ECLI:NL:RBOBR:2024:718

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10676691 \ CV EXPL 23-3757
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij de verkoop van een statafel

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een consument, [eiser], en een bedrijf, [gedaagde], dat bartafels en andere producten vervaardigt en verkoopt. [Eiser] heeft op 4 juli 2022 een regenton statafel besteld voor € 425,00, welke op 26 juli 2022 is geleverd. Na de levering heeft [eiser] klachten geuit over de kwaliteit van de statafel, waaronder loszittende lak, een afwijkende kleur, roest aan de voetsteun en gevaarlijk uitstekende schroeven. Ondanks herhaaldelijk contact tussen partijen is er geen oplossing gevonden, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door [eiser] op 1 december 2022. [Eiser] heeft de koopovereenkomst ontbonden en vordert nu terugbetaling van het aankoopbedrag, plus buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat de statafel aan de eisen van veiligheid en functionaliteit voldoet. Hij voert aan dat [eiser] de statafel onjuist heeft gebruikt door deze buiten te plaatsen zonder de juiste instructies te volgen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen instructies heeft gegeven over het gebruik van de statafel, wat heeft geleid tot non-conformiteit. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] terecht de koopovereenkomst heeft ontbonden en dat [gedaagde] het aankoopbedrag moet terugbetalen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de gevorderde btw over deze kosten is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10676691 \ CV EXPL 23-3757
Vonnis van 22 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: P. de Ruijter,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 augustus 2023 met producties 1 tot en met 5,
- het mondelinge antwoord gegeven op de rolzitting van 14 september 2023 met producties 1 tot en met 3,
- de brief van 2 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de e-mail van 27 december 2023 van [eiser] met producties 1 en 2,
- de mondelinge behandeling van 11 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een consument en [gedaagde] houdt zich bedrijfsmatig bezig met het vervaardigen van bartafels, buitenhaarden en regentonnen en de verkoop van onbewerkte natuursteen.
2.2.
[eiser] heeft op 4 juli 2022 een regenton statafel (hierna: statafel) bij [gedaagde] besteld voor een bedrag van € 425,00. [gedaagde] heeft de statafel op 26 juli 2022 geleverd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 502,14, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De statafel voldoet niet aan de verwachtingen van [eiser] . Zo zit de lak aan het tafelblad los, de kleurcombinatie is anders dan besteld, er zit roest aan de voetsteun en er zijn gevaarlijk uitstekende schroeven. Ondanks veelvuldig contact tussen partijen zijn zij niet tot een oplossing gekomen. Op 1 december 2022 heeft [eiser] een ingebrekestelling naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft al veel kansen gekregen om de problemen op te lossen, maar hij weigert dit te doen. [gedaagde] komt de terugbetalingsverplichting ondanks herinneringen niet na. [gedaagde] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [eiser] heeft de koopovereenkomst ontbonden en hij heeft [gedaagde] verzocht om binnen veertien dagen het openstaande bedrag terug te storten of retour te geven bij het ophalen van de tafel. [gedaagde] heeft dit niet betaald. Naast de vordering tot terugbetaling van het aankoopbedrag vordert [eiser] betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van een bedrag van € 77,14 en de wettelijke rente vanaf 15 december 2022.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist de vordering. Aanvankelijk heeft [eiser] zich erover beklaagd dat een paar schroefjes 2 á 3 mm zouden uitsteken. Als een kind op statafel zou klimmen of aan de statafel zou gaan hangen, zou het kind zich eventueel kunnen bezeren. Kinderen zullen dit niet doen. De statafel, zoals [gedaagde] heeft geleverd, voldeed aan alle eisen van veiligheid en functionaliteit. Er is dus geen enkele reden om de koopovereenkomst te ontbinden, aldus [gedaagde] . Na de klacht van [eiser] heeft [gedaagde] aangeboden om de schroefjes vast te zetten. Dit heeft even op zich laten wachten omdat [gedaagde] niet altijd in de buurt komt. Vervolgens zijn [eiser] en [gedaagde] in overleg getreden om een oplossing te bereiken. Dat is niet gelukt. Vooral omdat de regenton buiten heeft gestaan, deze is gaan roesten, het blad is gaan delamineren en de ton is wit uitgeslagen van het vocht. [gedaagde] verwijst hierbij naar productie 2 (bij mondelinge antwoord). De statafel moet binnen of ten minste onder een overkapping staan. Dat is niet het geval geweest, wat ook uit productie 3 (bij mondelinge antwoord) blijkt. Vooral hierom zijn zij het niet eens geworden over een oplossing. [gedaagde] kon de statafel in toestand waarin hij verkeerde niet zonder meer terugnemen. Volgens [gedaagde] heeft hij een deugdelijk product geleverd en bestaat voor de ontbinding van de koopovereenkomst geen grond. Onder druk van het incassobureau heeft [gedaagde] € 63,75 aan buitengerechtelijke incassokosten betaald. Dit was om tot een regeling te komen. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De statafel voldoet volgens [eiser] niet aan de verwachtingen die hij mocht hebben, nu de lak aan het tafelblad los zit, de kleurcombinatie anders is dan besteld, er roest aan de voetsteun zit en er gevaarlijk uitstekende schroeven zijn. [gedaagde] betwist dat sprake is van non-conformiteit. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij een deugdelijk product heeft geleverd en dat [eiser] de tafel slecht en ondeskundig heeft gebruikt en onderhouden. Tevens heeft hij aangevoerd dat de statafel enkel in deze toestand kan verkeren als de statafel buiten in weer en wind heeft gestaan. De statafel is niet geschikt om buiten neer te zetten, maar deze moet binnen of ten minste onder een overkapping staan, aldus [gedaagde] . [eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagde] niet de instructie heeft gegeven dat de statafel niet geschikt is om buiten neer te zetten. Dit wordt door [gedaagde] erkend.
