ECLI:NL:RBOBR:2024:844

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/01/388704 / FA RK 22-5779
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inzage in bescheiden in het kader van echtscheidingsprocedure met betrekking tot crypto en bankafschriften

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man in het kader van hun echtscheiding. De vrouw heeft op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzocht om inzage in verschillende bescheiden, waaronder bankafschriften en bewijsstukken van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een rechtmatig belang heeft bij inzage in de bankafschriften over de periode van 21 mei 2022 tot en met 20 december 2022, omdat zij vreest dat de man vermogen achterhoudt. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot inzage in andere bescheiden afgewezen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij daarbij een belang heeft. De man heeft ook verzoeken gedaan, maar deze zijn eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de man gelast om binnen vier weken de gevraagde bankafschriften en de aanslag inkomstenbelasting 2022 te overleggen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om verlof voor tussentijds hoger beroep afgewezen, omdat er geen omstandigheden zijn aangevoerd die dit rechtvaardigen. De overige verzoeken in de bodemprocedure zijn aangehouden in afwachting van een nader te bepalen zittingsdatum.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/01/388704 / FA RK 22-5779
Beschikking d.d. 9 februari 2024 betreffende het incident in de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E.A.M. Brugman,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.C. van Veenendaal,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 21 december 2022;
- het verweerschrift van de man tevens houdende zelfstandig verzoeken, ingekomen op 14 maart 2023;
- het verweerschrift van de vrouw op zelfstandige verzoeken, tevens houdende (aanvullend) zelfstandige verzoeken, ingekomen op 9 mei 2023;
- het verweerschrift van de man op de zelfstandige verzoeken, tevens houdende (aanvullend) zelfstandige verzoeken / tevens houdende wijzigingsverzoeken, ingekomen op 30 juni 2023;
- het verweerschrift van de vrouw op de zelfstandige verzoeken, tevens houdende aanvullende en gewijzigde verzoeken, ingekomen op 8 september 2023.
- de correspondentie waaronder:
 een F9-formulier (met bijlage) van mr. Brugman van 9 januari 2023;
 een F9-formulier (met bijlage) van mr. Brugman van 17 januari 2023;
 een F9-formulier van mr. Brugman van 17 februari 2023;
 een F9-formulier van mr. Van Veenendaal van 4 april 2023;
 een F9-formulier (met bijlage) van mr. Van Veenendaal van 30 mei 2023;
 een F9-formulier (met brief) van mr. Brugman van 25 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling in het incident heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaat.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om samen een cryptodeskundige aan te wijzen, die de crypto’s van partijen kan waarderen. De rechtbank heeft de beslissing in het incident ten aanzien van de 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzoeken derhalve aangehouden in afwachting van nader bericht van partijen.
1.4.
Nadien heeft de rechtbank nog de navolgende stukken ontvangen:
  • een F9-formulier (met brief) van mr. Van Veenendaal van 27 oktober 2023;
  • een verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van mr. Van Veenendaal van 2 november 2023;
  • een F9-formulier (met brief) van mr. Van Veenendaal van 13 november 2023;
  • een F9-formulier (met brief en bijlagen 1 t/m 5) van mr. Brugman van 24 november 2023;
  • een F9-formulier (met brief) van mr. Van Veenendaal van 24 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te [plaats] .
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn de hierna te noemen kinderen geboren, die inmiddels meerderjarig zijn:
  • [kind A] , geboren op [datum] te [plaats] ;
  • [kind B] , geboren [datum] te [plaats] .
2.3.
Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, na wijziging van haar verzoeken ex artikel 843a Rv, bij brief van 25 september 2023 te bepalen dat zij de volgende stukken van de man nog dient te ontvangen:
  • een kopie van bankafschriften van alle rekeningen van de man en [bedrijf A] (bedrijf man) over de periode van 1 mei 2022 tot en met 21 december 2022;
  • een kopie van de bankafschriften van de man in [plaats] over de periode 1 januari 2020 tot en met 21 december 2022;
  • een kopie van de bewijsstukken (o.a. overeenkomst en salarisstroken) van de man, die hij sinds medio 2022 van [opdrachtgever] heeft ontvangen;
  • een overzicht van alle actuele kosten voor studie en levensonderhoud van [kind B] ;
  • gegevens betreffende het overzetten (inclusief inloggegevens) van o.a. zonnepanelen, [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] ;
  • een kopie van de bankoverzichten/afschriften i.v.m. inboedel aankopen van de man (thans ontbreken o.a. de factuur van de nieuwe TV);
  • het saldo van de [naam] beleggingsrekening op de peildatum;
  • hoeveelheid goud op het [naam] account van de man;
  • een kopie van de IB aanslag 2022 van de man;
  • een kopie van het huurcontract betreffende de [straatnaam] i.v.m. handtekening;
  • bewijsstukken, waaruit blijkt wat de man met de overwaarde van het appartement heeft gedaan;
  • crypto historie op:
