gelegen aan haar handelen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering tot vergoeding van schade in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2022 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de vergoeding van materieel geleden schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de vergoeding van immaterieel geleden schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2022 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de materieel geleden schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening ten aanzien van de immaterieel geleden schade.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Verzoek verstrekking/kennisneming NIFP-rapport.
Ten aanzien van het verzoek tot verstrekking, dan wel kennisneming van voornoemd
NIFP-rapport dat over verdachte is opgemaakt, oordeelt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij, in dit geval minderjarig en wettelijk vertegenwoordigd door Jeugdbescherming Brabant, kan op verzoek toestemming worden verleend om kennis te nemen van de processtukken die voor hem of haar van belang zijn. Deze stukken kunnen op verzoek worden gevoegd in het dossier. In dit geval maakt het over verdachte opgemaakte NIFP-rapport reeds deel uit van het dossier. De kennisneming daarvan kan op grond van artikel 51b, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden geweigerd indien dit onverenigbaar wordt geacht met een van de genoemde – kennelijk limitatief opgesomde – belangen. Naar het oordeel van de rechtbank is van een van deze weigeringsgronden geen sprake.
Namens [slachtoffer], de benadeelde partij in dezen, is door Jeugdbescherming Brabant gesteld dat zij belang heeft bij afgifte van de rapportage aangezien informatie over de omstandigheden waarin de verdachte verkeerde toen zij de misdrijven pleegde tegen haar, kan bijdragen aan de in te zetten traumabehandeling van [slachtoffer], het bijdraagt aan het vormgeven van haar verblijf in het pleeggezin en het haar op latere leeftijd inzicht kan geven in waarom haar moeder zich zo tegen haar heeft gedragen. Dat is belangrijk voor het verwerken van het aangedane leed en haar verdere identiteitsontwikkeling. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte weegt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden minder zwaar dan het belang van [slachtoffer] bij afgifte. Daarbij neemt de rechtbank tevens de inhoud van de persoonlijkheidsrapportages in aanmerking, waarvan de inhoud deels ook al aan de voogdijinstelling bekend is geworden door de bespreking ter terechtzitting, alsmede de omstandigheid dat de benadeelde partij de dochter is van de verdachte (en dus niet een derde), zodat misbruik van de rapporten niet in de rede ligt.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank het verzoek zal toewijzen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen bus met babyvoeding aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven in het kader van de ondervoeding van [slachtoffer] aangetroffen. Gelet op de bederfelijkheid van het product en de vermenging van de melkpoeder met vanillekoekjes, is het product niet geschikt als zuigelingenvoeding voor baby’s van 0 tot 6 maanden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 55, 57, 287, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop met feit 1.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- legt op de volgende straf:
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
- legt op de volgende maatregelen:
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair:
 de
maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Stelt als voorwaarden:
Geen strafbaar feit plegen
Betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
• Betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
• Betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
• Betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
• Betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• Betrokkene werkt mee aan huisbezoeken.
• Betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
• Betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
• Betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en betrokkene daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Opname in een zorginstelling
Betrokkene laat zich opnemen in FPA de Boog of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er plaats is bij de FPA. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de complexe problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Niet naar het buitenland
Betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de reclassering.
Ambulante behandeling
Betrokkene laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na ontslag in de FPA. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Betrokkene verblijft in een FRIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Dagbesteding
Betrokkene spant zich in voor het vinden en behouden van werk/dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Betrokkene werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Openheid en medewerking Jeugdzorg
Betrokkene is open over afspraken/contact met Jeugdzorg en verleent haar medewerking wat betreft informatie-uitwisseling tussen Jeugdzorg en Reclassering.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair:
 de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer], van een bedrag van 13.541,93 euro.
Voormeld bedrag bestaat uit 1.041,93 euro materiële schade en 12.500,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 102 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer], van een bedrag van 13.541,93 euro, bestaande uit 1.041,93 euro materiële schade en 12.500,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verstrekking NIFP-rapportage:
- bepaalt dat de officier van justitie de rapportage van het NIFP van 7 juni 2023 verstrekt aan de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer].
 de
onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen goed, te weten:
- 1 bus met babyvoeding.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 13 maart 2024.

Voetnoten

1.Waar wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit de paginanummers van de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Helmond, genummerd PL2100-2022251237 / OB3R022072 (onderzoek Gallardo).