ECLI:NL:RBOBR:2024:81

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
ZM/IND/122212
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1975 en momenteel verblijvende in de P.I. Vught. De officier van justitie had op 20 december 2023 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2024 zijn de raadsman van de betrokkene en de officier van justitie gehoord. De betrokkene verzet zich tegen het verzoek, met de stelling dat hij zijn woning zal verliezen en dat er mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie toe en verleent een zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met inbegrip van verschillende vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De beschikking is gegeven door mr. C.A. Mandemakers als voorzitter, met mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. S.A.A.P. van Hees als leden. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, in te stellen door een advocaat binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK Oost-Brabant
Team strafrecht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zorgmachtiging (artikel 2.3, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 5:17 en art. 5:19 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Zaaksnummer: ZM/IND/122212
Beslissing betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 Wfz, ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [1975] in [geboorteplaats],
momenteel verblijvende in de P.I. Vught,
bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.M. Cliteur, advocaat in ‘s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
De officier van justitie heeft middels een verzoekschrift d.d. 20 december 2023 verzocht een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene te verlenen. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur C.J.A. Koopal (psychiater) van de GGzE in Eindhoven d.d. 17 december 2023;
  • de medische verklaring ten behoeve van de voorbereiding van een Zorgmachtiging d.d. 12 december 2023 (het psychiatrisch onderzoek vond plaats op 11 december 2023) ondertekend door R.J. van Montfoort, psychiater;
  • het zorgplan/behandelplan opgesteld d.d. 13 december 2023;
  • de zorgkaart opgemaakt d.d. 7 december 2023, niet ondertekend;
  • de politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024 in het gebouw van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch, tegelijk met de behandeling van de vordering tot verlenging gevangenhouding van de officier van justitie.
1.3.
Ter zitting van 4 januari 2024 zijn aanwezig en worden gehoord:
  • de raadsman van betrokkene, mr. J.J.M. Cliteur, advocaat in ‘s-Hertogenbosch;
  • de officier van justitie.
1.4.
Ter zitting van 4 januari 2024 is wegens de afwezigheid van deskundige C. van Rens telefonisch gehoord:
- de geneesheer-directeur C.J.A. Koopal (psychiater) van de GGzE in Eindhoven.

2.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een zorgmachtiging te verlenen. Ten aanzien van de verschillende vormen van zorg en de op te leggen duur heeft de officier van justitie verwezen naar het verzoekschrift.

3.Standpunt van betrokkene

Betrokkene heeft zich alles overziend verzet tegen inwilliging van het verzoek. Ingeval de rechtbank het verzoek van de officier van justitie toewijst, zal hij naar zijn zeggen zijn woning kwijtraken.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek van de officier van justitie dient te worden afgewezen. De psychiater heeft betrokkene niet gezien en gesproken en heeft hiertoe onvoldoende actie ondernomen. Reeds hierom dient het verzoek afgewezen te worden. Meer inhoudelijk heeft de raadsman gezegd dat hoewel er sprake is van een stoornis en ten gevolge daarvan ernstig nadeel, er mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat een aantal van de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg, meer specifiek (1) het toedienen van vocht, voeding en medicatie, (2) beperken van de bewegingsvrijheid en opnemen in een accommodatie (6) en insluiten (3), in combinatie met uitoefenen van toezicht op betrokkene (4) eveneens dient te worden afgewezen. 1, 2, 3 en 6 vanwege de bereidheid dit vrijwillig te ondergaan, en 3 en 4 vanwege een onvoldoende onderbouwing hiervan.

