vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.208310.22
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2023 en 21 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 oktober 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Eindhoven en/of Son en Breugel en/of Essen en/of op één of meerdere plaatsen in Nederland en/of België, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze achterin de auto moest stappen en de portieren dicht moest doen en/of
- (vervolgens) de deuren van die auto op slot te doen en/of
- (met hoge snelheid en/of op gevaarlijke wijze) te gaan rijden en die [slachtoffer] aldus te beletten de auto te verlaten;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Eindhoven en/of Son en Breugel en/of Essen en/of op één of meerdere plaatsen in Nederland en/of België, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen dat de politie afstand moest houden want anders zou hij haar neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- door een (vlees)mes neer te leggen op de passagiersstoel van de auto waar hij, verdachte, en die [slachtoffer] in zaten en/of
- door dat (vlees)mes van de passagiersstoel op te pakken en omhoog te houden/ te tonen;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 17 augustus 2022 te Eindhoven en/of Helmond en/of Bavel en/of Tilburg en/of Son en Breugel, althans op één of meerdere plaatsen in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk BMW),
daarmee rijdende op de weg, de autosnelweg A58 en/of A50, opzettelijk zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- gedurende langere tijd (onnodig) op de vluchtrook van de autosnelweg te rijden en/of
- meerdere malen het verdrijvingsvlak te overschrijden en/of hierbij andere weggebruikers geen voorrang te verlenen en/of
- meerdere weggebruikers rechts in te halen en/of op gevaarlijke wijze in te halen en/of
- de maximumsnelheid fors te overschrijden, immers heeft hij, verdachte, langdurig met een zeer hoge snelheid gereden, te weten snelheden tot 200 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 kilometer per uur bedroeg en/of
- de rotonde tegen de rijrichting in te nemen en/of
- tegen de rijrichting in de afrit van de autosnelweg op te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1 en 2.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van opzet – ook niet in voorwaardelijke vorm – op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster heeft bedreigd, nu verdachte dit ontkent en de bedreiging in zijn geheel niet te horen is op de geluidsfragmenten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank neemt bij haar bewijsbeslissing de volgende bewijsmiddelen in aanmerking ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde feiten.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] door de Belgische politie d.d. 17 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 50-55)
Op een bepaald moment is hij met dat mes naar zijn auto gelopen om weg te rijden. Toen moest ik de hond op de achterbank achter zijn stoel zetten, terwijl de hond normaal voor zit. Ik moest toen achter instappen van hem om mijn gsm terug te krijgen. Ik moest ook het portier dicht doen. Toen ik instapte, heeft hij de deuren op slot gedaan met de automatische vergrendeling. Het mes lag op de passagiersstoel vooraan. Toen is hij als een gek beginnen te rijden.
Zijn rijgedrag was beangstigend. Hij haalde zowel links als rechts in. Hij reed over de vluchtstrook. Hij ging tegen de richting in een rotonde op. Toen de politie dichterbij kwam is hij ook tegen de richting de autosnelweg terug proberen op te rijden.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , d.d. 17 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 69-71)
Op 17 augustus 2022 omstreeks 14.30 uur spraken wij, verbalisanten, een vrouw die
opgaf te zijn [slachtoffer] , geboren op [1999] . Wij hoorden dat [slachtoffer] het volgende tegen ons vertelde.
[verdachte] riep naar mij dat ik op moest hangen, hij was kwaad dat ik met de politie sprak. [verdachte] heeft geroepen dat als de politie geen afstand zou houden, dat hij mij neer zou steken. Ik zag dat tijdens het uitspreken van deze woorden, [verdachte] enkele keren het mes van de bijrijdersstoel pakte, in zijn hand nam en omhoog hield.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , d.d. 24 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 43-44)
Het onderzoeksteam werd in het bezit gesteld van de melding die door het slachtoffer [slachtoffer] werd gedaan bij de Belgische Alarmcentrale. Samengevat gaan de twee gesprekken over het volgende:
- het feit dat het slachtoffer bij haar ex vriend in de auto moest stappen om haar eigen telefoon terug te kunnen krijgen.
- dat haar ex vriend een mes heeft meegenomen uit het keukenblok uit de keuken bij de moeder van het slachtoffer/meldster en dat dit mes in de auto is.
- dat zij achterin de auto zit en dat de portieren op slot zitten.
- dat [verdachte] erg hard en gevaarlijk rijdt.
- Er is te horen dat het slachtoffer/meldster het grootste gedeelte van de gesprekken angstig/bang is.
- Er is verder te horen dat het slachtoffer/meldster het grootste gedeelte van de 2 gesprekken huilt.
- Tevens zegt het slachtoffer/meldster tegen de medewerkster van de Alarmcentrale dat [verdachte] tegen haar roept dat ze moet zeggen dat de politie meer afstand moet houden omdat hij haar anders neersteekt.
