ECLI:NL:RBOBR:2024:809

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
01/013821-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling door het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer, wat leidde tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht, beschermd wonen, een contactverbod met het slachtoffer, en deelname aan middelencontrole. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die € 500,00 aan immateriële schade vorderde, volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, zowel lichamelijk als psychisch, en dat het incident plaatsvond in een omgeving waar men zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank weigerde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat dit de plaatsing van de verdachte in een beschermde woonvorm zou doorkruisen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.295347.23
Parketnummer vordering: 01.013821.23
Datum uitspraak: 05 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: penitentiaire inrichting Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte of veroordeelde) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 februari 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 6 november 2023 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] heeft vast gepakt en/of een wurggreep heeft aangelegd en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2023 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] heeft vast gepakt en/of een wurggreep heeft aangelegd en/of
de keel van die [slachtoffer] heeft dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 6 november 2023 te Helmond [slachtoffer] heeft mishandeld doordie [slachtoffer] vast te pakken en/of een wurggreep aan te leggen en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt te houden.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.013821.23 is aangebracht bij vordering van 18 december 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Eindhoven van 17 april 2023. Een kopie van de vordering is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en tot een bewezenverklaring zal komen ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak feit 1 primair.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte, maar ook in het verhoor daarna, verklaard dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg.
De rechtbank stelt voorop dat niet elk dichtknijpen van de keel een aanmerkelijke kans oplevert op de dood. Of deze gedraging – het dichtknijpen van de keel – de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden, waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het strafdossier bevat verklaringen van aangeefster, waarin zij heeft aangegeven dat zij geen lucht meer kreeg en dat verdachte haar pas los liet toen begeleiding de woonkamer in liep. Ook [getuige] heeft verklaard dat verdachte aangeefster stevig bij haar keel vasthield. Ook blijkt uit deze verklaringen dat aangeefster met schorre stem om hulp heeft geroepen. De rechtbank stelt vast dat verdachte de keel van aangeefster enige tijd heeft dichtgeknepen. Noch uit deze, noch uit de overige bewijsmiddelen kan echter worden vastgesteld wat de duur van deze handeling is geweest.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
De bewijsmiddelen. [1]
1.
Een proces-verbaal van bevindingen, van 6 november 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 11 en 12:
Op 6 november 2023 kregen wij het verzoek te gaan naar [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] te Helmond. Aldaar zou een bewoonster net zijn aangevallen door twee medebewoners. Ter plaatse hoorden wij het verhaal aan van de begeleider, tevens [getuige] en van het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] gaf aan dat ze in de woonkamer plotseling door medebewoner [betrokkene] werd vastgepakt en hij haar niet los wilde laten. Ze kwam met geen mogelijkheid los. Toen heeft ze om begeleiding geroepen. Daarna kwam medebewoner [verdachte] , welke meteen [slachtoffer] bij haar keel vastgreep en haar leek te willen wurgen. [slachtoffer] bleef vervolgens om hulp roepen waarop uiteindelijk [getuige] aan kwam lopen en dit tafereel zag. Hierop heeft [getuige] hen uit elkaar gehaald en de politie gebeld. (...) Ik heb van [slachtoffer] een aangifte opgenomen. Hierbij heb ik foto's gemaakt van het letsel van [slachtoffer] . Ik zag dat zij schrammen en blauwe plekken had bij haar keel, ter hoogte van de kaaklijn.
2.
