ECLI:NL:RBOBR:2024:777

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
82-328160-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige maatregel ex artikel 29 WED betreffende dierenwelzijn in varkensbedrijf

In de zaak van een verdachte die een varkensbedrijf voert, heeft de economische raadkamer op 14 februari 2024 een voorlopige maatregel ex artikel 29 van de Wet op de Economische Delicten (WED) bevolen. De officier van justitie had een vordering ingediend om de onderneming van de verdachte stil te leggen vanwege ernstige bezwaren met betrekking tot overtredingen van de Wet dieren. De economische raadkamer oordeelde dat het belang van dierenwelzijn onmiddellijke actie vereiste, gezien de eerdere overtredingen en de slechte omstandigheden waarin de varkens zich bevonden. De raadkamer besloot echter tot een minder vergaande maatregel dan gevorderd door de officier van justitie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De beschikking houdt in dat de verdachte zich gedurende zes maanden moet onthouden van het houden van meer dan 500 zeugen op locatie 1 en meer dan 2000 vleesvarkens op locatie 2. Tevens moet hij zich onthouden van het aanvoeren van varkens vanuit externe bedrijven naar beide locaties. De economische raadkamer heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk in de fout is gegaan en dat eerdere waarschuwingen niet hebben geleid tot verbetering van de situatie. De beslissing is genomen in het belang van het dierenwelzijn, dat door de overtreden voorschriften wordt beschermd. De economische raadkamer heeft de beschikking dadelijk uitvoerbaar verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Parketnummer : 82-328160-23
Raadkamernummer : 23-030854
Datum : 14 februari 2024
Beschikking van de meervoudige economische raadkamer op de vordering van de officier van justitie ex artikel 29 Wet op de Economische Delicten
De vordering heeft betrekking op de verdachte:

[verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,wonende te [adres]

Het verloop van de procedure.Op 8 december 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend die ertoe strekte dat de economische raadkamer op grond van artikel 29 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) als voorlopige maatregel zou bevelen dat de onderneming van verdachte zou worden stilgelegd.

De behandeling van de vordering is tweemaal uitgesteld op verzoek en in het belang van verdachte.
Op 5 en 14 februari 2024 is de vordering inhoudelijk behandeld in de openbare raadkamer. Hierbij zijn de officier van justitie mr. J. Bekke, de verdachte en diens raadsman, mr. R.A.E. Bunge, gehoord.
De economische raadkamer heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • een dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 182189/149107/3004052/5, afgesloten op 23 november 2023, met paginanummering 1 tot en met 33 en daarbij gevoegd 51 bijlagen;
  • een proces-verbaal van bevindingen, behorende bij proces-verbaal 149107, houdende het verhoor van verdachte van 9 januari 2024;
  • de veterinaire verklaring van [dierenarts 1] , toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, van 9 januari 2024.
  • een dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 178793/145462/3004052-5, afgesloten op 16 juni 2023 (dat ziet op de controle op 13 april 2023), met paginanummering 1 tot en met 27 en daarbij gevoegd 25 bijlagen;
  • twee door de verdediging overgelegde bezoekverslagen, opgemaakt door [dierenarts 2] op 13 februari 2024.

Standpunten.De officier van justitie heeft in raadkamer zijn oorspronkelijke vordering bijgesteld. Zijn bijgestelde standpunt heeft hij op voorhand op schrift gezet en gedeeld met de verdediging en de rechtbank (OM-standpunt voorlopige maatregel, 9 januari 2024). De vordering is komen te luiden dat ten aanzien van verdachte een voorlopige maatregel ex artikel 29 WED zal worden bevolen, in die zin dat:

  • de verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw) (laten) verrichten van enige handelingen die kunnen leiden tot inseminatie van varkens en/of het werpen van biggen (kennelijk) bestemd voor de fokkerij, op het adres [locatie 1] te Lieshout en/of [locatie 2] te Mariahout dan wel op een andere (bedrijfs)locatie in Nederland;
  • de verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw)(laten) aanvoeren van varkens op het adres [locatie 1] te Lieshout en/of [locatie 2] te Mariahout dan wel op een andere (bedrijfs)locatie in Nederland;daaronder wordt mede verstaan dat de verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw) (laten) aanvoeren van varkens van het adres [locatie 1] te Lieshout naar het adres [locatie 2] te Mariahout; alsmede dat
  • de verdachte zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres [locatie 1] te Lieshout, anders dan het houden van zeugen, biggen en/of gespeende varkens.
Het schriftelijke OM-standpunt is in het digitale dossier gevoegd.
De raadsman van de verdachte heeft in raadkamer van 14 februari 2024 verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.