- Ook is te horen dat [verdachte] tegen haar zegt dat ze op moet hangen.
- Het slachtoffer/meldster geeft 1 maal aan dat [verdachte] het mes in zijn handen heeft en het mes vervolgens weer op de rechter voorstoel van de auto legt.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , d.d. 17 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 78-80)
Ik zag dat er filevorming was en ik zag dat er een grijze BMW met forse snelheid over de vluchtstrook reed. Ik zag dat de BMW, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , gevarenlichten aan had. Ik zag dat de BMW voorsorteerde voor de afslag van de A27 ter hoogte van Sint-Annabosch. Ik zag dat wij inmiddels 160 kilometer per uur reden en dat wij niet dichterbij de BMW kwamen. Ik zag dat de BMW vervolgens naar links reed, over het verdrijvingsvlak, en nog op de A58 bleef rijden. Ik zag dat de BMW hierbij meerdere voertuigen geen voorrang verleende. Ik zag dat wij 180 kilometer per uur reden en dat wij niet dichterbij de BMW kwamen. Ik zag dat de BMW vanaf de vluchtstrook naar rijstrook één reed. Ik zag dat de BMW voorgesorteerd stond voor afslag 13 Bavel. Ik zag dat de BMW op het laatste moment wederom over het verdrijvingsvlak reed om ons af te schudden. Ik zag dat wij steeds van 160 kilometer per uur naar de 200 kilometer per uur wisselden om de verdachte bij te kunnen houden. Ik zag dat de verdachte wederom op de vluchtstrook reed en voorgesorteerd reed om bij de afslag van parkeerplaats Hooge Aard er af te gaan. Ik zag dat de verdachte op het laatste moment weer invoegde op de A58 richting Tilburg. Ik zag dat de verdachte de A58 volgde in de richting van Tilburg-Centrum. Wij reden wederom tussen de 160 kilometer per uur en de 200 kilometer per uur.
Ik zag dat de verdachte de afslag pakte en de rotonde op reed. Ik zag dat de verdachte de rotonde linksaf reed tegen het verkeer in. Ik zag dat de verdachte de tweede rotonde volledig rond reed en vervolgens wederom tegen het verkeer in reed. Ik zag dat de verdachte de A50 op reed tegen het verkeer in. Ik zag dat er overig verkeer ons naderde.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , d.d. 17 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 81-82)Op 17 augustus zag ik een voertuig op de vluchtstrook rijden. Ik zag dat het een grijze BMW betrof. De bestuurder haalde snelheden van 140 tot 200 kilometer per uur. De verdachte passeerde in eerste instantie afslag Bavel om vervolgens het op het laatste moment, met een snelheid van 170, over het verdrijvingsvlak zijn weg op de A58 te vervolgen. Bij parkeerplaats Hooge Aard deed de bestuurder alsof hij de afslag nam om vervolgens, met een snelheid van 140, middels het verdrijvingsvlak wederom op de A58 te blijven rijden. Hier veranderde de bestuurder meerdere malen van rijstrook, om vervolgens wederom op de vluchtstrook te rijden. Hierop reed de verdachte richting de afslag Reeshof om vervolgens, met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, middels het verdrijvingsvlak op de vluchtstrook te blijven rijden. Wederom veranderde de bestuurder meerdere malen van rijstrook om vervolgens richting afslag Tilburg-Centrum te rijden. Wederom deed de bestuurder alsof hij de afslag nam om wederom op het laatste moment, met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, over het verdrijvingsvlak zijn weg op de A58 te vervolgen. De snelheden welke de bestuurder haalde varieerde van 150 tot 190/200 kilometer per uur. Zonder in achtnemen omtrent de veiligheid van het overige verkeer passeerde de bestuurder andere weggebruikers. Uiteindelijk nam de bestuurder de afslag Helmond. Hier reed hij op de eerste rotonde tegen het verkeer in om vervolgens de tweede rotonde driehonderdzestig graden te nemen. Hier trachtte hij terug te rijden richting de afslag, echter werd die verhinderd door een andere eenheid. Hierop reed de verdachte tegen de richting in een afslag af. Dit was levensgevaarlijk omdat enkele auto's moesten uitwijken en de snelheid zeer hoog lag.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
In aanvulling op deze bewijsmiddelen overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, ter beantwoording van de bewijsvraag, als volgt.
Voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten neemt de rechtbank de verklaring van aangeefster als uitgangspunt. Aangeefster heeft gedurende vrijwel de gehele autorit met de meldkamer van de Belgische politie gebeld. Tijdens het gesprek heeft zij op meerdere momenten verteld wat er zich op dat moment in de auto afspeelde. Aangeefster was luid en duidelijk hoorbaar in paniek en heeft gedurende de autorit vrijwel voortdurend gehuild. De afgelegde verklaringen van aangeefster bij de politie komen op veel cruciale punten overeen met de geluidsfragmenten van dit gesprek die zich ook in het dossier bevinden. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse.