o [crypto broker 1] ;
o [crypto broker 2] en het nieuwe platform waar alles nu is overgeheveld;
o [crypto broker 3] ;
o [crypto broker 4] ;
o [crypto broker 5] ;
o [crypto broker 6] .
De man verzoekt:
  • te bepalen dat de vrouw op grond van artikel 843a Rv binnen zeven dagen na de in deze te wijzen eerste tussenbeschikking inzage dient te verstrekken in haar [crypto broker 7] account;
  • te bepalen dat de vrouw binnen zeven dagen na de in deze te wijzen eerste tussenbeschikking inzage dient te geven in haar accounts bij [crypto broker 8] , [crypto broker 9] , [crypto broker 1] en [crypto broker 3] ;
  • te bepalen dat de vrouw op grond van artikel 843a Rv binnen zeven dagen na de door de rechtbank te wijzen beschikking inzage dient te verstrekken in het door de vrouw gedurende het huwelijk opgebouwde pensioen door middel van overlegging van een uitdraai van www.mijnpensioenoverzicht.nl;
  • te bepalen dat de vrouw op grond van artikel 843a Rv binnen zeven dagen na de door de rechtbank te wijzen eerste tussenbeschikking inzage dient te verstrekken in de waarde van het account van de vrouw bij [naam] B.V. per 31 december 2022 door middel van overlegging van het maandoverzicht december 2022 van haar account bij [naam] B.V. waarop de waarde van het account per 31 december 2022 vermeld staat;
  • te bepalen dat op grond van artikel 843a Rv de vrouw binnen zeven dagen na de in de door de rechtbank te wijzen eerste tussenbeschikking een bankafschrift van de bankrekening op naam van de vrouw met rekeningnummer [nummer] dient te overleggen waaruit het saldo van de bankrekening op 21 december 2022 blijkt.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de na de mondelinge behandeling ingekomen stukken blijkt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een aan te wijzen cryptodeskundige. Beide partijen nemen stellingen in ten aanzien van het verloop van het aanwijzen van een cryptodeskundige. Wat daar ook van zij: voor de rechtbank is uitsluitend relevant dat het partijen kennelijk niet is gelukt om een cryptodeskundige samen aan te wijzen. De rechtbank zal derhalve een beslissing nemen over de nog voorliggende verzoeken in het kader van artikel 843a Rv.
4.2.
Voor zover de vrouw in haar brief van 24 november 2023 aanvullende stellingen heeft ingenomen ten aanzien van de 843a Rv verzoeken, zal de rechtbank deze stellingen niet meenemen in haar beslissing, nu het debat in incident in deze zaak na afloop van de mondelinge behandeling is gesloten, behoudens de afspraak dat partijen de rechtbank nog mochten informeren over een eventueel bereikte overeenstemming ten aanzien van de aan te wijzen cryptodeskundige.
4.3.
Voor zover de vrouw in haar brief van 24 november 2023 aanvullende verzoeken doet met betrekking tot de waarde van de crypto’s en/of het benoemen van een deskundige, overweegt de rechtbank dat deze verzoeken pas in de bodemprocedure inhoudelijk worden behandeld.
Ingetrokken verzoeken
4.4.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek ex artikel 843a Rv ingetrokken, voor zover dat ziet op de navolgende stukken:
  • de stukken van [naam] ;
  • de stukken van [naam] ;
  • de stukken van het huurcontract betreffende de [straatnaam] ;
  • de stukken waaruit blijkt wat er is gebeurd met de overwaarde van het appartement.
4.5.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek ex artikel 843a Rv ingetrokken, voor zover dat ziet op de navolgende stukken:
  • de stukken van [naam] ;
  • de stukken met betrekking tot het pensioenoverzicht;
  • de stukken van de bankrekening op naam van de vrouw met rekeningnummer [nummer] .
4.6.
De hiervoor genoemde verzoeken hoeven niet meer inhoudelijk te worden beoordeeld en zullen daarom worden afgewezen.
Peildatum
4.7.
Tussen partijen is in geschil bij welke peildatum aangesloten moet worden voor de omvang en/of waardering van de huwelijksgemeenschap. De vrouw stelt zich op het standpunt dat als peildatum uitgegaan moet worden van datum indiening verzoekschrift (zijnde 21 december 2022). De man stelt zich op het standpunt dat partijen in onderling overleg zijn overeengekomen om aan te sluiten bij de peildatum 20 mei 2022.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de rechter aan partijen voorgesteld om alvast een uitspraak te doen over de peildatum van de omvang van de huwelijksgemeenschap, nu dit gedeeltelijk samenhangt met de verzoeken in het incident. Beide partijen hebben aangegeven dat zij dat niet nodig achten en dat zij deze discussie verder wensen te voeren in de bodemprocedure.
Inzage stukken ex artikel 843a Rv
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Dit artikel beoogt een partij, onder de in de wet gestelde voorwaarden, inzage te geven in bescheiden teneinde die partij in staat te stellen, hetzij om zijn vordering of verweer aan de hand van deze bescheiden verder met feiten te onderbouwen, hetzij om na kennisneming van deze bescheiden de conclusie te trekken dat zijn vordering of verweer voldoende feitelijke grondslag ontbeert.
4.10.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van art. 843a Rv zijn vier cumulatieve voorwaarden verbonden: (i) verzoeker moet een rechtmatig belang hebben; (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden; (iii) verzoeker moet partij zijn bij de rechtsbetrekking en (iv) verweerder moet de beschikking hebben over de verzochte bescheiden.

