ECLI:NL:RBOBR:2024:776

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
01.227035.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van kinderpornografisch materiaal en ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal en het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 7 maart 2022 in Valkenswaard meermalen afbeeldingen heeft verworven en in bezit heeft gehad die seksuele gedragingen van een minderjarige bevatten. De verdachte heeft ook ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, waarbij hij via Snapchat seksuele chatgesprekken heeft gevoerd en de minderjarige heeft verzocht om ontuchtige handelingen bij zichzelf te verrichten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en dat er voldoende bewijs is voor het bezit van de kinderpornografische afbeelding. De verdachte is vrijgesproken van de ontuchtige handelingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de interactie die vereist is voor een veroordeling op dat punt.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.227035.22
Datum uitspraak: 4 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2021 tot en met 07 maart 2022 te Valkenswaard, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens),
afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een iPhone 8 (met goednummer 709498)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2010] is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven,
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedraging(en) – zakelijk weergegeven – bestond(en) uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk de (ontblote) borsten van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
((onder andere) omschreven op pag. 194 van het proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer Ekster/OBRBC21073-20, onder vermelding van beschrijving kinderpornografie (bestandsnaam 5003.JPG) en tevens opgenomen op pag. 5 van de toonmap behorende bij proces-verbaal nr. Ekster/OBRBC21073-20).
2.
hij
op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 01 oktober 2021 tot en met 31 december 2021 te Valkenswaard, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2010] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het tonen van haar borsten en/of heeft hij, verdachte, met die [slachtoffer 1] , via Snapchat (seksueel getinte) chatgesprekken gevoerd, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] heeft opgedragen, althans verzocht, ontuchtige handeling(en) bij zichzelf te verrichten en/of (hiervan) foto's en/of filmpjes te maken, te weten:
- het geheel en/of gedeeltelijk ontkleden van haar lichaam en/of
- het tonen van haar blote borsten,
terwijl hij, verdachte, (een deel van) die handelingen via kort daarop toegezonden foto's en/of filmpje(s) kon waarnemen.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijswaardering.
Inleiding.
Op 24 december 2020 heeft de moeder van de 11-jarige [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) bij de politie gemeld dat haar dochter via social media contact heeft gehad met een man waarbij seksueel beeldmateriaal zou zijn uitgewisseld. Bij onderzoek naar de gegevensdragers van [slachtoffer 2] is een telefoonnummer aangetroffen dat op naam van verdachte bleek te staan. Bij de aanhouding van verdachte zijn vervolgens enkele gegevensdragers uitgeleverd, waaronder een iPhone 8. Op deze telefoon is een thumbnail-bestand aangetroffen bevattende een kinderpornografische afbeelding van [slachtoffer 1] , geboren op [2010] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen in het dossier, gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Uit het dossier kan namelijk niet worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in bezit hebben van de tenlastegelegde afbeelding. Verdachte heeft verklaard dat de afbeelding ongevraagd aan hem is verzonden en dat hij de afbeelding direct na ontvangst heeft verwijderd. Ondersteuning daarvoor kan worden gevonden in de file info van de betreffende afbeelding en in het feit dat slechts een thumbnail-bestand is aangetroffen. Verdachte had dan ook geen beschikkingsmacht over die afbeelding. Ten slotte heeft de raadsman enkele contra-indicaties voor opzettelijk bezit van de afbeelding naar voren gebracht, die de lezing van verdachte ondersteunen. Verdachte heeft namelijk meegewerkt aan het onderzoek door toestemming te geven zijn gegevensdragers te onderzoeken. Hierbij zijn vele bestanden op die gegevensdragers aangetroffen, maar is er slechts één afbeelding van die categorie aangetroffen.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daarbij heeft de raadsman in het bijzonder naar voren gebracht dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar is. Zij heeft namelijk wisselend verklaard over het maken en delen van naaktfoto’s. Het vermeende gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] en de naaktfoto van verdachte die door verdachte naar [slachtoffer 1] zou zijn gestuurd, zijn ook niet aangetroffen. Bovendien vindt de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende steun in het overige bewijsmateriaal.
Het oordeel van de rechtbank.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van [slachtoffer 1] dat (i) verdachte haar om een naaktfoto heeft gevraagd en (ii) zij de naaktfoto naar hem heeft gestuurd, naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar is. Haar verklaring wordt namelijk ondersteund door meerdere elementen uit het procesdossier. Haar verklaring wordt ten eerste ondersteund door het feit dat op de telefoon van verdachte de desbetreffende naaktfoto van [slachtoffer 1] is aangetroffen. Ten tweede geldt dat er overeenkomsten zijn tussen de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van de eveneens minderjarige [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft namelijk, net als [slachtoffer 1] , verklaard dat verdachte heeft gevraagd om haar vagina te zien en dat als zij dat niet zou doen er consequenties zouden zijn. Ten derde geldt dat uit het onderzoek naar de laptop van verdachte kan worden afgeleid dat hij op internet heeft gezocht naar kinderpornografisch materiaal en dat dergelijk materiaal ook is afgespeeld op zijn computer. Verdachte lijkt een seksuele voorkeur te hebben voor minderjarige kinderen
.
Ten vierde geldt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een foto van zijn piemel naar haar heeft gestuurd. In de telefoon van verdachte zijn foto’s van piemels aangetroffen. Ten slotte heeft [slachtoffer 1] verklaard dat degene die om blootfoto’s heeft gevraagd ‘ [verdachte] ’ heet. De voornaam van verdachte is [verdachte] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en bruikbaar is voor het bewijs.

