In deze beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 21 november 2024, wordt het verzoek tot onderbewindstelling wegens afwezigheid behandeld. Het verzoek is ingediend door verzoeker, die ook als bewindvoerder is voorgesteld. De procedure begon met de indiening van het verzoek op 23 oktober 2024, gevolgd door een bereidverklaring van de beoogd bewindvoerder op 31 oktober 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 november 2024, waarbij verzoeker aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene, die haar woonplaats heeft verlaten, niet voldoende orde heeft gesteld op het bestuur van haar goederen. Dit is in strijd met artikel 1:409 lid 1 BW, dat bepaalt dat een bewindvoerder kan worden benoemd indien iemand zijn woonplaats heeft verlaten zonder voldoende orde op het bestuur van zijn goederen te hebben gesteld. De kantonrechter concludeert dat er een noodzakelijkheid bestaat om in het bestuur over de goederen van de betrokkene te voorzien, aangezien het onbekend is waar de betrokkene zich bevindt en wat haar financiële situatie is.
De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen en de voorgestelde bewindvoerder benoemd, zonder dat er bezwaren tegen zijn benoeming zijn gerezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is belast met de inschrijving van deze beschikking in het openbaar Centraal Curatele- en Bewindregister. De beslissing omvat ook de vaststelling van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden en de jaarbeloning voor de bewindvoerder.