Een proces-verbaal van aangifte, van [slachtoffer] , van 6 november 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , pag. 18 en 19:
Ik doe aangifte van mishandeling c.q. poging tot doodslag. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel. Op 6 november 2023 bevond ik mij in de woning gelegen aan het [adres 2] in Helmond. Ik was in de gezamenlijke woonkamer waar alle bewoners toegang tot hebben. (…) Ik zag dat [verdachte] , een andere medebewoner, in de huiskamer aanwezig was op het moment dat [betrokkene] mij vastpakte. Ik zag dat [verdachte] op ons af liep. Ik voelde dat [verdachte] mij om mijn keel vastpakte en ik zag dat hij dit deed met zijn arm, terwijl [betrokkene] mij nog altijd vasthield om mijn middel. Ik voelde dat hij zijn arm om mijn nek/keel klemde en vervolgens mijn hoofd stevig tegen zich aan drukte. Ik voelde dat de arm tegen mijn adamsappel aan drukte. Hierdoor merkte ik dat ik geen geluid kon maken of om hulp kon roepen. Ik voelde dat zijn arm hard en stevig tegen mijn keel drukte en dat dit steeds heviger werd. Ik kreeg hierdoor geen lucht meer. (...) Ik had echt het gevoel dat ik dood ging. Op het moment dat [verdachte] mijn keel dichtkneep met zijn arm, probeerde ik nog met mijn armen te gebaren naar [betrokkene] en [verdachte] dat ik geen lucht meer kreeg. Dit had geen effect want [verdachte] en [betrokkene] lieten mij niet los. Ik weet alleen dat het volgende moment dat [verdachte] en [betrokkene] mij loslieten, omdat een begeleider van [bedrijf] er ineens bij stond.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] , van 6 november 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 22 en 23:
Op 6 november 2023 was ik aan het werk als begeleider bij [bedrijf] te Helmond. (...) Ik zat in het kantoor op de begane grond, toen ik plotseling een stem hoorde. Ik hoorde een schorre stem roepen: "Begeleiding". Het klonk redelijk zacht qua volume. Alsof iemand gewurgd werd en hierdoor niet luidkeels kon schreeuwen. Ik hoorde overduidelijk paniek in de stem. Door de schor klinkende stem kon ik hier niet uit halen wie er om begeleiding riep. Ik hoorde dat de stem vanuit de huiskamer leek te komen. In de woonkamer aangekomen zag ik drie van onze bewoners. Dit betroffen [slachtoffer] , [verdachte] en [betrokkene] . Ik zag dat [betrokkene] en [verdachte] [slachtoffer] vasthielden en dat [verdachte] [slachtoffer] leek te wurgen. (…) Ik zag dat [verdachte] naast de bank stond. Ik zag dat [verdachte] voorover gebukt stond en [slachtoffer] bij haar keel vasthield. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] stevig vasthield. Ik zag dat [slachtoffer] paniekerig uit haar ogen keek en zag dat en hoorde dat ze probeerde te schreeuwen. Ik hoorde [slachtoffer] met een samengeknepen schorre stem riep: "Help begeleiding help". Ik weet zeker dat ze probeerde los te komen uit de houdgrepen van [verdachte] en [betrokkene] . Het leek alsof er iemand werd omgelegd. Ik riep onmiddellijk op boze toon "Hey, wat gebeurt er hier en laat haar los". Ik zag dat [verdachte] en [betrokkene] hierop allebei meteen [slachtoffer] loslieten. (...) [slachtoffer] vertelde mij: " [verdachte] heeft mij bijna dood gemaakt. Ik kon bijna niet meer ademen. Kijk naar mijn keel.". Ik keek hierop naar haar keel en zag verschillende schrammen op [slachtoffer] keel ter hoogte van haar kaaklijn. Toen [slachtoffer] zei dat [verdachte] haar bijna had doodgemaakt hoorde ik [verdachte] hierop reageren. Ik keek om en zag en hoorde dat [verdachte] zei: "Nee het is jouw schuld. Als jij eerder hier was geweest was dit niet gebeurd".
4.
Een proces-verbaal van verhoor aangever, van 16 november 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 4] , pag. 5 en 6:
V: vraag verbalisant
A: antwoord aangeefster
V: Waar was jij op dat moment en in welke positie was jij?
A: Ik lag nog steeds bovenop [betrokkene] die mij nog steeds van achteren om mijn middel vast hield. [verdachte] ging achter mij staan en pakte mij van achteren om mijn nek in een verwurging.
