Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter
uit hoe zij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen indien, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt tegen een besluit. Dat staat in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen beslissingen van de raad van 5 november 2024. In deze zaak is de vraag aan de orde of die beslissingen wel als besluiten kunnen worden aangemerkt waartegen op grond van de Awb bezwaar of beroep openstaat.
4. Op 5 november 2024 heeft de raad besloten:
in te stemmen met het scenario “sluiten, slopen en herontwikkelen waarbij de sporthal gehandhaafd blijft;
het 25-meterbad van Mosaqua niet tijdelijk open te houden;
fase 2 van de gebiedsvisie Landsraderweg te starten;
aan alle inwoners van de gemeente waarvoor het niet meer mogelijk is af te zwemmen in Mosaqua het zwemdiploma A te halen te compenseren met een tegemoetkoming ter hoogte van € 500;
aan alle inwoners van de gemeente waarvoor het niet meer mogelijk is af te zwemmen in Mosaqua het zwemdiploma B te halen te compenseren met een tegemoetkoming ter hoogte van € 200;
het college op te dragen om voor die inwoners die logistieke- en/of financiële belemmeringen hebben een passende tegemoetkomingsregeling te hanteren in plaats van een compensatie;
dat inwoners van de gemeente zo snel mogelijk na het wegvallen van zwemwater in de gemeente gebruik kunnen maken van zwemwater tegen een gereduceerd tarief (minimaal 50% korting) bij één of meerdere zwembaden in de regio; het college maakt zo spoedig mogelijk bekend welke zwembaden onder deze regeling vallen;
voor de beslispunten 4 t/m 7 in totaal € 125.000 structureel te reserveren en dit te verwerken in de eerstvolgende begrotingswijziging;
het college op te dragen de raad zo spoedig mogelijk en periodiek te informeren over de voortgang;
een onderzoek te laten uitvoeren naar de haalbaarheid van de realisatie van een doelgroepen zwembad in de gemeente, met daarbij aandacht voor mogelijke locaties, de financiële haalbaarheid en de exploitatiemogelijkheden;
de kosten en risico’s voor de gemeente maximaal € 170.000 per jaar bedragen en onderzoeken of de omliggende gemeenten of andere overheden voor eenzelfde jaarlijks bedrag willen deelnemen;
te onderzoeken of er partners gevonden kunnen worden die een eenmalige bijdrage in de stichtingskosten willen voldoen;
in dit onderzoek de wensen en behoeften van de betrokken doelgroepen en verenigingen mee te nemen;
de resultaten van dit onderzoek aan de gemeenteraad voor te leggen, zodat een weloverwogen besluit kan worden genomen over de toekomst van zwemvoorzieningen in de gemeente.
5. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit betekent onder meer dat een besluit moet zijn gericht op externe rechtsgevolgen.
Op grond van artikel 8:3, eerste lid van de Awb kan, voor zover hier van belang, geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een beleidsregel.
6. De beslissingen 1 t/m 3 om in te stemmen met een bepaald scenario, om een zwembad niet langer tijdelijk open te houden en om een bepaalde fase van een gebiedsvisie te starten zijn niet gericht op rechtsgevolgen. De beslissingen 4 en 5 gaan over een compensatieregeling voor inwoners van de gemeente. Daarmee heeft de raad kennelijk beoogd om beleid vast te stellen. Tegen een beleidsregel kan echter op grond van de Awb geen bezwaar of beroep worden ingesteld. De beslissingen 6 en 9 betreffen een opdracht aan het college en zijn alleen daarom al niet gericht op externe rechtsgevolgen. De beslissingen 7 en 8 betreffen voorbereidende beslissingen van de raad die geen zelfstandige rechtsgevolgen hebben. De beslissingen 10 tot en met 14 betreffen onderzoek dat de raad wil laten uitvoeren. Het uitvoeren van een onderzoek is een feitelijke handeling. Daarom zijn ook die beslissingen niet gericht op rechtsgevolgen.
7. Gelet op het voorgaande zijn de beslissingen geen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Voor zover de beslissingen de vaststelling van beleid inhouden, kan daartegen op grond van artikel 8:3, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep worden ingesteld. De stelling van verzoeker dat de beslissingen directe en ingrijpende gevolgen hebben voor burgers, bedrijven en de gemeentelijke financiële exploitatie, leidt niet tot een ander oordeel. De bestuursrechter is niet bevoegd om rechtsbescherming te bieden tegen beslissingen die niet kunnen worden aangemerkt als een besluit of waartegen om andere redenen geen bezwaar en beroep openstaat.
8. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bezwaar van verzoeker naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het bezwaar heeft dus geen redelijke kans van slagen. Nader onderzoek of een zitting zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot een andere conclusie kunnen leiden. De voorzieningenrechter acht het verzoek daarom kennelijk ongegrond.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen reden voor een vergoeding van de proceskosten.