Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal en het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 7 maart 2022 in Valkenswaard meermalen afbeeldingen heeft verworven en in bezit heeft gehad die seksuele gedragingen van een minderjarige bevatten. De verdachte heeft ook ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, waarbij hij via Snapchat seksuele chatgesprekken heeft gevoerd en de minderjarige heeft verzocht om ontuchtige handelingen bij zichzelf te verrichten.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en dat er voldoende bewijs is voor het bezit van de kinderpornografische afbeelding. De verdachte is vrijgesproken van de ontuchtige handelingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de interactie die vereist is voor een veroordeling op dat punt.
Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld in de proceskosten.