ECLI:NL:RBOBR:2024:847

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
01.024159.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval met zwaar lichamelijk letsel en DNA-bewijs

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval in Eindhoven op 5 maart 2014. Het slachtoffer werd met een mes in de rug gestoken, vastgebonden en achtergelaten in een hulpeloze toestand. De verdachte werd geïdentificeerd door DNA-bewijs dat op verschillende voorwerpen op de plaats delict was aangetroffen, waaronder tape en de versnellingspook van de gestolen auto. De verdediging kon geen alternatief scenario bieden en de rechtbank concludeerde dat het DNA-materiaal een sterke aanwijzing was voor de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict. Het slachtoffer heeft blijvende pijnklachten en 5% blijvende invaliditeit overgehouden aan de steekwond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 jaar op en kende een schadevergoeding van 10.000 euro toe voor immateriële schade aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij zwaar lichamelijk letsel was toegebracht aan het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van het bewijs, waaronder de verklaringen van getuigen en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.024159.22]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.024159.22
Datum uitspraak: 07 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende: [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachten naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2014 te Eindhoven, althans in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) autosleutel(s) en/of een (personen)auto (merk Peugeot, kenteken [kenteken] ) en/of TomTom en/of een tasje met papieren en/of een sleutelbos, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- de lichten in de ruimte waar die [slachtoffer] zich bevond heeft uitgezet/uitgeschakeld en/of
- een masker en/of bivakmuts en/of capuchon heeft gedragen (waardoor zijn, verdachtes, gezicht en/of hoofd grotendeels, althans ten dele bedekt was) en/of
- naar die [slachtoffer] is gelopen en/of
- (toen die [slachtoffer] dicht bij hem, verdachte, was en/of om de hoek keek) met een deodorantbus, althans een spuitbus een nevel en/of vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gespoten en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (onder)rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- (met een dreigende houding) voor die [slachtoffer] is gaan staan en/of (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft vastgehouden terwijl dit mes, althans scherp en/of puntig voorwerp zichtbaar was voor die [slachtoffer] en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal op dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zich om moest draaien, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) een/de be(e)n(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] naar een andere ruimte heeft meegetrokken en/of gesleept en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij daar moest gaan liggen en/of moest blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de benen van die [slachtoffer] (met tape) (aan elkaar) heeft vastgebonden en/of
- de armen en/of handen van die [slachtoffer] op zijn rug (aan elkaar) heeft vastgebonden (met tape en/of (een) tiewrap(s)) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal op dreigende en/of dwingende toon aan die [slachtoffer] heeft gevraagd: ”Ik moet de sleutel van de kluis hebben, ik wil nu de sleutels van de kluis hebben”, en/of waar de sleutel van de kluis was en/of hoe hij aan de kluissleutel kon komen en/of hoe de kluis eruit zag, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking en/of
- de kleding van die [slachtoffer] heeft doorzocht en/of
- zijn, verdachtes, hand(en) in de tas van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of uit de tas van die [slachtoffer] (een) (auto)sleutel(s) heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer] op dreigende toon heeft gevraagd waar zijn auto stond, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij moest blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij de politie niet mocht bellen omdat hij nog terug zou komen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] in een hulpeloze althans hulpbehoevende toestand (gelet op zijn wond/letsel) in een verlaten, althans zeer rustig bedrijfspand in de avond en/of nacht heeft achtergelaten,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond (in de (onder)rug) bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft (gehad);

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is. De interpretatie van de DNA-resultaten op activiteitenniveau, te weten hoe de aangetroffen sporen op/nabij de plaats delict zijn terechtgekomen, laat de mogelijkheid open van een ‘secondary transfer’. Het op de rugzijde van een stuk tape aangetroffen en tot verdachte herleidbaar DNA kan bijvoorbeeld via de door de dader gedragen handschoenen overgedragen zijn. Hetzelfde geldt voor de aanwezige DNA-sporen op het stuur en de versnellingspook. Verder is de verklaring van aangever, inhoudende dat de dader accentloos Nederlands sprak terwijl verdachte een Antilliaanse tongval heeft, een falsificatie voor de stelling dat verdachte de dader is. Hetzelfde geldt voor het door verdachte geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat verdachte op het verjaardagfeest van zijn stiefdochter was ten tijde van het tenlastegelegde. Tot slot zijn er geen andere (objectieve) bewijsmiddelen voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats van het delict.