Tegenover de verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte. Verdachte heeft het opzet op de vrijheidsberoving en de bedreiging ontkend. Die verklaring is echter niet te rijmen met de verklaringen van de verbalisanten over de achtervolging en de geluidsopnamen van het telefoongesprek tussen aangeefster en de alarmcentrale, waarop ook verdachte te horen is.
Een en ander maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voldoende steun vindt in het dossier en dat de ontkennende verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
Op basis van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen kan de rechtbank zonder twijfel vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de bedreiging van aangeefster. Verdachte was zich ervan bewust dat aangeefster tegen haar wil in de auto zat en dat ze uit de auto wilde. Ook was verdachte zich ervan bewust dat aangeefster met de politie aan het bellen was en heeft hij er desondanks niet voor gekozen om te stoppen. Integendeel, hij heeft haar vermaand om het telefoongesprek met de alarmcentrale te staken en verschillende keren aangegeven dat de politie op afstand diende te blijven. Hoewel in de opname van het telefoongesprek niet te horen is dat verdachte een bedreiging uit, ziet de rechtbank in die opname wel ondersteuning voor de verklaring van aangeefster. Te horen is de zeer geschrokken reactie van aangeefster, waarop zij de alarmcentrale te kennen geeft dat verdachte haar mondeling heeft bedreigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat aangeefster die bedreiging ter plekke heeft verzonnen. Ditzelfde geldt voor het tonen van het mes.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen acht rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 augustus 2022 aangeefster opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden en haar heeft bedreigd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 17 augustus 2022 in Nederland en België, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze achterin de auto moest stappen en de portieren dicht moest doen en
- vervolgens de deuren van die auto op slot te doen en
- met hoge snelheid en op gevaarlijke wijze te gaan rijden en die [slachtoffer] aldus te beletten de auto te verlaten;
2.
op 17 augustus 2022 in Nederland en/of België, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen dat de politie afstand moest houden want anders zou hij haar neersteken en
- door een (vlees)mes neer te leggen op de passagiersstoel van de auto waar hij, verdachte, en die [slachtoffer] in zaten en
- door dat (vlees)mes van de passagiersstoel op te pakken en omhoog te houden;
3.
op 17 augustus 2022 in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk BMW), daarmee rijdende op de weg, de autosnelweg A58 en A50, opzettelijk zich zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- gedurende langere tijd onnodig op de vluchtrook van de autosnelweg te rijden en
- meerdere malen het verdrijvingsvlak te overschrijden en/of hierbij andere weggebruikers geen voorrang te verlenen en
- meerdere weggebruikers rechts in te halen en op gevaarlijke wijze in te halen en
- de maximumsnelheid fors te overschrijden, immers heeft hij, verdachte, langdurig met een zeer hoge snelheid gereden, te weten snelheden tot 200 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 kilometer per uur bedroeg en
- de rotonde tegen de rijrichting in te nemen en
- tegen de rijrichting in de afrit van de autosnelweg op te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 180 uren gevorderd en een voorwaardelijke rij-ontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij enkel een bewezenverklaring van feit 3 verzoekt de raadsman de rechtbank om een straf gelijk aan voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke taakstraf.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van alle drie de ten laste gelegde feiten, dan is de raadsman van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is en refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De feiten.Verdachte, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 24 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn ex-partner door haar ertoe aan te zetten om in zijn auto te gaan zitten, waarna hij de deuren op slot deed en wegreed. Hij heeft zijn ex-partner daarnaast bedreigd met een mes. Zodra hij erachter kwam dat hij door de politie werd achtervolgd, is hij met heel hoge snelheid gaan rijden en heeft hij verschillende levensgevaarlijke manoeuvres uitgehaald op de snelweg.
In deze zaak.
Verdachte besprak met het slachtoffer – zijn ex-partner – praktische zaken rondom het einde van hun relatie. Tijdens de bespreking stond verdachte op, pakte hij een scherp keukenmes en heeft gedreigd zich om het leven te brengen. Het slachtoffer heeft toen de politie gebeld en is achter verdachte aan gelopen. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens op dwingende manier verzocht om de door hem meegebrachte hond in de auto te zetten, omdat hij het slachtoffer anders haar mobiele telefoon niet terug zou geven. Zodra het slachtoffer in de auto zat, heeft verdachte de deuren vergrendeld en is hij weggereden. De autorit zou 50 minuten duren.