T.a.v. feit 2:

Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ook sprake kan zijn als er geen lichamelijke aanraking tussen de dader en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of een bepaalde gedraging het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer oplevert, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden. Van een dergelijke situatie zal slechts sprake kunnen zijn in uitzonderlijke gevallen.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte haar via Snapchat heeft gevraagd om een naaktfoto van zichzelf te sturen. Van overige interactie, zoals bemoeienis met de wijze waarop [slachtoffer 1]
de tenlastegelegde gedragingenuitvoerde, blijkt uit die verklaring niet. Ook verder kan uit het dossier niet worden afgeleid dat er – ondanks het ontbreken van lichamelijk contact – een zodanige interactie tussen verdachte en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden dat sprake is geweest van het plegen van ontuchtige handelingen, zoals bedoeld in artikel 247 Sr. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.

T.a.v. feit 1:

Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet had op het bezit van de kinderpornografische afbeelding overweegt de rechtbank het volgende.
Het in bezit hebben van een kinderpornografische afbeelding vereist opzet tot uitdrukking komende in een zekere (beschikkings)macht.
Uit het procesdossier volgt dat er op de inbeslaggenomen iPhone 8 van verdachte één kinderpornografische afbeelding van [slachtoffer 1] is aangetroffen. Deze afbeelding betreft een thumbnail-bestand. Een thumbnail-bestand is een verkleinde weergave van een afbeeldingsbestand (foto of video). Indien de oorspronkelijke afbeelding wordt verwijderd, wordt de bijbehorende thumbnail in principe niet verwijderd en blijft deze behouden.
De rechtbank stelt vast dat weliswaar sprake is van een thumbnail-bestand, maar is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte om de naaktfoto heeft gevraagd en deze vervolgens heeft ontvangen. Daarmee staat vast dat verdachte een zekere beschikkingsmacht over de foto heeft gehad. Dat de ontvangen naaktfoto door verdachte mogelijk daarna snel is verwijderd maakt dat niet anders. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte opzet had op het bezit van de kinderpornografische afbeelding. Zij acht onder 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
1.
hij op 30 december 2021e Valkenswaard, althansin Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens),
afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) - en/ofgegevensdragers, te weten een iPhone 8 (met goednummer 709498)
bevattende een afbeeldingen,
van een seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2010] is betrokkenof schijnbaar is betrokken,
heeft verworven,
in bezit heeft gehaden/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedraging(en)– zakelijk weergegeven – bestond(en)uit:
hetgeheel ofgedeeltelijk naakt(laten)poseren van/dooreen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoongekleed is en/of opgemaakt is en/ofposeert in eenomgeving en/of in een (erotisch getinte)houding
(op een wijze)die niet bijzijn/haar leeftijd past/passen
en/ofwaarbijdeze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/filmsnadrukkelijk de(ontblote)borsten van die persoon in beeld gebracht worden,
(waardoor)de afbeelding(aldus) (telkens)een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De verschrijvingen die in de tenlastelegging voorkomen, zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een integrale vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een kinderpornografische afbeelding. Het betrof een afbeelding die [slachtoffer 1] , die toen elf jaren oud was, van zichzelf had gemaakt en op verzoek van verdachte - via Snapchat - aan hem had gezonden.
Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten lang kunnen worden achtervolgd door de gedachte dat de door hen gestuurde afbeelding - die herkenning mogelijk maakt - mogelijk verder is verspreid. Dat dat ook in deze zaak het geval is geweest blijkt uit de onderbouwing van het voegingsformulier en de door de moeder van [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgedragen verklaring. Dat ter terechtzitting is gebleken dat het bestand vermoedelijk direct is verwijderd en niet verder is verspreid, doet niet af aan het feit dat het slachtoffer die angst wel gedurende lange tijd heeft gekend.
Ten gunste van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat er slechts één kinderpornografische afbeelding is aangetroffen op de door de politie onderzochte gegevensdragers. Bovendien zijn er aanwijzingen in het dossier die erop duiden dat verdachte de aan hem toegezonden afbeelding kort na ontvangst heeft verwijderd en aldus slechts zeer korte tijd in zijn bezit heeft gehad.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte [slachtoffer 1] , anders dan hij heeft verklaard, heeft verzocht om hem een naaktfoto toe te zenden.