Het oordeel van de rechtbank.
Beoordelingskader
Onderhavige zaak betreft de verdenking van een bedrijfsoverval gepleegd in maart 2014. In het voorjaar van 2021 heeft een hit in de gekoppelde DNA-databank van Duitsland plaatsgevonden, waarna verdachte in augustus 2022 is aangehouden.
In dergelijke zaken is er regelmatig geen ander bewijs dan een aangifte en het rapport van het DNA-onderzoek. Er is geen regel van bewijsrecht die inhoudt dat het daderschap van de verdachte niet mag worden gebaseerd op uitsluitend DNA-bewijs [1] . Het opnemen van de aangifte en de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de databankmatch is in dergelijke zaken voldoende, in het licht van het dossier en de verklaring van verdachte. Van strijdigheid met de bewijsminimumregel van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is dus geen sprake. Wel is uiteraard van belang dat, als kan worden geconcludeerd dat het DNA afkomstig is van verdachte, wordt vastgesteld dat sprake is van een daderspoor en dat dit voldoende wordt gemotiveerd in de bewijsmotivering. Om de delictgerelateerdheid van een spoor te bepalen kan onder andere rekening worden gehouden met de volgende factoren:
  • het voorwerp waarop DNA-materiaal is aangetroffen;
  • de locatie waar het voorwerp is aangetroffen;
  • het type biologische spoor waaruit het DNA-materiaal is verkregen;
  • het type DNA-profiel dat uit de bemonstering is verkregen.
Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat onder omstandigheden aan DNA-materiaal dat op de plaats delict wordt gevonden op een verplaatsbaar object, een zeer sterke aanwijzing kan worden ontleend dat de verdachte aldaar aanwezig is geweest. Een algemeen verweer dat niet kan worden uitgesloten dat een derde het DNA van verdachte op de plaats delict heeft gebracht via secondary transfer zonder dat de verdachte zelf fysiek daar aanwezig is geweest, is onvoldoende om deze sterke aanwijzing te ontzenuwen. Van de verdachte mag worden verwacht dat hij onderbouwt dat hij een alternatief scenario op activiteitenniveau geeft hoe zijn DNA-materiaal op het voorwerp terecht is gekomen en hoe het voorwerp op de plaats delict terecht is gekomen.
Beoordeling
DNA-bewijs
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen dat is komen vast te staan dat in een drietal bemonsteringen, DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. Eén van de bemonsteringen betreft de rugzijde van een stuk tape aangetroffen in de kleedruimte. De aangever heeft verklaard dat de dader hem naar deze ruimte heeft gesleept en hem aldaar heeft vastgebonden met tape en tiewraps. De deskundige van het NFI heeft het betreffende stuk tape vergeleken met de tape aangetroffen om de mouwen van het door de aangever gedragen werkshirt en geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat beide tapedelen afkomstig zijn van één en dezelfde rol, dan wanneer deze afkomstig zijn van twee willekeurige rollen grijze ducttape. De andere twee bemonsteringen betreffen de bemonsteringen van het stuur en de versnellingspook van de door de dader weggenomen auto van het slachtoffer. Het type biologische spoor waaruit het DNA-materiaal is verkregen betreft in alle gevallen epitheel. Ten aanzien van de tape is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen (aangever en verdachte). Ten aanzien van de versnellingspook is een DNA-profiel verkregen van minimaal één persoon (verdachte). Ten aanzien van het stuur is een DNA-profiel verkregen van minimaal twee personen (aangever en verdachte). De rechtbank is gelet op de voorwerpen waarop DNA-materiaal is aangetroffen, de locatie waar de tape is aangetroffen, de bevindingen van het NFI omtrent de waarschijnlijkheid dat dat stuk tape van dezelfde rol komt als waarmee het slachtoffer is vastgebonden, het type biologische spoor waaruit het DNA-materiaal is verkregen en de typen