In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 december 2024 een beschikking gegeven op verzoek van een bewindvoerder bij afwezigheid. De verzoeker, die optreedt als bewindvoerder over de goederen en belangen van de betrokkene, heeft de rechtbank verzocht om een schriftelijke verklaring die bevestigt dat zijn bevoegdheden ook toegang tot informatie uit de Basisregistratie Personen (BRP) omvatten. Dit verzoek is gedaan in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit zijn rol als bewindvoerder, vooral gezien de acute problematiek rondom de financiële en administratieve belangen van de betrokkene.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de mondelinge toelichting van de verzoeker en de ontvangen stukken. De gemeente had eerder aangegeven dat informatie uit de BRP niet verstrekt kan worden aan een bewindvoerder bij afwezigheid, wat de verzoeker in een lastige positie plaatst. De verzoeker heeft ook aangegeven dat de betrokkene een brief heeft ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank waarin haar kinderbijslag wordt stopgezet, wat verdere gevolgen heeft voor andere toeslagen.
De kantonrechter heeft overwogen dat het aanvragen van een uittreksel uit de BRP noodzakelijk is voor het behartigen van de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene. De rechter heeft vastgesteld dat er een algeheel afwezigheidsbewind is ingesteld en dat de verzoeker bevoegd is om ook voor andere dan vermogensbelangen op te komen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de verzoeker machtiging verleend om een uittreksel van de BRP aan te vragen bij de gemeente, op grond van artikel 1:410 lid 4 BW. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.