Beoordeling.

Het wettelijk kader.Artikel 29, eerste lid, van de WED bepaalt dat de rechtbank vóór de behandeling ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie een voorlopige maatregel kan bevelen indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, die door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen. Eén van de mogelijk te bevelen voorlopige maatregelen betreft de gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan.
De ernstige bezwaren.Uit de hierboven vermelde stukken is de economische raadkamer gebleken dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan ter zake van diverse overtredingen van de Wet dieren, gepleegd op 23 oktober 2023. Op die datum is door de NVWA geconstateerd dat op de bedrijfslocaties aan [locatie 1] te Lieshout en [locatie 2] te Mariahout regels met betrekking tot het houden van dieren en het dierenwelzijn niet werden nageleefd. Varkens kregen niet de zorg die zij nodig hadden en de dierenverblijven waren niet in orde. Dertien varkens moesten geëuthanaseerd worden, omdat zij er te slecht aan toe waren.
De economische raadkamer stelt vast dat de overtreden voorschriften strafbare feiten opleveren als bedoeld in de WED.
Onmiddellijk ingrijpen is vereist.
De economische raadkamer is van oordeel dat het belang van dierenwelzijn dat door de overtreden voorschriften wordt beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereist, ook al is het bijna vier maanden geleden dat de overtredingen zijn geconstateerd. Het oordeel dat niet langer gewacht kan worden met ingrijpen, baseert de economische raadkamer op de historie van het bedrijf, de bevindingen tijdens inspecties op de bedrijfslocaties van verdachte sinds 2020 en de eerdere veroordelingen van verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Het gaat dan om het volgende.
Het bedrijf van verdachte is gecontroleerd op 28 januari 2020, 27 oktober 2020, 12 april 2021, 27 juni 2022, 13 april 2023 en 23 oktober 2023. Tijdens genoemde controles is vastgesteld dat er bij de verdachte stelselmatig sprake is van misstanden omtrent dierenwelzijn en schending van de wettelijke verplichtingen inzake kort gezegd - het bedrijfsmatig houden en fokken van varkens. [1]
De economische raadkamer stelt voorts vast dat bij vonnis van deze rechtbank van 25 april 2022 in de gevoegde strafzaken met kenmerk: 82-159485-18, 82-159427-18, 82-223154-21, 82-237031-21, 82-250617-17 en 82-250959-17, een voorwaardelijke stillegging van de onderneming is bevolen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Dit vonnis is onherroepelijk.
De economische raadkamer stelt daarnaast vast dat bij vonnis van de economische politierechter van deze rechtbank van 11 september 2023 met kenmerken: 82-097314-23 en 82-023877-23 aan de verdachte opnieuw een voorwaardelijke stillegging van de onderneming is bevolen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Ook dit vonnis is onherroepelijk.
Blijkens deze onherroepelijke uitspraken is de verdachte uitdrukkelijk en bij herhaling gewezen op de ondeugdelijkheid van zijn bedrijfsvoering. Uit het thans voorliggende dossier volgt dat deze waarschuwingen op de verdachte niet het beoogde effect hebben gehad en geen wezenlijke verandering teweeg hebben gebracht. Binnen zijn bedrijf blijft hardnekkig sprake van (soortgelijke) overtredingen, waardoor het dierenwelzijn ernstig wordt geschaad.
Gelet op het voorgaande heeft de economische raadkamer er geen vertrouwen in dat verdachte zelfstandig, zonder dwingende maatregel op grond van de WED, zodanige veranderingen doorvoert dat daarmee zijn bedrijfsvoering in lijn met de geldende wet- en regelgeving wordt gebracht en het dierenwelzijn wordt gewaarborgd. De economische raadkamer acht het dan ook noodzakelijk om onmiddellijk in te grijpen.
De belangen van verdachte
Verdachte realiseert zich dat hij tekort is geschoten in de zorg voor zijn varkens en dat binnen zijn bedrijf vergaande aanpassingen moeten worden gedaan. Hij heeft uitgelegd dat hij bij een lagere bezettingsgraad van zijn stallen beter in staat is om dit te doen. Ondertussen onderkent verdachte dat het beter is als hij stopt met zijn bedrijf en het verkoopt. Het lukt hem niet om te voldoen aan alle regels en hij en zijn gezin lijden onder de stress die het werk en de rechtszaken met zich meebrengen. Het streven van verdachte is om de verkoop in de komende maanden zijn beslag te laten krijgen. Hij heeft daarom een groot economisch belang bij het – al dan niet in beperktere vorm – laten voortbestaan van zijn bedrijf in de maanden tot aan de behandeling van zijn strafzaak.
Afweging proportionaliteit
De economische raadkamer is van oordeel dat het belang van dierenwelzijn onmiddellijk ingrijpen ten aanzien van de onderneming van verdachte vergt. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de economische raadkamer een minder vergaande gedeeltelijke stillegging van het bedrijf bevelen dan door de officier van justitie is gevorderd. De economische raadkamer gaat er vanuit dat door het aantal varkens op de bedrijfslocaties van verdachte aanzienlijk te verminderen, het belang van dierenwelzijn kan worden beschermd. Om die reden zal de economische raadkamer volstaan met toewijzing van de vordering zoals hieronder uiteengezet.
Conclusie.De economische raadkamer is ten aanzien van de onderneming van verdachte van oordeel dat sprake is van een zodanig klemmende situatie dat het opleggen van een voorlopige maatregel geboden is. Er is sprake van ernstige bezwaren tegen verdachte en de belangen, die door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, vereisen een onmiddellijk ingrijpen. De termijn van de voorlopige maatregel zal worden bepaald op zes maanden.