(…)
O: [verdachte] heeft bij de rechter verklaard dat hij op de ene bank zat en dat [betrokkene] en jij op de andere bank zaten te stoeien. Door jullie herrie kon hij de tv niet volgen. Hij hoort op een gegeven moment dat jij "help, help, help" roept en dat hij daarop naar jullie is gelopen en jou vast heeft gepakt om jou los te maken van [betrokkene] .
V: Wat klopt er van de verklaring van [verdachte] ?
A: Het kan zijn dat [verdachte] last heeft gehad van mijn hulp geroep en dat dat op zijn zenuwen heeft gewerkt, maar toen hij naar mij toe kwam heeft hij niet geprobeerd om mij los te maken van [betrokkene] , maar heeft hij daadwerkelijk getracht om mij van achteren te wurgen. Hij liet ook pas los toen de begeleider erbij kwam. Ik had echt gedacht dat ik daar het leven zou laten.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er een incident heeft plaatsgevonden tussen aangeefster [slachtoffer] en [betrokkene] . Op enig moment raakt verdachte betrokken bij dit incident en pakt hij aangeefster van achter vast. Daarbij knijpt verdachte de keel van aangeefster dicht, waardoor zij geen lucht meer krijgt.
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat verdachte niet het opzet had om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu hij haar slechts wilde helpen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank overweegt dat, zoals algemeen bekend kan worden verondersteld, zich in de hals van een mens onder meer vitale bloedvaten en de luchtpijp bevinden. Het is daarmee een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Het is dan ook een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel zuurstofgebrek en een hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben. Uit de verklaringen van aangeefster en [getuige] volgt dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Gelet op het letsel dat bij aangeefster is geconstateerd rondom haar keel en hals, het feit dat aangeefster heeft verklaard geen lucht meer te krijgen en het feit dat aangeefster slechts met schorre stem om hulp kon roepen, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat kan worden vastgesteld dat verdachte de keel van aangeefster met kracht heeft dichtgeknepen.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door het dichtknijpen van de keel.
Voor de vraag of er sprake is van bewuste aanvaarding van zo’n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte de keel van aangeefster met kracht enige tijd heeft dichtgeknepen. Verdachte stopte pas toen begeleiding de woonkamer binnen kwam.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en [getuige] verschillen voor wat betreft de manier waarop verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. De rechtbank overweegt dat aangeefster consistent heeft verklaard en gaat uit van de verklaring van aangeefster. De verklaring van [getuige] ondersteunt de verklaring van aangeefster dat verdachte in elk geval de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank, anders dan de verdediging, de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 6 november 2023 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] heeft vastgepakt en de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Ter terechtzitting is door de verdediging bepleit dat er sprake was van noodweer-, dan wel noodweerexces. Verdachte zou aangeefster hebben willen beschermen tegen een onmiddellijke bedreiging. Hierdoor zou ontslag van alle rechtsvervolging moeten volgen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte in de visie van het Openbaar Ministerie een wurggreep heeft aangelegd, waardoor er niet meer kan worden gesproken van een noodweersituatie.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) is vereist dat er sprake is van verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De feiten en omstandigheden die aan dit beroep ten grondslag liggen, dienen aannemelijk te worden gemaakt.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk. Er was sprake van een wederrechtelijk aanranding van [slachtoffer] door [betrokkene] , doch verdachte heeft hier een verdere aanranding, namelijk het dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] , aan toegevoegd. Daarbij is gebleken dat het handelen van verdachte het gevolg was van bewust handelen, niet van een hevige gemoedsbeweging. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de hierboven gebezigde aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De rechtbank verwerpt het beroep en verklaart verdachte strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en daarbij de aanvulling die per e-mail op 20 februari 2024 is binnengekomen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, een gevangenisstraf van 121 dagen op te leggen. Eventueel zou een korte voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, kunnen worden opgelegd, zodat een plaatsing van verdachte bij De Schakel gerealiseerd kan worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door de keel van aangeefster dicht te knijpen. Dit is een ernstig feit. Verdachte is pas gestopt met het dichtknijpen van haar keel toen begeleiding van de woonvoorziening waar zij beiden woonachtig waren de gemeenschappelijke woonkamer binnen kwam. Aangeefster heeft door het handelen van verdachte letsel opgelopen, wat veel erger had kunnen zijn als deze begeleider niet op tijd ter plaatse was. Naast lichamelijk letsel heeft aangeefster ook te kampen met psychisch leed. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het incident heeft plaatsgevonden in de woonvoorziening waar verdachte en slachtoffer woonachtig waren. Een dergelijke plaats is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door het handelen van verdachte voelt aangeefster zich niet meer veilig.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 15 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en dat verdachte in een proeftijd liep ten tijde van onderhavig strafbaar feit.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het adviesrapport van Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils van 6 februari 2024, waaruit volgt dat een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd in geval van een bewezenverklaring. De bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd, zijn een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [slachtoffer] , het vinden en behouden van dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. Per e-mail heeft de reclassering op 20 februari 2024 kenbaar gemaakt dat een geslaagde intake heeft plaatsgevonden bij woonvoorziening De Schakel van De Rooyse Wissel en dat aan de bijzondere voorwaarden kan worden toegevoegd ‘het houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook als dat inhoudt abstinentie’.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Met de officier van justitie acht de rechtbank, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Gelet op de mogelijkheid dat verdachte op 6 maart 2024 geplaatst kan worden bij De Schakel, acht de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, het van belang dat de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de duur van het voorarrest niet te boven zal gaan, zodat plaatsing direct gerealiseerd kan worden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd. Deze zijn nader in het dictum omschreven.
Alles overziend, zal de rechtbank aldus aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Mr. Soekhai heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer] een vordering ingediend. Deze vordering bestaat uit € 500,00 voor immateriële schade. Tevens wordt verzocht om de wettelijke rente vanaf 6 november 2023 daarover toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om het verzoek tot schadevergoeding volledig toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit om rekening te houden in de hoogte van het toe te wijzen bedrag met het aandeel van [betrokkene] in het psychisch leed dat aangeefster heeft ervaren. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard schadevergoeding te betalen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2023 tot de dag der algehele voldoening. De gevorderde schadevergoeding ziet op de gevolgen van het dichtknijpen van de keel van aangeefster door verdachte, bestaande uit pijn aan haar hals en keel en de psychische gevolgen van de vrees voor haar leven. De vordering is voldoende onderbouwd en komt niet onredelijk hoog voor.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.013821.23.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf de plaatsing in De Schakel zal doorkruisen. Dit acht de rechtbank, gelijk de officier van justitie, niet wenselijk.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 dagen;
beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
groot 119 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat verdachte voor het einde van
een proeftijd van 2 jaaréén of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres Doctor Cuyperslaan 80 te Eindhoven of op het telefoonnummer 088 090 11 40. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verblijft in de beschermde woonvorm De Schakel van de Rooyse Wissel of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met [slachtoffer] , geboren op [1969] te Helmond, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • mee werkt aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • zich gedurende de proeftijd houdt aan de richtlijnen van de reclassering ten aanzien van middelengebruik, ook als dat inhoudt abstinentie;
geeft aan de reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden,
met uitzondering van het contactverbod, en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
legt op de volgende
maatregel:
* een
maatregel van schadevergoedingvan
€ 500,00,te vervangen door
10 dagen gijzeling;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 500,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
wijst af de vordering met parketnummer 01-013821-23 van de officier van justitie d.d. 18 december 2023;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te weten op 6 maart 2024 met dien ten verstande dat verdachte op 6 maart 2024 wordt overgebracht naar De Schakel van de Rooyse Wissel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. Rampaart, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. P. Lindeman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 05 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023244999.