ECLI:NL:RBOBR:2024:739

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
01.289913.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met doodslag en niet voldoen aan ambtelijk bevel

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot doodslag en opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De verdachte heeft op 2 november 2023 in Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, een fles kapot geslagen en deze gebruikt om het slachtoffer te bedreigen en te verwonden. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met de dood en met de kapotte fles geslagen, wat resulteerde in blijvend letsel aan het linkeroor van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 3 november 2023 in Eindhoven niet voldaan aan een bevel van een politieambtenaar om mee te werken aan een ademonderzoek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname van maximaal een jaar. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 5.238,82, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.289913.23
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 februari 2024 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fles kapot te slaan en/of met die kapotte fles te zwaaien en/of slaande bewegingen met die fles te maken in de richting van die [slachtoffer] en/of daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen : "ik steek je dood" en/of "ik snij je fucking strot open" en/of "ik ga jullie allemaal kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 2:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een kapot geslagen fles tegen de hals en/of het hoofd (nabij/tegen een slagader) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of een kapot geslagen fles in de hals en/of het hoofd (nabij/tegen een slagader) van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gedeformeerde oorschelp en/of blijvende schade en/of letsel aan zijn oorschelp, heeft toegebracht door met een kapot geslagen fles tegen het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer] te slaan en/of een kapot geslagen fles in de hals en/of het hoofd van die [slachtoffer] te drukken ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengenmet een kapot geslagen fles tegen de hals en/of het hoofd (nabij/tegen een slagader) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of een kapot geslagen fles in de hals en/of het hoofd (nabij/tegen een slagader) van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden [slachtoffer] heeft mishandeld door met een kapot geslagen fles tegen de hals (nabij/tegen een slagader) en/of het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of eenkapot geslagen fles in de hals (nabij/tegen een slagader) van die [slachtoffer] te drukken en/of te duwen;
feit 3:
hij op of omstreeks 3 november 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar] (brigadier van politie eenheid Oost Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd om mee te werken aan een onderzoek van uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2 primair heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd dat het slaan tegen de hals met een kapot geslagen fles, die de verdachte langs de stoep heeft geschraapt zodat deze nog scherper werd en waardoor een slagader van het slachtoffer in de halsstreek werd geraakt, een handelen is waarmee de verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De nek/hals zijn kwetsbare lichaamsdelen, waar een slagader vlak onder de huid ligt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich wat betreft bewezenverklaring van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat het handelen van de verdachte geen poging tot doodslag oplevert, maar hooguit (poging tot) zware mishandeling. Daartoe heeft de raadsman naar uitspraken in vergelijkbare zaken verwezen.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage 1 bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank overweegt verder het volgende.
Het oordeel van de rechtbank.
Feiten 1 en 2 primair.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte een glazen fles kapot heeft geslagen en deze kapotte fles op de straatstenen scherper heeft gemaakt. De verdachte heeft daarna met die fles meerdere malen in de richting van het slachtoffer geslagen. De verdachte heeft daarbij doelbewust tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen, waarbij het oor is geraakt en een slagader die daar vlak onder de huid ligt. Er was sprake van een arteriële bloeding en het bloed spoot eruit. Het oor van het slachtoffer is blijvend beschadigd.
De hevigheid van het geweld wordt weerspiegeld in de aard en de ernst van het aan het slachtoffer toegebrachte letsel.
Zoals de verbalisant heeft verwoord in de uitwerking van de camerabeelden, had de verdachte tevoren onder meer naar het slachtoffer geroepen dat hij hem zou steken en dat hij zijn strot zou opensnijden.
Doordat verdachte onder de hiervoor beschreven omstandigheden heeft gehandeld op de manier waarop hij gehandeld heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte wist dat het slachtoffer hierdoor zou kunnen overlijden en dat hij op dit gevolg vol opzet had.
Feit 3.Op grond van het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, zoals uitgewerkt in de bewijsmiddelenbijlage, acht de rechtbank het onder feit 3 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in combinatie met hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