4.Beoordeling

4.1.
De raadsman heeft betwist dat aan de formele vereisten is voldaan nu de psychiater betrokkene niet heeft onderzocht. De psychiater stuitte op de weigering van betrokkene hem te woord te staan. Niet gebleken is dat het medische advies op basis van de stukken onvolkomenheden bevat of onvoldoende bruikbaar is voor het beoordelen van het verzoek. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is het volgende gebleken:
o uit de medische verklaring en het zorgplan blijkt dat betrokkene lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
o het gedrag van betrokkene als gevolg van de psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, leidt tot ernstig nadeel, dat bestaat uit of het aanzienlijk risico op:
 ernstig lichamelijk letsel;
 ernstige materiële schade;
 de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
 de situatie dat de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar is.
Met het oog op:
 het afwenden van een ernstig nadeel;
 het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint;
 het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
4.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Hoewel betrokkene ter zitting aangaf akkoord te zijn met een opname en medicatie-inname komt uit de stukken het beeld naar voren van een niet meewerkende man, die als gevolg van zijn stoornis achterdochtig is en allerlei drempels ervaart om daadwerkelijk op vrijwillige basis mee te werken. De nu getoonde bereidwilligheid is niet consistent en langdurig gebleken. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan/behandelplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur.
4.3.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman met betrekking tot de vormen van zorg (1, 2, 3 en 6) waaraan betrokkene vrijwillig mee zou willen werken. Uit de verklaring van betrokkene blijkt immers dat dat alleen geldt onder zijn voorwaarden. Gelet op de stukken is de rechtbank er niet van overtuigd dat betrokkene in staat is een goede inschatting te maken of deze voorwaarden ook in het belang zijn van zijn welzijn. Al met al worden de volgende vormen van zorg, zoals in het plan voor na te noemen duur verzocht, door de rechtbank toelaatbaar geacht:
Toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
6 maanden
Het toedienen van medicatie: Tijdens een opname, wanneer cliënt een psychotisch beeld vertoont en behandeling weigert. Het is dan proportioneel om cliënt medicatie toe te dienen. Een antipsychoticum is van evident belang om symptomen van een psychotische stoornis te corrigeren of onderdrukken. In het recente verleden is gebleken dat er situaties kunnen ontstaan waarbij cliënt niet in staat is om op adequate wijze voor zichzelf op te komen.
Beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
Wanneer cliënt in een accommodatie wordt opgenomen, kan het nodig zijn om de vrijheden (tijdelijk) in te perken om een dreigende uitbarsting in de maatschappij te voorkomen. Dit verandert zodra er met cliënt afspraken kunnen worden gemaakt, c.q. wanneer de psychische conditie van cliënt voldoende is hersteld om onbegeleid de accommodatie te kunnen verlaten.
Aanbrengen van de beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
Wanneer geen of onvoldoende contact met hulpverlening een aanzienlijk risico is op (dreigend) ernstig nadeel dat voortvloeit uit de vastgestelde diagnose, dan mag dit contact met hulpverlening als verplichte zorg worden ingezet.
Opnemen in een accommodatie
6 maanden
Wanneer cliënt geen of onvoldoende anti-psychotische medicatie inneemt dan kan hij in een psychotische toestand vervallen. In het verleden is cliënt opgenomen in een accommodatie vanwege een onveilige situatie die was voortgekomen uit zijn betrekkingsideeën en achterdocht. Het is in het verleden gebleken dat cliënt vanuit psychotische gedachten geweld kan gebruiken richting zijn directe omgeving. Opname biedt dan veiligheid en is doelmatig in het afwenden van het dreigend gedrag.
Voor de meer of anders verzochte vormen van zorg ontbreekt het, mede gelet op het verweer van de verdediging, aan een passende onderbouwing.
4.4
De rechtbank komt tot de conclusie dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. De zorgmachtiging met inbegrip van de vormen van verplichte zorg, zal dan ook worden verleend, zoals hiervoor onder 4.3 omschreven. De rechtbank gaat ervan uit dat er altijd voor het minst ingrijpende, maar adequate middel wordt gekozen.
4.5.
De verschillende vormen van zorg kunnen voor de hieronder gestelde termijnen worden toegepast. Deze termijnen zijn noodzakelijk om het doel van verplichte zorg te realiseren.

5.Beslissing

De rechtbank:
Wijst toehet verzoek van de officier van justitie en
verleent een zorgmachtigingten aanzien van
[betrokkene]
geboren op [1975] in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
Vorm van zorg
Duur
Toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
6 maanden
Beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
Aanbrengen van de beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
Opnemen in een accommodatie
6 maanden
Deze zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar. De machtiging is geldig vanaf dagtekening en moet binnen twee weken ten uitvoer worden gelegd.
Deze zorgmachtiging is geldig voor de duur van 6 maanden, te weten uiterlijk tot 4 juni 2024.
Deze machtiging is op 4 januari 2024 gegeven door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. S.A.A.P. van Hees, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago griffier.
Tegen de beschikking van deze rechtbank staat voor betrokkene en officier van justitie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen door een advocaat middels het indienen van een verzoekschrift bij de griffie van de Hoge Raad,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking.