ECLI:NL:RBOBR:2024:799

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
82.171238.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde ontnemingsprocedure na schikking in strafzaak wegens witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen betrokkene, die was veroordeeld voor witwassen. Betrokkene heeft een schikkingsvoorstel van de officier van justitie geaccepteerd, waarbij hij een bedrag van € 191.682,-- heeft betaald. Deze schikking is getroffen op basis van artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schikkingsovereenkomst door zowel de officier van justitie als betrokkene is ondertekend en dat betrokkene het verschuldigde bedrag heeft voldaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot betaling van een bedrag van € 317.340,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, beoordeeld en geconcludeerd dat de ontnemingsprocedure niet langer voortgezet hoeft te worden. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzittingen van 30 januari 2023 en 22 januari 2024, waarbij de officier van justitie de schikking heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft in haar vonnis bevestigd dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, conform de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer ontneming: [82.171238.22]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 82.171238.22 (ontnemingszaak)
Datum uitspraak: 4 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
wonende te [adres] ,
hierna: betrokkene.

Onderzoek van de zaak

De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 317.340,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 januari 2023 en 22 januari 2024.

Schikking ex artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering

De officier van justitie heeft op de zitting van 22 januari 2024 medegedeeld dat hij 7 december 2023 met betrokkene een schriftelijke schikking heeft getroffen op grond van het bepaalde in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft deze schikkingsovereenkomst aan de rechtbank overgelegd. De schikking is door zowel de officier van justitie als betrokkene ondertekend.
De schikkingsovereenkomst houdt in dat betrokkene ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 191.682,-- aan de Staat der Nederlanden betaalt, te voldoen uit het saldo van het onder betrokkene gelegde beslag. Na voldoening van aan deze schikking zal de officier van justitie het resterende beslag opheffen.
Daarnaast is overeengekomen dat betrokkene uitdrukkelijk afziet van ieder mogelijk bestaand recht op een fiscale aftrekmogelijkheid en dat hij zich aan deze verklaring zal houden als de Belastingdienst zich op deze verklaring beroept. Voorts doet betrokkene afstand van iedere mogelijke aanspraak op strafvorderlijke vergoeding gebaseerd op de strafzaak met bovenstaand parketnummer uit welke hoofde dan ook, waaronder rentevergoeding.
Gelet op deze schikkingsovereenkomst heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht te bepalen dat deze ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd.

Beoordeling

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie een schikking als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering met betrokkene is aangegaan ter ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schikkingsovereenkomst door betrokkene en de officier van justitie is ondertekend. Ter terechtzitting van 22 januari 2024 heeft de officier van justitie verklaard dat betrokkene het in de schikkingsovereenkomst genoemde bedrag van € 191.682,-- heeft betaald.
In het stelsel van strafvordering ligt besloten dat een eenmaal aangevangen ontnemings-procedure wordt afgesloten met een rechterlijke beslissing op de vordering. Een uitzondering hierop kan alleen worden aangenomen in die gevallen waarin de wet expliciet regelt dat deze hoofdregel niet van toepassing is. In het geval van een ontnemingsvordering geldt deze uitzondering wanneer een schikking als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering tot stand is gekomen en aan de termen van die schikking door betrokkene is voldaan. In artikel 6:4:18 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat door voldoening aan de termen van de schikking, wanneer de ontnemingsvordering al is ingediend, zoals hier het geval is, de zaak van rechtswege is geëindigd. Daarom zal de rechtbank verstaan dat de ontnemingsprocedure tegen de verdachte van rechtswege is geëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
 Verstaat dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. O.Y. Ifzaren, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 4 maart 2024.