feit 1:
op 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een fles kapot te slaan en met die kapotte fles te zwaaien en slaande bewegingen met die fles te maken in de richting van die [slachtoffer] en daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen : "ik steek je dood" en "ik snij je fucking strot open" en "ik ga jullie allemaal kapot maken";
feit 2:
op 2 november 2023 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met een kapot geslagen fles tegen het hoofd (tegen een slagader) van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
op 3 november 2023 te Eindhoven opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar] (brigadier van politie eenheid Oost Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen om mee te werken aan een onderzoek van uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van voorarrest en daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en om bij uitspraak de gevangenneming van de verdachte te bevelen. De rechtbank begrijpt de verzoeken zo dat de officier van justitie heeft bedoeld te vorderen de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Voor het geval de rechtbank deze vordering niet toewijst, heeft de officier van justitie gevorderd de op te leggen voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).
Het standpunt van de verdediging.
Bepleit is om bovenop het reeds ondergane voorarrest geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een taakstraf. Van belang voor zowel verdachte als voor de maatschappij is dat de verdachte hulp krijgt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood en aan poging tot doodslag door met een kapot geslagen fles tegen het hoofd van het slachtoffer te slaan, waarbij een slagader is geraakt en als gevolg waarvan blijvend letsel is ontstaan aan het linkeroor van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte een bevel van de politie niet opgevolgd door niet mee te werken aan een ademonderzoek.
In de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het slachtoffer verwoord welke grote impact het gewelddadige voorval heeft op zijn leven en dat van zijn gezin.
Een steekincident met bedreiging met de dood, zoals hier aan de orde, veroorzaakt ook buiten de directe gevolgen voor het slachtoffer maatschappelijke onrust en leidt tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid.
De verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve uitwerking op zijn gedrag kende. Desondanks heeft hij toch alcohol gebruikt en is hij naar het uitgaansgebied van Reusel gegaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 9 januari 2024, waaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder uitgaansgeweld. Deze eerdere veroordelingen zijn onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een taakstraf en enkel nog een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit, geen passende bestraffing.
De rechtbank ziet anderzijds ook het belang van gedegen hulpverlening voor de verdachte.
Er heeft verdiepingsdiagnostiek plaatsgevonden en uit het rapport van de GZ-psycholoog
C. Sanders van Novadic-Kentron blijkt dat de verdachte op diverse leefgebieden problemen ervaart waarbij hij hulp nodig heeft. De verdachte heeft tijdens de zitting berouw getoond. Hij lijkt gemotiveerd te zijn om te stoppen met het gebruik van alcohol en andere middelen en wil zijn bijkomende psychische/sociale problemen aanpakken om een herhaling van strafbare feiten te voorkomen. Daarom zal de rechtbank de straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen. Dit om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen maar ook om de benodigde hulpverlening te realiseren. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte een jaar klinisch zal worden opgenomen, terwijl ook het verplichte reclasseringstoezicht naar verwachting een lange duur zal hebben.
De rechtbank zal het verzoek van de officier van justitie om bij uitspraak de lopende schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, afwijzen. De rechtbank acht hiervoor in dit stadium geen gronden aanwezig. De rechtbank zal bevelen dat het uit te oefenen toezicht en de gestelde voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte wordt veroordeeld voor misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en er dient ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw dit soort misdrijven zal begaan. Dit leidt de rechtbank onder meer af uit het voornoemde rapport van de GZ-psycholoog.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel voor toewijzing vatbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de volgende posten betwist:
  • kleding en schoenen; niet is gebleken dat deze onherstelbaar zijn beschadigd;
  • huishoudelijke hulp en verlies van zelfwerkzaamheid; niet is gebleken of de benadeelde daadwerkelijk werkzaamheden in huis verricht;
  • kosten verzorging; het is gebruikelijk dat partners elkaar verzorgen;
  • verlies aan arbeidsvermogen; niet is gebleken dat daadwerkelijk overwerk aan de orde was.
De raadsman heeft ook verzocht de post immateriële schade te matigen en heeft gewezen op uitspraken in vergelijkbare zaken.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder feit 2 primair bewezen verklaarde toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering:
immateriële schadevergoedingvoor een bedrag van € 2.500,-; de rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en bepaalt dat, gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, de immateriële schade van de benadeelde partij gewaardeerd moet worden op € 2.500,-.
materiële schadevergoeding,de posten
 schoenen en kleding voor een bedrag van € 150,-. De rechtbank heeft deze waarde geschat;
 reis- en parkeerkosten voor het gevorderde bedrag van € 150,26;
 eigen risico 2023 en 2024 voor het aangepaste bedrag van € 76,01;
 verlies aan arbeidsvermogen voor het gevorderde bedrag van € ‭2.362,55‬;‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
De vergoeding van materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2024 (datum indienen vordering) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de post parkeerkosten in verband met het gesprek tussen de benadeelde en de officier van justitie (€ 5,20) afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van:
  • het meer gevorderde aan immateriële schade;
  • het meer gevorderde in verband met kleding en schoenen;
  • de kosten van huishoudelijke hulp;
  • een vergoeding voor het verlies van zelfwerkzaamheid;
  • de kosten van verzorging;
Deze posten zijn thans onvoldoende onderbouwd en nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
12 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 184, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 primair: poging tot doodslag;
feit 3: opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel:
(ten aanzien van feit 1, feit 2 primair, feit 3:)
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
9 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven.
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan een klinische opname, die direct start bij aanvang van het reclasseringstoezicht. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- dat veroordeelde zich laat behandelen door de forensische verslavingszorg van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring van de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- dat veroordeelde verblijft bij NEOS of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Daarnaast houdt veroordeelde zich ook aan de afspraken die zich richten op het verkrijgen van stabiele dagbesteding en financiën.
- dat veroordeelde meewerkt aan de controle op het gebruik van alcohol en drugs met als doel het middelengebruik te beheersen. Algehele abstinentie blijft het streven. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welke controle-instrumenten betrokkene wordt gecontroleerd.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
(t.a.v. feit 2 primair:)
 legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 5.238,82. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag is een vergoeding voor materiele schade van een bedrag van
€ 2.738,82 en een vergoeding voor immateriële schade van een bedrag van
€ 2.500,00.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 5.238,82, bestaande uit een bedrag aan materiele schade van € 2.738,82 en een bedrag aan immateriële schade van € 2.500,00.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
12 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 november 2023 tot aan de van algehele vergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Wijst de vordering af voor zover deze ziet op de parkeerkosten in verband met het gesprek met de officier van justitie.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is voor zover het gaat om:
- het meer gevorderde in verband met kleding en schoenen;
- de kosten van huishoudelijke hulp;
- een vergoeding voor het verlies van zelfwerkzaamheid;
- de kosten van verzorging;
- het meer gevorderde aan immateriële schade.
In zoverre kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 29 februari 2024.