DNA-profiel die uit de bemonsteringen zijn verkregen, van oordeel dat sprake is van een sterke aanwijzing dat het om dadersporen gaat en aldus dat verdachte degene is geweest die de tape heeft gehanteerd en de auto van de aangever heeft bestuurd. De rechtbank overweegt daarbij dat het feit dat de dader volgens aangever op enig moment handschoenen heeft gedragen, niet uitsluit dat de dader zijn DNA heeft achtergelaten. Het is immers niet uit te sluiten dat de dader de rol ducttape vóór het plegen van feit heeft vastgehad zonder handschoenen, en dat hij in de auto de handschoenen heeft uitgedaan. Het door de raadsman gevoerde algemene verweer, dat het DNA-materiaal van verdachte mogelijk via de door de dader gedragen handschoenen overgedragen is, is verder onvoldoende om de sterke aanwijzing te ontzenuwen dat verdachte de dader is. De verdediging heeft niet onderbouwd hoe het DNA-materiaal van verdachte op de door de dader gedragen handschoenen terecht is gekomen en hoe de handschoenen op de plaats delict terecht zijn gekomen. Verdachte heeft helemaal niets verklaard over handschoenen, laat staan dat en op welk moment hij deze dan zou zijn kwijtgeraakt. Hij heeft enkel meermalen verklaard dat hij geen idee heeft hoe zijn DNA is terechtgekomen op de plaats delict en in zijn auto. Een aanvullend DNA-onderzoek op activiteitenniveau is dan ook niet mogelijk.
Tussenconclusie
De rechtbank acht op grond van de aangifte en het DNA-bewijs, bij het ontbreken van een verklaring van verdachte op activiteitenniveau, komen vast te staan dat het DNA-materiaal in de bemonsteringen van de stukken tape, het stuur en de versnellingspook, waarvan verdachte de donor is, althans dat afkomstig kan zijn van verdachte met een bewijskracht van meer dan 1 miljard, dadersporen zijn.
Alternatieve scenario
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde op het verjaardagfeest was van zijn stiefdochter, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachte en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] naar het oordeel van de rechtbank tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over die dag en de viering niet door middel van objectieve gegevens is onderbouwd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 4 maart 2014 heeft gewerkt tot 00.30 uur en dat hij daarna met zijn vader, [getuige 3] en [getuige 2] naar Duitsland is gereden om naar de verjaardag van [naam 1] te gaan. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij mogelijk nog heeft gewerkt op 5 maart van 07.00 tot 16.00 uur. Dan heeft verdachte verklaard dat hij op 4 maart zelf naar Duitsland is gereden met genoemde personen en dat ze toen een stripclub hebben bezocht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn vader en [getuige 2] op 4 maart bij hem zijn gekomen, dat hij zijn vader van het station heeft opgehaald, dat hij daarna is gaan werken, dat ze met z’n drieën zijn weggegaan en een stripclub hebben bezocht. Hij weet niet meer of hij op 5 maart heeft gewerkt.
Getuige [getuige 1] (vader van verdachte) heeft verklaard dat verjaardagen in de familie -ook als men doordeweeks jarig is- in het weekend worden gevierd, dat hij zelf met de trein vanuit Dordrecht naar Hoogenveen is gekomen en hij naar de woning van verdachte is gegaan, hij de sleutel heeft van verdachtes huis heeft en daar op hem heeft gewacht, dat hij samen met verdachte na diens werk om 17.00 uur of om 23.00 uur vanuit Hoogenveen naar Dorien is gereden, dat er geen andere personen in de auto zaten, dat zij toen geen tussenstop hebben gemaakt en dat zij een andere keer een stripclub hebben bezocht. Ook heeft hij verklaard dat de verjaardag van [naam 1] werd gevierd. Dat was een bijzondere verjaardag omdat zij 15 jaar werd. In de Antilliaanse cultuur luidt dat het begin van volwassenheid in en wordt daarom grootser gevierd dan andere verjaardagen.
