Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen
IVN Groene Zoom, uit Bergen op Zoom,
gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, het college
[naam] N.V. uit 's-Hertogenbosch ( [naam] ).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- verplaatsingen van beregeningsputten binnen de beschermde gebieden die zijn toegestaan conform paragraaf 22.4 van de Beleidsregels voor waterkering, waterkwaliteit en grondwater van het waterschap;
- mogelijk voor 2014 verleende vergunningen voor beregening uit grondwater in een klein deel van het invloedgebied dat niet overlapt met het gebied waar sinds de jaren ‘90 het standstill uitgangspunt geldt. Het betreft hier een beperkt gebied.
De grondwaterwinningen hebben in het verleden geleid tot effecten op de hydrologie en watervoerendheid van De Groote Meer en daardoor op de oppervlakte en kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden. Deze effecten hebben plaatsgevonden voor de aanmelding en aanwijzing van het Natura2000-gebied zodat er thans geen sprake is van nu nog voortdurende significant negatieve effecten in de zin van de Wet Natuurbescherming.”Aan het wijzigingsbesluit heeft het college geen aanvullende passende beoordeling ten grondslag gelegd. De passende beoordeling uit 2017 hebben eisers niet betwist.
- Er mogen geen nieuwe vergunningen meer worden verleend voor beregening.
- Bestaande grondwateronttrekkingen mogen niet worden verplaatst. Alleen bij de realisatie van overheidsplannen kan een grondgebruiker die het bestaand gebruik moet beëindigen, een put verplaatsen naar een nieuw perceel. De nieuwe put mag hierbij niet zijn gelegen in een beschermd gebied of attentiegebied.
- Bestaande putten mogen worden verplaatst vanuit de beschermde gebieden naar de attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000. Bestaande putten mogen ook worden verplaatst binnen de attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000 indien de afstand tot de beschermde gebieden daarmee wordt vergroot (afwaartse beweging). Verplaatsing van de put is ook mogelijk naar een locatie buiten de beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000. Het doel is steeds het vergroten van de afstand van de onttrekking ten opzichte van natuurgebieden.
- Bestaande putten mogen worden vervangen binnen 50 meter van de bestaande ingemeten locatie, waarbij de nieuwe put dezelfde diepte dient te hebben als de bestaande of ondieper dient te zijn, maar deze mag niet dieper zijn dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater. Deze voorwaarde is eveneens in de vergunningen opgenomen en hierbij is tevens voorzien in een ontheffingsregeling.
- putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden;
- de verplaatsing van putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 van (beperkt) beschermde gebieden naar het invloedgebied;
- de vervanging van putten binnen 50 meter van de bestaande put zolang de put niet dieper is dan de bestaande put en niet dieper is dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij vrijstelling wordt verleend voor putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden; de verplaatsing van putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 van (beperkt) beschermde gebieden naar het invloedgebied en de vervanging van putten binnen 50 meter van de bestaande put zolang de put niet dieper is dan de bestaande put en niet dieper is dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater;
- treft de voorlopige voorziening dat dat beregeningsputten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden zijn uitgezonderd van de Natura 2000 activiteit-vergunningsplicht, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater wordt geregistreerd en per kwartaal wordt doorgegeven aan het college.
- bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht à € 365,00 vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, begroot op € 1.750,00.