Daarnaast betrekt de rechtbank in haar overwegingen het gegeven dat verdachte slechts zeer spaarzaam inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden waardoor mogelijke risico’s voor de toekomst door de rechtbank moeilijk kunnen worden ingeschat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen met een proeftijd van twee jaren.
Deze straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit, dat een zwaarder strafmaximum kent dan het feit waarvoor verdachte zal worden veroordeeld.
De vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 2.575,58. Dit bedrag bestaat uit € 75,58 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
De verzochte materiële schadevergoeding is opgebouwd uit toekomstige en reeds geleden schade en is te onderscheiden in de volgende posten:
  • reiskosten in verband met bezoek aan het politiebureau ad € 60,58;
  • geschatte toekomstige reiskosten en parkeerkosten in verband met de terechtzitting ad € 15,-.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft als standpunt ingenomen dat de gevorderde schade kan worden toegewezen. Daarnaast moet de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd zoals gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering gelet op de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman ter zake de verzochte immateriële schadevergoeding aangevoerd dat een objectieve onderbouwing van het bestaan van psychische schade ontbreekt. Bovendien wordt het causaal verband tussen de gestelde psychische klachten en het tenlastegelegde betwist. Ook is geen sprake van de situatie dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo zeer voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in persoon op ‘andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beoordeling.
Immateriële schadevergoeding
Uit de onderbouwing van de vordering leidt de rechtbank af dat de gevorderde immateriële schade met name verband houdt met het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte echter van dat feit vrijspreken. De rechtbank is, anders dan door de raadsman is bepleit, van oordeel dat de aard en de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Daarbij wijst de rechtbank op het gegeven dat uit de onderbouwing bij het voegingsformulier en de ter terechtzitting voorgedragen verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] volgt dat, zoals ook in de strafmaatoverweging is benoemd, [slachtoffer 1] zeer angstig is geweest voor verdere verspreiding van de betreffende foto waar zij herkenbaar opstond. Het dossier geeft blijk van aanwijzingen dat de foto snel is verwijderd, maar dat neemt niet weg dat [slachtoffer 1] geruime tijd bang is geweest voor verdere verspreiding. De rechtbank stelt de geleden immateriële schade voor dit onderdeel van de vordering naar billijkheid vast op € 500,- en zal de vordering in zoverre toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 30 december 2021, tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schadevergoeding
De rechtbank zal de verzochte vergoeding voor de kosten gemoeid met de reizen naar het politiebureau toewijzen nu dit redelijke kosten zijn ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b van het BW. Een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de laatste terugreis, te weten 17 maart 2022.
De rechtbank zal de vordering voor zover deze ziet op de toekomstige reis- en parkeerkosten afwijzen nu het hier niet gaat om schade in de zin van de artikelen 6:95 e.v. BW.
Deze kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden evenmin aan te merken als voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Ingevolge artikel 238, eerste en tweede lid, in verbinding met artikel 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen namelijk alleen als kosten voor vergoeding in aanmerking: reis-, verlet- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon is geprocedeerd. Aan dit vereiste is niet voldaan.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals hiervoor zijn genoemd.
Bevrijdende betaling
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken in bezit hebben.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Legt op de volgende straffen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Maatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 560,58. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 60,58 euro materiële schade en 500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 560, 58.
Voormeld bedrag bestaat uit 60,58 euro materiële schade en 500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst de vordering voor zover deze ziet op de gevorderde toekomstige reis- en parkeerkosten zitting ad € 15,- af;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.C. van der Vegte, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. N. Flikkenschild, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 4 maart 2024.