ECLI:NL:RBOBR:2024:6757

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
WR 24/032
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van het wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 22 oktober 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die verdachte is in een strafzaak met parketnummer 01-261252-24, heeft tijdens een mondelinge behandeling op 25 september 2024 aangegeven dat hij de rechter, mr. M.E. Bartels, wraakt. De rechter heeft echter aangegeven dat de uitlatingen van de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden bevatten die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelt dat de verzoeker het wrakingsinstrument misbruikt, aangezien hij eerder al twee keer een wrakingsverzoek heeft ingediend dat niet gehonoreerd is. Dit heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer heeft daarom besloten dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 24/032

Beslissing van 22 oktober 2024

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van
artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)

[verzoeker] , verblijvende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van

mr. M.E. Bartels,

rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1.1
Verzoeker is verdachte in de strafzaak met parketnummer 01-261252-24.
1.2
De mondelinge behandeling in deze zaak was op 25 september 2024, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat mr. A. Knol. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoeker gezegd dat hij de rechter wraakt.

Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
In het proces-verbaal van de zitting van 25 september 2024 is het volgende – voor zover hier van belang – opgenomen:
De verdachte verklaart:
Mijn zoon was 19 september jarig. Ik mag niet bellen of een kaartje sturen. Ik vind het jammer dat ik jullie moet zeggen dat jullie schurken zijn. De zitting is niet openbaar, er zit hier niemand. Ik heb recht op een eerlijk en open proces. Iedereen moet dan in de zaal zitten, verdachte en slachtoffers. De politie noemt het stalking maar ik noem het liefde en verzoening. Dit is victim blaming. Er worden dingen gezegd die niet waar zijn. De voorzitter houdt mij voor dat het openbare proces nog plaats zal vinden en vertelt mij dat zij na gaat denken over het al dan niet voortduren van de voorlopige hechtenis. Ik wil het nu weten. Mijn raadsvrouw vertelt mij dat ik niet meer kan wraken omdat het onderzoek is gesloten.
Het onderzoek wordt gesloten.
Opmerking griffier:
verdachte loopt niet direct mee met de parketpolitie en de rechter deelt aan verdachte nogmaals mede dat het onderzoek is gesloten. Hierna merkt verdachte nog het volgende op.
De verdachte verklaart:
Dan vind ik u niet onafhankelijk. Gaat u mij nou echt zo wegsturen? Dan wraak ik u. U bent partijdig. Ik heb hier geen goed woord voor over.
2.2
De rechter berust niet in de wraking. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek gebaseerd op het gegeven dat verzoeker het er kennelijk niet mee eens was dat hij met de parketpolitie mee moest, nadat hij het laatste woord gekregen had en de rechter het onderzoek gesloten had. Dat zijn volgens de rechter echter geen feiten of omstandigheden die de vrees van vooringenomenheid rechtvaardigen.

De beoordeling

Het wrakingsverzoek
3.1
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen uit het proces-verbaal van de zitting van 25 september 2024 geen gronden voor wraking worden afgeleid. De uitlatingen of de beslissingen van de rechter ter zitting wijzen niet op concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
3.3
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
Misbruik procedure wrakingsverzoek
4. Verzoeker heeft de rechter in deze procedure inmiddels twee keer gewraakt. Beide verzoeken zijn niet gehonoreerd en hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Dat betekent, dat de behandelend rechter in deze zaak kan beslissen om een volgend verzoek tot wraking niet aan de wrakingskamer voor te leggen.
De beslissing
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak met parketnummer 01-261252-24 niet meer in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter en mr. F.H.E. Boerma en mr. J.A. van Voorthuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 515, vijfde lid, Sv).