Kopie van de bankafschriften van alle rekening van de man en zijn bedrijf over de periode 1 mei 2022 tot en met 21 december 2022, alsmede de bankafschriften van de man bij de [naam bank] over de periode 1 januari 2020 tot en met 21 december 2022.
4.11.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat er gegronde aanwijzingen aanwezig zijn dat de man extreme dan wel onoverzichtelijke overboekingen heeft gedaan. De vrouw vreest voor benadeling van de gemeenschap. Daarmee bestaat volgens de vrouw voldoende de vrees dat de man vermogen achter probeert te houden, waardoor de vrouw een gerechtvaardigd belang heeft bij inzage in de bankafschriften tot zes maanden voor datum indiening van het verzoekschrift.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de hand van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de rechtbank vast dat de man zijn bankafschriften op 20 december 2022 en van de periode 1 januari 2019 tot en met 21 mei 2022 reeds heeft overgelegd. De man heeft niet de bankafschriften over de periode 21 mei 2022 tot en met 20 december 2022 overgelegd.
4.13.
Ingevolge artikel 1:164 lid 1 BW is, indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of beslissing van de rechtbank heeft verricht, de echtgenoot gehouden na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden.
4.14.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen, voor zover dat ziet op de periode 21 mei 2022 tot en met 20 december 2022. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft toegelicht dat zij een rechtmatig belang heeft bij deze stukken over deze periode, nu de echtscheidingsprocedure op 21 december 2022 is aangevangen. De verzochte bankafschriften kunnen opheldering geven over het verloop van de saldi van deze bankrekeningen. Voor zover het verzoek van de vrouw ziet op bankafschriften die zien op een andere periode, zal de rechtbank dat verzoek afwijzen, nu zij daarvoor onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat zij daarbij een belang heeft.
4.15.
Gelet op de inhoud van de stukken, begrijpt de rechtbank dat de vrouw verzoekt om de afschriften van de volgende bankrekeningen:
  • [nummer A] t.n.v. de man;
  • [nummer B] t.n.v. de man;
  • [nummer C] t.n.v. [bedrijf A] ;
  • [nummer D] t.n.v. de man.
De rechtbank zal aldus bepalen dat de man van deze bankrekeningen de bankafschriften over de periode 21 mei 2022 tot en met 20 december 2022 dient te overleggen.

