De Gemeenten voeren daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
De Gemeenten betwisten dat het door hen vastgestelde tarief van € 37,45 niet reëel is. Dat tarief is kostendekkend voor de redelijk functionerende zorgaanbieder. Dat blijkt ook wel uit het feit dat 19 van de 21 zorgaanbieders akkoord zijn gegaan met het tarief. Zij hebben namelijk zonder protest onvoorwaardelijk ingeschreven op de open-houseprocedure.
De Gemeenten betwisten ook dat zij niet hebben voldaan aan hun onderzoeksplicht. De Gemeenten hebben een uitgebreid kostprijsonderzoek gedaan waarbij 12 van de 17 zittende zorgaanbieders informatie hebben aangeleverd. De Gemeenten hebben die input ingevuld in het VNG-kostprijsmodel. Dat is een gebruikelijke en objectieve manier om een reële kostprijs vast te stellen.
Ook betwisten de Gemeenten zij de onderbouwingsplicht hebben geschonden.
Zij hebben door de antwoorden op vragen van potentiële inschrijvers in de Nota van Inlichtingen deugdelijk onderbouwd waarom het tarief reëel is.
Actief Huiszorg stellen ten onrechte dat het verzuimpercentage van 10% niet kan worden afgeleid uit de input van de zittende zorgaanbieders in de tariefuitvraag. De Gemeenten hebben bij de berekening van het gemiddelde ziekteverzuimpercentage de uitschieters naar boven (13,6%) en naar beneden (5,5%) buiten beschouwing gelaten. Dat heeft geleid tot een “getrimd” gemiddelde van 9,95%. De Gemeenten hebben dat percentage coulancehalve naar boven afgerond op 10%. Het berekenen van een getrimd gemiddelde is een gebruikelijke methode in de statistiek en is in dit geval ook gerechtvaardigd.
Dat het ziekteverzuimpercentage van Actief Huiszorg c.s. in de regio hoger is dan 10% is niet maatgevend.
Het percentage van 5% is het gemiddelde ziekteverzuimpercentage dat op basis van het VNG-kostprijsmodel als reëel tarief is berekend ten behoeve van de huidige contracten die zijn gesloten met zorgaanbieders vóór de coronapandemie. Het percentage is destijds vastgesteld na zorgvuldig onderzoek waarbij de verzuimpercentages van regiogemeenten, de schoonmaakbranche en landelijke verzuimcijfers van het CBS in de VVT-sector zijn betrokken.
Het verzuimpercentage van 7,5% is een representatief gemiddelde van 10% en 5% voor de initiële contractuele looptijd van vier jaar.
De verwachting van de Gemeenten dat het ziekteverzuim de komende jaren zal dalen is realistisch. Uit diverse bronnen blijkt dat die daling inmiddels al is ingezet. De Gemeenten hebben daarnaast ook maatregelen getroffen om de zorgaanbieders in staat te stellen om een lager ziekteverzuim te realiseren.
Zo gaan de Gemeenten zelf een wachtlijst hanteren, worden ruimere werktijden toegestaan en zijn de taaleisen versoepeld. De zorgaanbieders kunnen daardoor hun personeelsbestand verjongen.
De Gemeenten hebben ook voldoende rekening gehouden met sectorspecifieke en regiospecifieke omstandigheden door een uitvraag te doen bij de zittende zorgaanbieders over hun huidige ziekteverzuimpercentage. Die zorgaanbieders zijn allemaal actief in bewuste regio en sector.
De Vernet-cijfers geven geen representatief beeld voor het ziekteverzuimpercentage van de komende jaren omdat voor het verzuimpercentage voor het jaar 2024 met name wordt teruggekeken naar de coronajaren. In die jaren was het verzuim ongewoon hoog.
Actief Huiszorg gaat er zelf kennelijk ook van uit dat het mogelijk is dat haar verzuimpercentage zal dalen. Zij heeft voor 2024 immers een streefpercentage van 8% opgegeven in haar jaarverslag 2023.
Het is juist dat de Gemeenten de cao VVT-loonstijgingen van januari en juli 2024 ten onrechte niet hebben meegenomen in de berekening van het reële tarief. Actief Huiszorg c.s. hebben hun recht om daarover te klagen echter verwerkt. Er zijn tijdens de inschrijvingsprocedure geen vragen over gesteld en door zich in te schijven hebben Actief Huiszorg c.s. zich geconformeerd aan de juistheid van het inschrijfdocument.
Actief Huiszorg c.s. hebben ook onvoldoende belang bij deze klacht. Indien de loonstijgingen wel worden meegenomen in de berekening dan leidt dat namelijk slechts tot een verhoging van het tarief met € 0,01.
Vordering I. kan sowieso niet worden toegewezen. Door een ziekteverzuimpercentage vast te stellen zou de voorzieningenrechter op de stoel van de Gemeenten gaan zitten en bovendien in kort geding een constitutief vonnis wijzen.
Vorderingen IV. en V. kunnen ook niet worden toegewezen omdat de inschrijftermijn al is verstreken en de inschrijvingen zijn ingediend.
Het onder XI., XII. En XII., gevorderde verbod tot intrekking van de open-houseprocedure en het organiseren van een nieuwe procedure zou een disproportionele sanctie zijn. Het publiek belang is ook het meest gebaat bij een spoedige afronding van de procedure.
Vordering XIV. is te onbepaald en dient reeds om die reden te worden afgewezen.
Vordering XV. tot het opleggen van een dwangsom is te onduidelijk geformuleerd. Het opleggen van een dwangsom is ook niet nodig omdat de Gemeenten rechterlijke uitspraken plegen na te komen.