ECLI:NL:RBOBR:2024:681

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
01.212051.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedendelicten en kinderpornografie: strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee zedendelicten. De verdachte heeft een foto van zijn ontblote penis naar een tienjarig meisje gestuurd en haar gevraagd om seksueel getinte foto's van zichzelf naar hem te sturen. De verdachte heeft deze foto's opgeslagen op zijn telefoon, waardoor hij in het bezit was van kinderpornografisch materiaal. Tijdens de zitting heeft de verdachte de feiten bekend en is er rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een verleden van verslaving aan verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft blijk gegeven van berouw en heeft hulp gezocht voor zijn verslaving, wat als strafmatigend is beschouwd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.212051.22
Datum uitspraak: 26 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2023 en 12 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 oktober 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 mei 2022, te Valkenswaard, althans in Nederland, en/of te Mol, althans in België,
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,
te weten een foto van zijn ontblote stijve penis,
heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan een minderjarige,
te weten [slachtoffer] (geboren op [2011] ), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar.
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 19 april 2022 te Boxtel en/of te Valkenswaard, althans in Nederland,
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten 4 foto's, althans een smartphone bevattende 4 foto's,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij haar leeftijd past
en/of waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk de borsten van die persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnamen] , vindplaats in dossier: p. 97).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat de twee ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft de twee ten laste gelegde feiten ter terechtzitting bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de twee ten laste gelegde feiten.
De bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs.

Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 februari 2024;

Verklaring aangeefster [aangeefster], Belgisch proces-verbaal van verhoor d.d. 3 mei 2021 [pagina 13 t/m 14];

Verklaring getuige [slachtoffer], Belgisch proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2021 [pagina 28 t/m 33];

Relaas verbalisant [verbalisant 1] ,Belgisch pro justitia verslag d.d. 24 juni 2021 [pagina 36 t/m 37] en
bijlagen: screenshots van whatsappgesprek tussen verdachte en het minderjarige slachtoffer[pagina 39 t/m 41];

Relaas verbalisant [verbalisant 2] ,proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 19 april 2022 [pagina 87 t/m 88]; en

Relaas verbalisant [verbalisant 2], proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) d.d. 28 juni 2022 [pagina 94 t/m 99].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 mei 2021 in Nederland en/of in België,
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,
te weten een foto van zijn ontblote stijve penis,
heeft verstrekt en/of vertoond aan een minderjarige,
te weten [slachtoffer] (geboren op [2011] ), van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar.
T.a.v. feit 2:
op 19 april 2022 in Nederland,
gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten een smartphone bevattende 4 foto's,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past
en waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de foto's nadrukkelijk de borsten van die persoon in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Gelet op het op deze strafzaak van toepassing zijnde taakstrafverbod moet daarnaast aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd. De officier van justitie vordert om die reden een gevangenisstraf voor de duur van één dag.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging bepleit de officier van justitie te volgen in de door haar gevorderde straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voorts houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zedendelicten. Verdachte heeft een foto naar een tienjarig meisje gestuurd waarop zijn penis te zien was. De confrontatie met een dergelijke afbeelding kan schadelijk zijn voor de (seksuele) ontwikkeling van minderjarigen. Zij moeten hiertegen worden beschermd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met zijn onbetamelijke gedrag de grenzen van het minderjarige slachtoffer heeft overschreden. Daarnaast heeft verdachte het minderjarige slachtoffer gevraagd seksueel getinte foto’s van haarzelf naar hem te sturen. Nu verdachte deze foto’s had opgeslagen op zijn telefoon, is hij in het bezit geweest van kinderpornografisch materiaal. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksuele handelingen verrichten ten behoeve van kinderporno aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Strafmatigende omstandigheden
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank ten eerste mee dat verdachte ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en heeft erkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de twee ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid hier dus voor genomen. Ten tweede weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat er sprake is van probleembesef en dat hij hulp heeft gezocht en een behandeling ondergaat. Verdachte heeft namelijk verklaard dat de feiten zijn gepleegd in een periode van zijn leven waarin hij zeer verslaafd was aan verdovende middelen. Verdachte is op enig moment gaan inzien dat het zo niet langer kon doorgaan en dat hij hulp nodig had bij het aanpakken van zijn verslavingen. Hij heeft die hulp ook daadwerkelijk gezocht. Na een ambulante behandeling is er een klinische opname geweest van zes weken, waarna de ambulante behandeling is voortgezet in combinatie met het verblijf in een safehouse. Hier woont verdachte momenteel nog steeds. Verdachte is inmiddels bijna een jaar lang clean. In de gesprekken met een psycholoog en zijn begeleiders heeft hij openheid van zaken gegeven over zijn rol in de onderhavige strafzaak. Ten derde houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij inziet welk leed hij het slachtoffer heeft aangedaan en op zitting oprecht berouw heeft getoond.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
In de binnen de rechtspraak ontwikkelende oriëntatiepunten wordt voor het bezitten van kinderpornografisch materiaal een strafmaat voorgesteld van 6 maanden gevangenisstraf en een taakstraf van 240 uur. Hoewel de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten alleen al ten aanzien van feit 2 dus zouden leiden tot een hogere straf, overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie gevorderde straf ten aanzien van feit 1 en 2 in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde en de hiervoor genoemde strafmatigende omstandigheden. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar strafeis, met uitzondering van de gevorderde gevangenisstraf van één dag. De rechtbank acht dit niet opportuun. De door de officier van justitie genoemde reden, inhoudende dat op deze wijze formeel wordt voldaan aan het taakstrafverbod is op zichzelf juist, maar het opleggen en executeren van deze ene dag gevangenisstraf leidt alleen maar tot administratieve rompslomp en onnodige kosten, terwijl een dergelijke straf, in het licht van de met de strafoplegging beoogde doelen, helemaal niets toevoegt. De rechtbank ziet daarom af van oplegging van de gevorderde gevangenisstraf van één dag.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden afwegend zal de rechtbank aan verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 opleggen: een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij integraal toe te wijzen. Het totaal toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij aan de verdachte de verplichting ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd moet worden tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte bereid is de het gevorderde bedrag te betalen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend ten behoeve van de vergoeding van de immateriële schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De gevorderde immateriële schadevergoeding bedraagt € 1.000,00.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade, geheel toewijsbaar gelet op de schriftelijke onderbouwing die aan de vordering is gehecht, op het leed dat de benadeelde partij is aangedaan en op de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal bepalen dat het totaal toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd moet worden met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2021, de datum waarop de moeder van de benadeelde partij aangifte deed van de bewezen verklaarde strafbare feiten, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2021, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank overweegt dat geen beslissing meer genomen hoeft te worden ten aanzien van het op de beslaglijst van 9 januari 2024 onder 1 genoemde goed, te weten:
1. 1 STK GSM (Omschrijving: PL2100-OBRBC22016_G717423,
zwart, merk: samsung)
Van dit goed heeft verdachte op zitting reeds afstand gedaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a, 240b Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder
feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezenzoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:

een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,

verstrekken en/of vertonen, aan een minderjarige van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze jonger is dan zestien jaar

T.a.v. feit 2:

een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging,

waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:

een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis waarvan 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :

Toewijzing vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] ,
van een bedrag van 1.000,00 euroaan immateriële schadevergoeding,
te vermeerderen met de wettelijke rentevanaf
3 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. feit 1, feit 2:

Oplegging schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer] , van
een bedrag van 1.000,00 euroaan immateriële schadevergoeding,
te vermeerderen met de wettelijke rentevanaf 3 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.C. van der Vegte, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van F.E.M. Freese - de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 26 februari 2024.

Voetnoten

1.De hierna te noemen pagina’s maken deel uit van het einddossier van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, Afdeling Specialistische Opsporing, Sectie Jeugd en Zeden, onderzoeksnummer OBRBC22016, onderzoeksnaam: Lefkas, afgesloten op 25 juli 2022, aantal doorgenummerde pagina’s: 127. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.