Bewijsstukken (o.a. overeenkomst en salarisstroken) van de man die hij sinds medio 2022 van [opdrachtgever] heeft ontvangen.
4.16.
De vrouw stelt dat zij een belang heeft bij dit verzoek, omdat de man naast zijn huidige baan sinds medio 2022 een tweede contract is aangegaan bij de gemeente Helmond. Uit de stukken van 2022 volgt een inkomen van de man dat gelijk is aan de voorafgaande jaren. Dat is volgens de vrouw echter niet juist, omdat zij weet dat de man dubbele inkomsten heeft.
4.17.
De man heeft dit gemotiveerd betwist. Hij heeft uitgelegd dat hij zelfstandige is en daarom verschillende opdrachten heeft. Hij werkt sinds eind 2021 in opdracht voor [opdrachtgever B] . Omdat die opdracht werd teruggeschroefd naar 32 uur per week, heeft de man een opdracht aangenomen bij [opdrachtgever] van 8 uur per week. Het is volgens de man dus niet zo dat hij twee (fulltime) banen/opdrachtgevers heeft.
4.18.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank, heeft de vrouw geen rechtmatig belang bij deze stukken. De exhibitieplicht van artikel 834a Rv geldt niet als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Daarvan is hier sprake. Immers, voor zover de rechtbank in de bodemprocedure van oordeel zou zijn dat de man – in het kader van het alimentatieverzoek van de vrouw – heeft verzuimd om bepaalde stukken over te leggen, zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden die zij gerade acht. Gelet hierop zal de rechtbank dit verzoek van de vrouw afwijzen.

Overzicht actuele kosten voor studie en levensonderhoud van [kind B] .
4.19.
Ter onderbouwing van dit verzoek, stelt de vrouw dat [kind B] inmiddels jongmeerderjarig is, zodat ter onderbouwing van zijn behoefte een behoeftelijst moet worden ingediend. De vrouw heeft geen inzicht in zijn studie en zijn eventuele bijbaantje. In het kader van het vaststellen van de behoefte van [kind B] , acht zij het van belang dat hierover nader inzicht wordt gegeven.
4.20.
De man voert verweer. Hij voert daartoe aan dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. Deze discussie moet, volgens de man, in de bodemprocedure worden gevoerd.
4.21.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank, heeft de vrouw geen rechtmatig belang bij deze stukken. De exhibitieplicht van artikel 834a Rv geldt niet als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Daarvan is hier sprake. Immers – zoals de rechtbank onder r.o. 4.18 reeds heeft overwogen – geldt dat voor zover de rechtbank in de bodemprocedure van oordeel zou zijn dat de man (namens [kind B] ) onvoldoende zijn behoefte heeft onderbouwd, dan zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden die zij gerade acht. De discussie aan de hand waarvan de behoefte van [kind B] moet worden vastgesteld, is een discussie die verder gevoerd moet worden in de bodemprocedure. Daar is artikel 843a Rv niet voor bedoeld. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw op dit punt afwijzen.

Kopie IB aanslag 2022 van de man.
4.22.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw al wel beschikt over de jaarstukken en de aangifte IB 2022, maar dat zij de aanslag over 2022 nog mist. De (advocaat van de) man heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd de aanslag IB 2022 aan de (advocaat van de) vrouw toe te sturen. De rechtbank is er niet mee bekend of de man zijn toezegging ook gestand heeft gedaan. Aangezien de vrouw daarbij een rechtmatig belang heeft, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw op dit punt toewijzen.

Gegevens betreffende het overzetten (inclusief inloggegevens) van o.a. zonnepanelen, [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] .
4.23.
De vrouw stelt dat zij in de afgelopen anderhalf jaar meermaals aan de man heeft verzocht om wachtwoorden en/of inloggegevens. Het wachtwoord dat de man heeft doorgegeven is niet juist. Volgens de man heeft hij op 2 maart 2023 de inloggegevens voor de zonnepanelen toegestuurd en is de vrouw al in bezit van de inloggegevens.
4.24.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen de vrouw verzoekt, geen verzoek dat valt onder artikel 843a Rv. Dit artikel beoogt een partij, onder de in de wet gestelde voorwaarden, inzage te geven in bescheiden teneinde die partij in staat te stellen, hetzij om zijn vordering of verweer aan de hand van deze bescheiden verder met feiten te onderbouwen, hetzij om na kennisneming van deze bescheiden de conclusie te trekken dat zijn vordering of verweer voldoende feitelijke grondslag ontbeert. Daarvan is geen sprake. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom op dit punt af.