Getuige [getuige 2] (vriend van verdachte) heeft daarentegen verklaard dat ze op 5 maart de verjaardag van [naam 2] hebben gevierd en dat dit een gewone verjaardag was. Hij heeft verklaard dat hij samen met zijn dochter van 5 à 6 jaar oud en verdachte in de middag van 5 maart naar Duitsland is gereden vanuit Emmen, dat zij daar aankwamen om 17.00 uur, dat zij geen tussenstop hebben gemaakt, dat verdachte zijn vader later op de dag heeft opgehaald van een station in Nederland, en dat zij in de avond een stripclub hebben bezocht.
Door het tijdsverloop zijn sommige tegenstrijdigheden en inconsistenties in de verklaringen weliswaar begrijpelijk gelet op de werking van het menselijk geheugen, maar dat geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor enkele wezenlijke onderdelen zoals de naam van de jarige, het wel of niet meerijden van de jonge dochter van getuige [getuige 2] , de dag waarop men naar Duitsland is gereden en het bijzondere karakter van de verjaardag. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] dat verjaardagen in het weekend worden gevierd en de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij zijn dochter school niet laat missen voor een feest, acht de rechtbank het bovendien niet geloofwaardig dat de verjaardag op een doordeweekse dag werd gevierd.
Verder is het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet objectief onderbouwd, bijvoorbeeld met foto’s van de verjaardag van de stiefdochter. Verdachte heeft verklaard dat zij 15 jaar werd, dat deze leeftijd in de cultuur van verdachte het begin van de volwassenheid betekent en dat dit groots wordt gevierd, maar dat hij geen foto’s heeft van die dag. Het zou voor de hand liggen dat er foto’s zijn van een dergelijke bijzondere viering. Er is zelfs geen kopie van een identiteitsdocument, bijvoorbeeld een paspoort, van de stiefdochter overgelegd waaruit blijkt dat zij op de betreffende dag jarig is.
De verklaring van aangever, inhoudende dat de dader accentloos Nederlands sprak terwijl verdachte een Antilliaanse tongval heeft, zoals de raadsman heeft aangevoerd, weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het sterke DNA-bewijs. Het is mogelijk dat de aangever zich daarin heeft vergist. De rechtbank heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting weliswaar geen volledig accentloos Nederlands sprak, maar ook geen opvallend sterk Antilliaans accent had. Naar het oordeel van de rechtbank sprak verdachte netjes en beleefd, hetgeen strookt met de verklaring van aangever dat de dader voor elke vraag ‘meneer’ zei.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
Zwaar lichamelijk letsel
Lichamelijk letsel is als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor het bepalen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen volgens de Hoge Raad in elk geval – al dan niet in combinatie – de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel worden aangemerkt.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen komen vast te staan dat de aangever een steekwond van circa 5 cm breed en 7 cm lang in de onderrug heeft opgelopen. Het mes heeft net niet de buikholte en borstholte bereikt en de nierloge werd op 2 centimeter benaderd. De wond is gehecht in het ziekenhuis en aangever heeft vier tot zes weken niet kunnen werken. Aangever heeft tot op de dag van vandaag pijnklachten, hij moet de plek waar hij gestoken is nog altijd masseren en er is sprake van 5% blijvende invaliditeit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, het medisch ingrijpen, maar met name gelet op de omstandigheid dat de aangever bijna 10 jaar na het incident nog altijd pijnklachten heeft en gelet op de 5% blijvende invaliditeit, waardoor geen uitzicht is op (volledig) herstel, sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op hetgeen door de rechtbank is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op of omstreeks 5 maart 2014 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel en een (personen)auto (merk Peugeot, kenteken [kenteken] ) en TomTom en een tasje met papieren en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- de lichten in de ruimte waar die [slachtoffer] zich bevond heeft uitgezet/uitgeschakeld en
- een bivakmuts en capuchon heeft gedragen (waardoor zijn, verdachtes, gezicht en hoofd bedekt was) en
- toen die [slachtoffer] dicht bij hem, verdachte, was en/of om de hoek keek met een deodorantbus, althans een spuitbus, een nevel en/of vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gespoten en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- met een mes in de onderrug van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- met een dreigende houding voor die [slachtoffer] is gaan staan en daarbij een mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en een mes heeft vastgehouden terwijl dit mes zichtbaar was voor die [slachtoffer] en
- meermalen op dreigende en dwingende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zich om moest draaien en