BESLISSING

De economische raadkamer:
beveelt dat de verdachte met ingang van 14 februari 2024voor de duur van zes maanden:
Ten aanzien van locatie [locatie 1] te Lieshout
- zich binnen 4 weken na heden zal onthouden van het houden van meer dan 500 zeugen (guste, dragende en kraamzeugen) op het adres [locatie 1] te Lieshout, hetgeen betekent dat hij het boventallige aantal zeugen –
niet zijnde de dragende zeugen of de kraamzeugen– moet laten afvoeren of verkopen. Om dit te bereiken zal verdachte zich per direct moeten onthouden van het (opnieuw) (laten) verrichten van handelingen die kunnen leiden tot inseminatie van varkens en/of het werpen van biggen totdat het boventallige aantal zeugen (niet dragend of kramend) zal zijn afgevoerd of verkocht;
- zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres [locatie 1] te Lieshout, anders dan zeugen, biggen en/of gespeende varkens;
Ten aanzien van locatie [locatie 2] te Mariahout
- zich binnen 4 weken na heden en vervolgens continu zal onthouden van het houden van meer dan 2000 vleesvarkens op het adres [locatie 2] te Mariahout, hetgeen betekent dat hij het boventallige aantal vleesvarkens moet laten afvoeren of verkopen;
- zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres [locatie 2] te Mariahout, anders dan vleesvarkens;
Ten aanzien van beide locaties
-
zich zal onthouden van het (opnieuw)(laten) aanvoeren van varkens vanuit externe bedrijven naar het adres [locatie 1] te Lieshout en/of [locatie 2] te Mariahout.
gelastdat deze voorlopige maatregel onverwijld aan de verdachte zal worden
betekend.

Deze beschikking is op de grond van artikel 31 WED dadelijk uitvoerbaar.

Deze beslissing is gegeven door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. N. Noortmann, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken in openbare raadkamer van 14 februari 2024.
Mr. Noortmann is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pagina 5 en 6 van het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 182189/149107/3004052/5.