Kopie bankafschriften i.v.m. inboedel aankopen van de man.
4.25.
Naar het oordeel van de rechtbank, heeft de vrouw geen rechtmatig belang bij de door haar verzochte bankafschriften. De exhibitieplicht van artikel 834a Rv geldt niet als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Daarvan is hier sprake, nu de vrouw zelf de conclusie aan haar verzoek verbindt dat de waarde van de inboedel op
€ 15.000,-- moet worden gesteld, voor zover de man geen openheid van zaken geeft. De beoordeling hiervan zal nader in de bodemprocedure aan de orde komen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom op dit punt af.

Saldo [bedrijf 4] polis op de peildatum.
4.26.
Zoals reeds tijdens de mondelinge behandeling is medegedeeld, is uit de stukken gebleken dat de [bedrijf 4] polis een risicoverzekering betreft. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze polis van oorsprong een woekerpolis was en dat de belegging- en de verzekeringspolis van elkaar gescheiden zijn. Het beleggingsdeel van deze polis is in 2017 afgelost op de destijds openstaande hypotheek van partijen.
4.27.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij haar verzoek. De [bedrijf 4] polis betreft immers een risicoverzekering die op de peildatum (ongeacht van welke peildatum in de bodemprocedure wordt uitgegaan) in beginsel geen voor de verdeling relevante waarde vertegenwoordigt. In het kader van de verdeling in de bodemprocedure zal derhalve uitsluitend aan de orde komen of en door wie deze polis wordt voortgezet. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom op dit punt af.

Crypto historie
4.28.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de over en weer gedane verzoeken van partijen met betrekking tot de crypto’s als volgt. De rechtbank stelt vast dat de exhibitieplicht niet een algemeen inzagerecht betreft en dat de verzochte bescheiden zodanig concreet dienen te worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of verzoeker daarbij een rechtmatig belang heeft. Naar het oordeel van de rechtbank, hebben beide partijen op dit punt niet voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste. Het is voor de rechtbank niet te volgen welke stukken partijen van elkaar wensen te ontvangen. De rechtbank zal daarom het verzoek van zowel de man als de vrouw op dit punt afwijzen.
Verlof tussentijds hoger beroep
4.29.
De vrouw verzoekt de rechtbank verlof te verlenen om een tussentijds hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk te maken. Namens de man is hiertegen bezwaar gemaakt.
4.30.
De rechtbank overweegt als volgt. Een verzoek tot afgifte van stukken, gedaan in het kader van een echtscheidingsprocedure, heeft betrekking op de voortgang of instructie van de zaak en is niet de zelfstandige inzet van het geding. Een beschikking strekkende tot afwijzing van een dergelijk verzoek moet daarom als een tussenbeschikking – en niet als deelbeschikking – worden gekwalificeerd. De rechtbank verwijst naar ECLI:NL:HR:2014:3648.
4.31.
Op grond van artikel 358 lid 4 Rv kan tegen een tussenbeschikking slechts hoger beroep worden ingesteld tegelijk met een eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Door de vrouw worden – naar het oordeel van de rechtbank – geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank thans verlof zou moeten verlenen, zodat de vrouw hoger beroep kan instellen vóór de eindbeschikking.
4.32.
Het verzoek van de vrouw om verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
gelast de man om binnen vier weken na de datum van deze beschikking te overleggen:
- een kopie van de bankafschriften van de bankrekeningen over de periode 21 mei 2022 tot en met 20 december 2022:
o [nummer A] t.n.v. de man;
o [nummer B] t.n.v. de man;
o [nummer C] t.n.v. [bedrijf A] ;
o [nummer D] t.n.v. de man.
- een kopie van de aanslag inkomstenbelasting 2022 van de man;
5.2.
wijst de overige verzoeken in incident van de man en de vrouw af;
5.3.
wijst het verzoek van de vrouw tot het verlenen van verlof tot tussentijds hoger beroep tegen deze tussenbeschikking af;
5.4.
houdt de overige verzoeken in de bodemprocedure aan in afwachting van een nader te bepalen zittingsdatum.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 9 februari 2024.