- vervolgens de benen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en die [slachtoffer] naar een andere ruimte heeft gesleept en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij daar moest gaan liggen en moest blijven liggen en
- de benen van die [slachtoffer] met tape aan elkaar heeft vastgebonden en
- de armen en/of handen van die [slachtoffer] op zijn rug aan elkaar heeft vastgebonden met tape en tiewraps en
- op dreigende en dwingende toon aan die [slachtoffer] heeft gevraagd: ”Ik moet de sleutel van de kluis hebben, ik wil nu de sleutels van de kluis hebben”, en waar de sleutel van de kluis was en hoe hij aan de kluissleutel kon komen en hoe de kluis eruit zag en
- zijn, verdachtes, hand(en) in de tas van die [slachtoffer] heeft gestoken en uit de tas van die [slachtoffer] sleutels heeft gepakt en
- die [slachtoffer] op dreigende toon heeft gevraagd waar zijn auto stond en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij moest blijven liggen en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij de politie niet mocht bellen omdat hij nog terug zou komen en
- die [slachtoffer] in een hulpeloze althans hulpbehoevende toestand (gelet op zijn wond/letsel) in een verlaten bedrijfspand in de avond en/of nacht heeft achtergelaten,

terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de onderrug bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren op te leggen met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit. Verdachte heeft een gewelddadige overval gepleegd waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft het slachtoffer achtergelaten, liggend in zijn eigen bloed, en het is aan de dapperheid en vindingrijkheid van het slachtoffer te danken dat hij relatief kort na het incident door de politie is gevonden en is overgebracht naar het ziekenhuis voor medische zorg.
De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met de impact die het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft gehad op het slachtoffer, zoals verwoord in de op de terechtzitting namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.
De officier van justitie heeft tot slot rekening gehouden met de richtlijnen van het openbaar ministerie. Het uitgangspunt bij een first offender, hetgeen verdachte niet was ten tijde van het plegen van het feit, is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Strafverhogend zijn vermomming (+ 3 maanden), vastbinden/opsluiten (+ 6 maanden) en zwaar lichamelijk letsel (+ 12 maanden).
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen per de dag van de uitspraak.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafmaat. Verdachte heeft verklaard dat een gevangenisstraf zal leiden tot ontslag en een klap zal zijn voor de huidige schuldhulp die verdachte heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval. Verdachte is in de late avond van 5 maart 2014 een bedrijf, dat werkt met waardevolle edelmetalen die worden bewaard in een kluis, binnengedrongen en heeft een medewerker onverhoeds met een mes in zijn rug gestoken en vervolgens vastgebonden. Toen bleek dat verdachte geen toegang kon krijgen tot de kluis, is verdachte vertrokken met wegneming van onder meer de sleutelbos en de auto van het slachtoffer en heeft het slachtoffer gewond en vastgebonden achtergelaten.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor een slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring waar het slachtoffer nog jarenlang last van kan hebben. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en uit de op de terechtzitting door de partner van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. In de slachtofferverklaring is invoelend verwoord dat het door verdachte gepleegde strafbare feit veel indruk heeft gemaakt op het slachtoffer, zijn gezin en zijn collega’s. Het slachtoffer is lang angstig geweest, heeft tot op de dag van vandaag slapeloze nachten en nog altijd last van de wond. Het slachtoffer heeft treffend verwoord dat het strafbare feit een emotioneel en fysiek litteken bij hem heeft achtergelaten dat helaas nooit meer weg zal gaan. Het slachtoffer heeft PTSS heeft opgelopen en wordt daarvoor ook nu nog behandeld, onder meer met EMDR. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan waardevolle goederen te willen komen. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een groot gevaar voor een ander in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van diens belangen. Het gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer, dat nietsvermoedend alleen aan het werk was, onverhoeds neergestoken en hem gekneveld achtergelaten. Vitale organen zijn daarbij ternauwernood gemist. Het is ondanks het handelen van verdachte dat het slachtoffer zich heeft kunnen bevrijden en hulp heeft kunnen inschakelen. Mede daardoor is een mogelijk ernstiger afloop voorkomen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening gehouden met de ernst van het door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel. Het slachtoffer heeft bijna 10 jaar na dato zowel fysiek als mentaal nog last van de gewelddadige overval en zal naar verwachting altijd de gevolgen van verdachtes handelen met zich meedragen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met het door Reclassering Nederland omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 17 oktober 2022. Gelet op verhandelde ter terechtzitting is de informatie in dat rapport nog actueel. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene kwam tot 2000 vaker in beeld bij justitie, waarbij er in geval van een veroordeling in onderhavige zaak sprake is van een patroon van vermogensdelicten, maar niet van geweld aangezien de laatste veroordeling voor een geweldsmisdrijf dateert uit 2000. [verdachte] is opgegroeid op de Nederlandse Antillen, verbleef enige tijd in
