ECLI:NL:RBOBR:2024:702

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/01/398186 / HA ZA 23-700
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot niet-ontvankelijkheid in verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een incident tot niet-ontvankelijkheid in een procedure over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen ex-echtgenoten. De partijen zijn in 1997 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben samen twee kinderen. Hun huwelijk is in 2012 ontbonden door een echtscheidingsbeschikking, waarbij de rechtbank heeft bevolen dat de verdeling van de gemeenschap ten overstaan van een notaris moet plaatsvinden. De man heeft nu een vordering ingediend voor de verdeling van de gemeenschap, maar de rechtbank verklaart hem niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat de man eerst bij de notaris moet proberen tot een verdeling te komen, zoals eerder bevolen in de beschikking van 2012. De vrouw heeft in het incident gevorderd dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat hij geen gevolg heeft gegeven aan de eerdere beschikking. De rechtbank overweegt dat de wet vereist dat partijen eerst een serieuze poging doen om onder leiding van een notaris tot een verdeling te komen. Aangezien de man heeft aangegeven dat hij geen heil ziet in het traject bij de notaris, en de vrouw stelt dat de man geen medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning, concludeert de rechtbank dat partijen nog niet bij de notaris zijn geweest. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw toe en verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/398186 / HA ZA 23-700
Vonnis in incident van 28 februari 2024
in de zaak van
[eiser in conventie in hoofdzaak],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk te Helmond,
tegen
[gedaagde in conventie in hoofdzaak],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J. Geuze te Best.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 3;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid met producties 1 t/m 3;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen zijn in 1997 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Zij hebben samen twee kinderen. De samenleving tussen partijen is in 2011 beëindigd en op 14 december 2012 heeft de rechtbank bij beschikking de echtscheiding uitgesproken (productie 1 bij dagvaarding). Daarbij heeft de rechtbank onder andere de verdeling van de gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd ten overstaan van een notaris bevolen en heeft de rechtbank, voor het geval partijen het over de keuze van een zodanige ambtenaar niet eens zijn, als zodanig mr. P.M. de Jong, notaris te Eindhoven (of dienst waarnemer of opvolger) benoemd. De beschikking is op 15 januari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De man vordert – samengevat – in de hoofdzaak dat de rechtbank:
- ten aanzien van de voormalige echtelijke woning van partijen:
o de vrouw veroordeelt om mee te werken aan de verkoop van de woning aan een derde;
o bepaalt dat de vrouw uiterlijk binnen twee weken na het wijzen van het vonnis dient mee te werken aan het verlenen van de opdracht tot bemiddeling bij verkoop van de woning aan een door de man aan te wijzen makelaarskantoor tegen in overleg met deze makelaar te bepalen vraag- en laatprijs;
o de man machtigt indien de vrouw binnen de gestelde termijn niet meewerkt om de woning te koop aan te bieden, dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van de vrouw waarbij zij instemt met het verlenen van de opdracht tot bemiddeling bij verkoop van de woning, tegen een in overleg met de makelaar te bepalen vraag- en laatprijs;
o de vrouw veroordeelt haar medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning aan een derde;
o bepaalt dat de in het vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de vrouw om tot notariële levering te geraken van de woning indien de vrouw daartoe in gebreke is na daartoe uitgenodigd te zijn door de notaris;
  • bepaalt dat de opbrengst van de woning dient te worden aangewend ter aflossing van de op deze woning rustende hypothecaire geldlening bij de ING Bank en ter voldoening van de aan de verkoop verbonden kosten, waaronder makelaarskosten, waarna de restant opbrengst tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld;
  • bepaalt dat de vrouw dient mee te werken aan de beëindiging van de levensverzekering binnen twee maanden na het vonnis en bepaalt dat bij afkoop het bedrag van de levensverzekering bij helfte dient te worden verdeeld, onder verbeurte van een dwangsom;
  • bepaalt dat de saldi van de bankrekening ten name gesteld van de man aan de man toekomt en het saldi van de bankrekeningen ten name gesteld van de vrouw aan de vrouw;
  • bepaalt dat de inboedelgoederen die in bezit zijn van de man aan hem toekomen en de inboedelgoederen die in bezit zijn van de vrouw aan haar toekomen.
2.3.
De vrouw heeft voor het geval de rechtbank de man ontvankelijk acht, een reconventionele vordering ingesteld.
2.4.
De vrouw vordert in het incident dat de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaart in zijn vorderingen.
2.5.
De vrouw legt daaraan het volgende ten grondslag. In de beschikking van 14 december 2012 heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen ten overstaan van notaris De Jong. De man heeft daar geen gevolg aan gegeven. Daarnaast heeft de man in 2014 een kort geding aangespannen tegen de vrouw. In het kader van dat kort geding is tussen partijen overeengekomen dat partijen op kosten van de man makelaar [naam makelaar] in [plaats] zouden vragen de woning te taxeren en te verkopen. De woning is vervolgens getaxeerd, maar de man heeft afgezien van de verkoop.
2.6.
De man voert als verweer aan dat hij bij de vrouw diverse malen heeft geprobeerd om de verkoop van de woning te realiseren, maar dat de vrouw hier in de afgelopen jaren haar medewerking niet aan heeft verleend. Het makelaarskantoor kan daarom geen verkooptraject starten. De man ziet ook weinig heil in het traject bij een notaris, omdat de vrouw daar ook haar medewerking aan zal moeten verlenen. Daarnaast heeft de advocaat van de man van de advocaat van de vrouw in 2021 het bericht ontvangen dat de vrouw zelf de woning wil verwerven.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De vorderingen van de man in de hoofdzaak zien op verdeling van de gemeenschap van goederen. Uit de beschikking van 2012 volgt dat partijen onder leiding van een notaris moeten proberen tot een verdeling van die gemeenschap te komen. De vrouw geeft aan dat de man daar geen gevolg aan heeft gegeven en de man geeft aan dat hij geen heil ziet in het traject bij een notaris. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat partijen nog niet bij een notaris zijn geweest.
3.2.
Dit betekent dat partijen op grond van de procedure van artikel 677 Rv e.v. zich alsnog eerst bij de notaris moeten melden om te bezien of partijen tot een verdeling van de gemeenschap kunnen komen. De bedoeling van de wet is namelijk dat er eerst een ernstige poging wordt ondernemen om partijen onder leiding van een notaris tot elkaar te brengen. Als de notaris blijkt te zijn vastgelopen, omdat hij er niet in slaagt partijen volledig te verenigen, is er weer een rol voor de rechter. De meest gereden partij kan dan vorderen dat de rechtbank de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt, dan wel wat overigens ter zake van hetgeen partijen verdeeld houdt, nodig mocht zijn (artikel 678 lid 2 Rv).
3.3.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering van de vrouw worden toegewezen, in die zin dat de man in de hoofdzaak niet-ontvankelijk in zijn vorderingen zal worden verklaard.
3.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten van het incident en van de hoofdzaak tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering van de vrouw toe,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
4.4.
compenseert de kosten van de hoofdzaak tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.