ECLI:NL:RBOBR:2024:6773
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking verzoek afgewezen wegens te late indiening en gebrek aan redelijke verklaring
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M. de Vries, rechter bij de Rechtbank Oost-Brabant, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Technische Universiteit Eindhoven op zijn verzoek om als student ingeschreven te worden. De rechtbank verklaarde dit beroep op 5 april 2024 kennelijk niet-ontvankelijk. Verzoeker heeft hiertegen verzet aangetekend, dat op 22 november 2024 door de rechter is behandeld. Tevens heeft verzoeker een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, dat op 22 oktober 2024 door de rechtbank is ontvangen. De rechter verklaarde zich onbevoegd om dit verzoek te behandelen en zond het door naar de Raad van State.
Op 20 november 2024 diende verzoeker een wrakingsverzoek in tegen de rechter die het verzoek tot voorlopige voorziening behandelde, maar dit werd op 3 december 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens diende verzoeker op dezelfde dag een wrakingsverzoek in tegen mr. M. de Vries, waarbij hij stelde dat de rechter onjuist had gecommuniceerd over de bevoegdheid van de rechtbank Oost-Brabant. De rechter reageerde op het wrakingsverzoek en gaf aan niet berust te zijn in de beschuldigingen.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het verzoek te laat was ingediend. Volgens artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een wrakingsverzoek onmiddellijk worden ingediend zodra de omstandigheden zich voordoen. Verzoeker had geen redelijke verklaring gegeven voor het tijdsverloop van 11 dagen tussen de zitting van 22 november 2024 en de indiening van het wrakingsverzoek op 3 december 2024. De wrakingskamer besloot het verzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen, omdat het niet-ontvankelijk was. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 december 2024.