4.2.
Ten aanzien van het kleurverschil heeft [gedaagde] aangevoerd dat de gebruikte tonnen vaak originele wijnvaten zijn. Het middelste gedeelte van de ton kan door de rode wijn rood zijn. Bij een onbehandelde ton verdwijnt deze rode kleur op den duur. [eiser] heeft dit niet betwist. Verder heeft [gedaagde] benadrukt dat de statafel volledig onder overkapping moet worden gezet. Dat is niet gebeurd. Als gevolg hiervan is een witte uitslag ontstaan, aldus [gedaagde] . [eiser] heeft aangevoerd dat hij de statafel onder de veranda heeft neergezet. Enkel voor het maken van de foto’s heeft [eiser] de statafel buiten neergezet.
4.3.
Vaststaat dat sprake is van een consumentenkoop als omschreven is in artikel 7:5 BW. De vraag is of sprake is van conformiteit bij consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:18 BW. Uit artikel 7:18 lid 1 BW volgt dat voor de beantwoording van de vraag of een op grond van een consumentenkoop afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoordt een viertal vereisten, voor zover van toepassing, van belang waaraan de zaak moet voldoen. Ten aanzien van de onderhavige vordering is van belang, gelet hierbij op artikel 7:18 lid 1 sub a en c BW, dat de zaak wat betreft de beschrijving, het type, de hoeveelheid en kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken, moet voldoen aan de overeenkomst en dat de zaak wordt geleverd met alle toebehoren en instructies, met inbegrip van installatie-instructies, als bepaald in de overeenkomst. Voorts moet de zaak op grond van artikel 7:18 lid 2 sub c en d BW worden geleverd met de toebehoren, waaronder verpakking, installatie-instructies of andere instructies, die de koper redelijkerwijs mag verwachten en de hoeveelheid hebben en de kenmerken bezitten, onder meer met betrekking tot duurzaamheid, functionaliteit, compatibiliteit en beveiliging, die voor hetzelfde type zaken normaal zijn en die de koper redelijkerwijs mag verwachten gelet op de aard van de zaak.
4.4.
Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [eiser] kort na de levering van de statafel bij [gedaagde] zijn klachten kenbaar heeft gemaakt. De nadere beoordeling van deze klachten laat de kantonrechter grotendeels achterwege en wel om het volgende. Tussen partijen staat vast dat de statafel niet in een goede staat verkeerd en dat deze niet meer in dezelfde staat verkeerd zoals deze is geleverd. De statafel heeft volgens [eiser] onder de veranda in de hoek gestaan. Het verweer van [gedaagde] dat de statafel niet buiten mocht staan en dat [eiser] de statafel daarom slecht en ondeskundig heeft gebruikt en onderhouden verwerpt de kantonrechter. [gedaagde] had op grond van artikel 7:18 lid 1 sub c jo. lid 2 sub c BW aan [eiser] de instructie moeten geven dat de statafel binnen of ten minste onder een overkapping moet worden geplaatst. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarmee staat vast dat sprake is van non-conformiteit en van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] . De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] terecht op 1 december 2022 de koopovereenkomst heeft ontbonden.
4.5.
De ontbinding van de koopovereenkomst heeft tot gevolg dat op partijen een verbintenis is komen te rusten tot ongedaanmaking van de door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [gedaagde] het door haar ontvangen aankoopbedrag aan [eiser] moet terugbetalen. Daarom zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 425,00 aan hoofdsom aan [eiser] . Ten overvloede wijst de kantonrechter erop dat [eiser] als gevolg van de ontbinding de statafel aan [gedaagde] moet teruggeven.
4.6.
De door [gedaagde] gestelde betaling van een bedrag van € 63,75 wordt door de kantonrechter aangemerkt als een verrekeningsverweer. [eiser] heeft de door [gedaagde] gestelde betaling niet betwist. De kantonrechter zal het bedrag van € 63,75 dan ook in mindering brengen op het toe te wijzen bedrag.
4.7.
De gevorderde rente over de hoofdsom zal worden toegewezen met ingang van de datum van dit vonnis. [eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
4.8.
[eiser] vordert een bedrag van € 77,14 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat [eiser] de btw niet kan verrekenen. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 63,75 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
425,00
- buitengerechtelijke incassokosten
63,75
+
totaal
488,75
- betaling
63,75
-/-
Totaal
425,00
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De gevorderde btw over de explootkosten zal de kantonrechter afwijzen, omdat niet gesteld of gebleken is dat eisende partij de btw niet kan verrekenen. Voorts zal de kantonrechter voor het opvragen van uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel het bedrag toewijzen conform de tarieven voor ambtshandelingen behorend bij het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag). Verder zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 86,00 wegens griffierecht. Het meer betaalde griffierecht door [eiser] blijft voor zijn rekening, omdat de toegewezen vordering niet meer dan € 500,00 bedraagt. Gelet op het voorgaande worden de proceskosten van [eiser] begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
399,05

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 425,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 22 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 399,05, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2024.