Verdachte heeft het slachtoffer in het ongewisse gelaten over waar ze naartoe gingen en wat het slachtoffer stond te wachten. Terwijl zij compleet overstuur op de achterbank zat, heeft hij herhaaldelijk van haar geëist dat zij moest ophouden met bellen. Hij heeft bovendien gedreigd dat hij haar neer zou steken als zij niet zou bewerkstelligen dat de politie afstand zou houden, iets waar zij maar beperkt invloed op had. Intussen heeft verdachte in een dollemansachtervolging met meerdere politieauto’s en een politiehelikopter levensgevaarlijke capriolen uitgehaald. Deze achtervolging kon de politie slechts beëindigen door verdachte klem te rijden, waarbij verdachte nog tegen twee politievoertuigen botste, en hem, na het lossen van waarschuwingsschoten door twee politieambtenaren, uit de auto te halen en aan te houden.
Uit de verschillende beschrijvingen van het slachtoffer en van de betrokken politieagenten is op zichzelf al goed op te maken hoe beangstigend de gebeurtenissen moeten zijn geweest voor het slachtoffer en voor de andere weggebruikers. De rechtbank heeft daarnaast in detail kennis kunnen nemen van de emotionele toestand van het slachtoffer. Zij bleef namelijk gedurende nagenoeg de hele autorit in gesprek met 112 en dit gesprek is opgenomen. Het verdriet en de angsten die het slachtoffer heeft doorleefd, zijn duidelijk hoorbaar.
Verdachte heeft met zijn gedragingen een zeer forse inbreuk gemaakt op de emotionele en fysieke integriteit van zijn ex-partner. Dat heeft haar enorm aangegrepen. Dat is niet alleen gebleken uit de geluidsfragmenten, maar ook uit de slachtofferverklaring die zij ter zitting heeft doen voorlezen en uit het feit dat zij nog altijd traumatherapie volgt. Verdachte heeft op geen enkele wijze berouw getoond voor wat er is gebeurd. Sterker nog: hij heeft de meeste feiten – zelfs bij het ter zitting beluisteren van de geluidsfragmenten – ontkend.
Persoon van de verdachte.De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte verschillende strafmatigende omstandigheden.
Ten eerste kijkt de rechtbank naar het psychologisch rapport van 2 januari 2023 dat over verdachte is opgesteld. Daarin wordt verdachte beschreven als een laagbegaafde en verhoogd kwetsbare jongeman die in tijden van stress gemakkelijk overbelast raakt en dan onvoldoende controle over zichzelf kan hebben. Door de plotselinge relatiebreuk ontstond bij verdachte een aanpassingsstoornis met sombere kenmerken waardoor verdachte nog minder dan anders in staat was om adequaat op de situatie te reageren. De psycholoog adviseert de rechtbank om verdachte het bewezenverklaarde verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal het bewezenverklaarde verminderd toerekenen.
Ten tweede constateert de rechtbank dat verdachte geen strafblad heeft, geen pro-criminele houding heeft en sinds het bewezenverklaarde niet meer in contact is geweest met justitie. Hij heeft de relatie met het slachtoffer achter zich gelaten en heeft zijn leven goed op de rit. De reclassering schat het recidiverisico vanwege de vele beschermende factoren in het leven van verdachte laag in en adviseert geen bijzondere voorwaarden op te leggen bij een eventuele voorwaardelijke straf. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis meewerkend opgesteld en lijkt bereid om hulp te accepteren wanneer dingen in het leven hem boven het hoofd groeien. De reclassering schat daarnaast in dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verdachte dusdanig kan ontregelen, dat het risico op recidive zou worden verhoogd.
Strafdoelen.De rechtbank is van oordeel dat de ernst van wat verdachte heeft gedaan voldoende tot uitdrukking moet worden gebracht in de op te leggen straf. Tegelijkertijd ziet de rechtbank een bijzonder groot belang in het voorkomen van toekomstige strafbare feiten door verdachte. Dat is niet alleen in het belang van verdachte, maar zeker ook in het belang van de samenleving als geheel.
Strafmaat.De rechtbank is, al met al, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 75 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uur.
Tot slot zal de rechtbank geheel voorwaardelijk een rijontzegging opleggen voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank komt tot een zwaardere straf dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft hierbij nadrukkelijk acht geslagen op zowel de ernst van de feiten als de weinig reflectieve en berouwvolle houding van verdachte tijdens de zitting.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Vordering
[slachtoffer] vordert een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van € 1.500,00 met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 en 2.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door verdachte is aangetast in de persoon. De benadeelde partij heeft het fysieke letsel en het feit dat zij nu traumatherapie volgt, met schriftelijke stukken onderbouwd. Nu verdachte de vordering niet inhoudelijk heeft betwist en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onbillijk voorkomt, acht de rechtbank het gevorderde bedrag toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2022 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht,
5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: