In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van hun minderjarige kind op een peuterspeelzaal. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.G.M. Lodder, verzocht de rechtbank om toestemming om met hun kind te verhuizen naar [plaats 1] en om het kind daar in te schrijven op de peuterspeelzaal. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.M.A. Jegers, voerde verweer en deed een zelfstandig verzoek om de moeder te bevelen terug te verhuizen naar [plaats 2]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2024, waarbij de moeder en vader aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders een affectieve relatie hebben gehad en dat uit deze relatie een minderjarige is geboren. De vader heeft het kind erkend en beide ouders hebben gezamenlijk gezag. De moeder en het kind verblijven sinds december 2023 op een geheim adres vanwege eerdere huiselijk geweld door de vader. De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van het kind vooropgesteld en gekeken naar de veiligheid van de moeder en het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder voldoende heeft onderbouwd dat de verhuizing naar [plaats 1] noodzakelijk is voor hun veiligheid, en dat de vader's verweer niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving op de peuterspeelzaal toegewezen, en het verzoek van de vader om terugverhuizing afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.