Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 10.151826.21
De tenlastelegging.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
(bijlage 1).
Rechtbank Oost-Brabant
Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een ontploffing door een vuurwerkbom en het doen van doodsbedreigingen. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 23 januari 2024, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 februari 2024. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarvan de eerste drie betrekking hadden op de ontploffing van een vuurwerkbom bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] op 3 juli 2023 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de ontploffing, ondanks dat zijn telefoon in de buurt van de woning was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze feiten, omdat er geen direct bewijs was dat hij de vuurwerkbom had geplaatst of tot ontploffing had gebracht.
Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het vierde feit, namelijk het bedreigen van [slachtoffer 2] op 13 februari 2023 via dreigende berichten. De rechtbank oordeelde dat de inhoud van deze berichten onder de wettelijke categorieën van bedreiging valt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 27 dagen, die was opgelegd bij een vonnis van de politierechter te Rotterdam.