Nederland, maar woont inmiddels samen met zijn verloofde en hun dochter in München (Duitsland). Betrokkene is werkzaam in de metaalsector. Er is sprake van schulden, afkomstig uit de relatie met zijn ex-vrouw, maar hiervoor is een regeling getroffen, vergelijkbaar met de Nederlandse WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen). Op de verschillende leefgebieden zijn geen problemen gevonden, waarvoor reclasseringsinterventies in Duitsland geïndiceerd zijn. Wel zien wij dat betrokkene eerder keuzes maakte, waaronder het op zich nemen van een straf in 2000 en het stelen van zijn werkgever, die op zijn minst bijzonder te noemen zijn. [verdachte] lijkt immers iemand die in staat mag worden geacht adequate keuzes te maken en/of oplossingen te vinden voor eventuele problemen. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. Wij adviseren geen voorwaarden waarbij reclasseringsbemoeienis gewenst is.
De rechtbank neemt de bevindingen in dit reclasseringsrapport over en maakt deze tot de hare. Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt in het geval van een overval op een winkel (inclusief bank, benzinestation, postagentschap) waarbij sprake is van geweld anders dan licht geweld of bedreiging met geweld, is een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal aldus de officier van justitie volgen in de gevorderde straf, nu deze in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank ziet geen aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen per dag van de uitspraak zoals door de officier van justitie is gevorderd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Door het slachtoffer [slachtoffer] is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van
€ 11.507,77 vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het bedrag bestaat uit materiële schade (€ 1.507,77) en immateriële schade (€ 10.000,00). De materiële schade betreft de posten medicijnen
(€ 13,10), verlies van arbeidsvermogen (€ 100,00), reiskosten politie en ziekenhuis
(€ 108,00), daggeld ziekenhuisopname (€ 28,00), huishoudelijke hulp (€ 1.092,00), reiskosten (€ 18,48), schade aan bril (€ 129,50), schade aan de tas (€ 18,74) en vervangen van sloten (€ 62,95). Aan de raadvrouw van de benadeelde partij is ter terechtzitting de gelegenheid gegeven om de vordering toe te lichten. De raadsvrouw heeft volstaan met een verwijzing naar de toelichting zoals opgenomen in de vordering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door hem bepleite vrijspraak. De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de gehele vordering, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voldoende onderbouwd en deze is inhoudelijk niet betwist door de verdediging. De rechtbank vindt de hoogte van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade ook passend. De rechtbank heeft daarbij gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
De rechtbank zal de toegewezen vergoeding voor materiële schade (€ 1.507,77) vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014. De gevraagde vergoeding voor materiële schade heeft betrekking op meerdere posten. De facturen behorende bij deze posten zijn van verschillende data in de periode na het bewezen verklaarde. De rechtbank heeft bij het bepalen van de datum voor de wettelijke rente rekening gehouden met die verschillende data alsmede met de afloop van de periode waarin huishoudelijke hulp heeft plaatsgevonden, te weten een periode van 13 weken na het bewezen verklaarde feit. De toegewezen vergoeding voor immateriële schade zal de rechtbank vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het bewezen verklaarde, te weten 5 maart 2014.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is weergegeven.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Maatregel van schadevergoeding

Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 11.570,77. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 92 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 1.570,77 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 01 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 11.570,77, bestaande uit € 1.570,77 euro materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 01 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 07 maart 2024.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld PHR:2019:727 en GHDHA:2021:296